Boek C
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
.
Inhoud:
Campbell, Joseph
Camper, Peter
Capra, Fritjof
Carpenter, William Benjamin
Castaneda, Carlos
Cattle mutilations
Cayce, Edgar
Celtherapie
Chakra' s
Chamberlain, Houston Stewart
Channeling
Charcot, Jean-Mattin
Campbell, Joseph , (I904-I987) Amerikaans mytholoog. Volgens Campbell is alle mythologie gebaseerd op het basisverhaal van de reis van de held, die onderweg moeilijkheden ondervindt en deze overwint, en zo uiteindelilk triomferend terugkeert. Het feit dat mythen en sagen van verschillende culturen soms zo opvallend veel op elkaar kunnen lijken, werd volgens hem veroorzaakt door het * collectief onderbewuste (een uitvinding van de psycholoog Carl *Jung). Bekende werken van Campbell zijn The hero with a thousand faces (1948), The way of animal powers (1983) en The inner reaches of outer space (1984). In laatstgenoemd werk heeft hij ook nog enige lovende woorden over voor de *morfogenetische velden van bioloog Rupert Sheldrake.
Camper, Peter, (I722-I789) Nederlands anatoom, natuuronderzoeker en tekenaar. Camper was de bedenker van de gezichtshoek, en daarmee een van de grondleggers van de wetenschappelijke schedelmeetkunde, de * craniometrie. Camper ergerde zich aan het feit dat veel collega-schilders als ze het kindeke Jezus schilderden, het hoofd van een volwassene als model gebruikten, en dat ze, als ze de zwarte koning Caspar (een van de drie koningen) moesten schilderen, vaak niet meer deden dan een blank model zwart maken, waardoor hij helemaal niet op een echte neger leek. Camper verbond dit probleem met de vraag wat de k1assieke Griekse beeldhouwkunst nu juist maakte tot het summum van schoonheid. Om hierop een antwoord te geven, onderzocht hij de vorm van het menselijk gezicht. Hij trok een denkbeeldige lijn van de ooropening naar de basis van de neus, en een raak1ijn van het meest voor uitstekende punt van de bovenkaak naar het voorhoofd. De hoek tussen deze twee lijnen doopte hij de 'gezichtshoek', en Camper constateerde dat verschillende rassen verschillende gezichtshoeken hadden. Zwarten hadden de kleinste gezichtshoek (de meest vooruitstekende kaken), de leden van het mongoolse ras hadden een iets grotere en blanken hadden de grootste gezichtshoek (tegen de 90 graden). Ook het raadsel van de Griekse schoonheid kon hij hiermee oplossen. De koppen van Griekse beelden hadden een gezichtshoek van tussen de 90 en lOO graden, en waren daarmee weer nét even 'beter' dan de gezichten van blanken. Campers onderzoek (in 1791 postuum gepubliceerd) was dus in wezen esthetisch van aard en niet wetenschappelijk. Dat nam niet weg dat de wetenschap dankbaar gebruik zou maken van de door hem ontwikkelde methoden. Bron Gould, S.J., Bullyfor brontosaurus. New York, 1991.
Capra, Fritjof. Auteur van het boek The Tao ofphysics (1975), waarin hij een verband legt tussen Tao (Chinees: weg) en *kwantummechanica. Het natuurkundige idee dat op microscopisch niveau elke meting een verstoring inhoudt van wat gemeten wordt, verbindt hij met het *New-Age-idee dat iedereen zijn eigen werkelijkheid schept. Capra gooit alles wat 'oosters' is op één hoop en meent dat het oosters denken uiteindelijk mystiek is. Daarmee negeert hij de enorme veelzijdigheid van het geestelijk leven in de afgelopen 25 eeuwen tussen Karachi en Kyoto. Aan de andere kant begrijpt hij niet waar natuurkunde (ook de moderne) over gaat: feitenkennis over specifieke objecten, losgemaakt van levensbeschouwelijke vragen. Het is wel leuk om een vage gelijkenis te zien tussen een bellenvatfoto uit pakweg 1980 en de dans van Sjiva zoals uitgebeeld door laat-middeleeuwse Zuid-Indiase kunstenaars. Maar op grond van vage gelijkenissen tussen zelf uitgekozen details verstrekkende conclusies trekken is gewoon occultisme. Wat Capra te vertellen heeft over het oosters denken deugt niet, zijn weergave van de kwantummechanica deugt evenmin en bij de vergelijking van de twee haalt hij de letterlijke en de overdrachtelijke betekenissen van woorden door elkaar. Bron Doorman, S.J., 'Oosters denken en hedendaagse fysica ?" Nederlands tijdschrift voor natuurkunde, 1987.
Carpenter, William Benjamin, (I8I3-I885) Engels medicus, fysioloog en bioloog. Carpenter was een vooraanstaand en veelzijdig geleerde. Hij begon zijn loopbaan met de bestudering van het zenuwstelsel van ongewervelden. Daarna richtte hij zich op de fysiologie van het menselijk zenuwstelsel, maar na 1850 hadden microscopisch kleine diertjes in de zee, zoals Foraminifera zijn grootste aandacht. Carpenter was van 1856 tot 1879 Registrar van London University. Hij interesseerde zich diepgaand voor alles wat raakvlakken met wetenschap en godsdienst had. Hij was uiterst kritisch over de verhalen die *Crookes en *Wa1lace over hun ervaringen met *spiritisme vertelden. Carpenter steunde Charles *Darwin, hoewel hij in zijn recensie van The origin ofspecies schreef dat hij het toch niet helemaal eens was met Darwin: dat de mens een gemeenschappelijke voorouder met de chimpansee zou kunnen hebben, ging hem toch te ver. Carpenter bedacht in 1852 de term 'ideomotoreffect' , voor het verschijnsel dat ideeën, gedachten dus, de spieren kunnen besturen zonder dat de wil daar aan te pas komt. Dit is een heel gewoon verschijnsel dat optreedt bij de meeste handelingen, bijvoorbeeld schrijven, spreken of een voertuig besturen (* dissociatie). Maar ook de onwillekeurige bewegingen die toeschouwers van actiefilms maken en het verschijnsel van voetballers die recht op de doelman schijnen te mikken vallen eronder. Veel 'paranormale' informatiestromen zijn ook vormen van het ideomotor-effect: het *ouijabord of planchette, het glaasjedraaien, het gebruik van *wichelroede of *pendel en het *tafeldansen (*Faraday, M.). Carpenter beschreef veel van dit soort zaken in het boek Mental physiology (1874). Circa 1945 zouden psychologen als H.J. Eysenck en anderen het verschijnsel *hypnose ook via het ideomotor-effect verk1aren. Dieren kunnen leren te reageren op bewegingen die mensen maken bij bepaalde gedachten (*Slimme Hans, *Lady Wonder), het succes van handlezers (*handlijnkunde) berust hier ook gedeeltelijk op: de bewegingen van de hand verraden de gedachten, en daar maken sommige mentalisten ook gebruik van. De Franse scheikundige M.E. * Chevreul kwam wat betreft pendel en wichelroede onafhankelilk tot de conclusie dat deze dingen bewegen onder invloed van het geloof van degeen die ze vasthoudt.
Castaneda, Carlos, (I925) Amerikaans auteur, beroemd om de serie boeken, beginnende met zijn dissertatie The teachings of Don Juan (1968), over zijn vermeende contacten met een medicijnman van de Mexicaanse Yaquistam genaamd don Juan Matus. Castaneda zou deze tovenaar in 196o hebben ontmoet, en van 1961 tot 1968 zijn leerling zijn geweest. Daarna zou hij nog verscheidene malen naar don Juan zijn teruggekeerd. Don Juan zou hem een andere werkelilkheid hebben leren ervaren door middel van drugs en magie. Castaneda's boeken werden zeer populair, en hebben veel bijgedragen aan de opkomst van de *New-Age beweging. Richard de Mille heeft beargumenteerd dat Castaneda's boeken hoogstwaarschijnlijk van A tot z verzonnen zijn.. Volgens de antropoloog Jay C.. Fikes, die hier ook in Gordon Steins encyclopedie over schrijft, bevatten de boeken van Castaneda niets van waarde, noch omtrent de Indiaanse spiritualiteit, noch omtrent geestverruimende middelen. Castaneda is een geboren verteller, die zich graag in raadselen hult. hij waarschuwr interviewers bilvoorbeeld dat hij hen van alles op de mouw zal gaan spelden.. De boeken zijn op dezelfde wilze tot stand gekomen. Bron Stein, G.., Encyclopedia of hoaxes. Detroit, 1993.
Cattle mutilations. Het vermeende doden en verminken van runderen in het open veld door onbekenden. De geruchten hebben het over leden van satanische sekten of buitenaardse wezens. Amerikaanse veehouders (die gewoonlilk over enorme hoeveelheden runderen en enorme weidegebieden beschikken) treffen regelmatig kadavers aan van dieren die op de een of andere manier aan hun eind zijn gekomen, en vaak ook zijn aangevreten door aaseters. In 1973 gingen er echter in Kansas en Minnesota verhalen rond dat sommige dieren opzettelijk waren gedood en verminkt. De daders zouden slechts geïnteresseerd zijn in bepaalde lichaamsdelen (ogen, tong, lippen, anus, geslachtsdelen), en deze met 'chirurgische' precisie verwijderen. Volgens de geruchten waren dat aanhangers van satanische sekten. Kritische onderzoekers (Kenneth Rommel bijvoorbeeld, die de zaak in 1980 grondig uitzocht) stelden vast dat de dieren hoogstwaarschijnlijk natuurlijke wijze aan hun eind waren gekomen, en dat de curieuze 'snijwonden' het werk waren van kleine aaseters. Maar dergelijk kritisch onderzoek, had nauwelijks effect op de geruchtenstroom. Inmiddels circuleerden er geruchten over door satanisten gebruikte 'spookhelikopters' . De mythe van de cattle mutilations nam in datzelfde jaar 1980 weer een nieuwe wending dankzij de documentaire Strange harvest. Hierin werd gesuggereerd dat *UFO ' s en buitenaardse wezens wel eens verantwoordelilk zouden kunnen zijn. Ondanks het feit dat iedere vorm van bewijs ontbrak en ondanks de publicatie van Mute evidence (1984), van Daniel Kagan en Ian Sumners, die een werkelijk vernietigend oordeel vellen - is deze 'buitenaardse verk1aring' zeer populair geworden. Cattle mutilations maken nu onderdeel uit van de geruchten over de *Grote samenzwering, verkondigd door rechts-extremisten als William *Cooper. De buitenaardse wezens zouden op zoek zijn naar 'nieuw, genetisch materiaal om hun eigen gedegenereerde genen te vervangen, en krijgen medewerking van de regering in ruil voor hun buitenaardse technologie. Om diezelfde reden onrvoeren en verkrachten de UFO nauten ook menselijke slachtoffers (* abductions). Bron Clark, 1., Encyclopedia ofstrange and unexplained physical phenomena. Detroit, 1993.
Cayce, Edgar
, (I877-I945) Amerikaanse helderziende en paranormaal genezer. Cayce (spreek uit: Keelsie) was al jong overtuigd van zijn bijzondere gaven en had rond de eeuwwisseling al een bloeiende praktijk. Spoedig circuleerden onder zijn aanhangers de anekdote die hem later zo beroemd zouden maken: over het reeds als kind genezen van familieleden en het uit het hoofd leren van boeken door er een nachtje op te gaan slapen. Cayce specialiseerde zich in het in trance (*hypnose) 'doorgeven' van medicijnen. Zijn sessies leken veel op die van de hem bekende ziener Andrew Jackson *Davis.. Zijn recepten waren voor een groot deel ontleend aan de plattelandsfolklore en adviezen van homeopaten (*homeopathie) en chiropractors, (*chiropractie) maar er waren ook regelmatig curieuze, soms ronduit weerzinwekkende voorschriften bij (bedwantsensap). Cayce was een van de eersten die het cyanidehoudende 'antikankermiddel' *Laetrile aanbevalen. Aanvankelijk doorspekte hij zijn voorschriften met bijbelcitaten, maar zo halverwege de jaren , 2O raakte hij geïnteresseerd in *Atlantis en de *Tien Verloren Stammen en begonnen dit soort zaken zijn gebabbel binnen te sluipen. Volgens Cayce was de man van *Piltdown eigenlijk een gevluchte Atlantiër. In 1931 richtte hij de Association for Research and Enlightenment op. Deze organisatie bestaat nog steeds en beschikt over zo'n 30 000 stenografische verslagen van zijn tranceboodschappen. De wetenschappelijke waarde van deze verzameling is praktisch nihil, aangezien iedere objectieve beoordeling van de door Cayce behandelde kwalen ontbreekt en ook niet uitgezocht is of zijn 'recept' ook heeft gewerkt. Ondanks alle prachtige anekdotes over zijn genezingen heeft Cayce nooit ingestemd met een wetenschappelijk onderzoek naar zijn gaven. In latere levenslaren concentreerde Cayce zich op het voorspellen van de toekomst, van individuen en van de mensheid in het algemeen. Erg veel succes heeft hij daarmee niet gehad. Naar verluidt heeft hij mensen die schriftelijk verzochten om advies, een lang leven beloofd terwijl ze inmiddels al overleden waren. Andere voorspellingen van Cayce waren de verrijzenis van Atlantis voor de kust van Florida in 1968/69 en de wederkomst van Christus in 1998. Cayces enorme populariteit berust op het volstrekt kritiekloze boek Edgar Cayce. the sleeping prophet (1967) van J.. Stern.
Celtherapie. Door de Zwitserse arts Paul Niehans (1882-1971) omstreeks 1930 bedachte *alternatieve geneeswijze. Hij en zijn navolgers spoten prominente lieden (Pius Xll en naar verluidt ook Adenauer, Eisenhower, Churchill, Fidel Castro, Marlene Dietrich, Somerset Maugham en hartchirurg Christian Barnard) in met fijngeprakte ongeboren lammetjes. Een variant werkt met kalverthymus (zwezerik), in de jaren '50 bedacht door de Zweedse dierenarts Sandberg. Het idee was dat je met zulke jonge cellen weer jong wordt.. In sommige versies worden fijngeprakte hartjes of levertjes voor hartrespectievelijk leverproblemen toegediend. De werkelijkheid is dat lichaamsvreemd materiaal subiet wordt afgebroken in het lichaam, maar dat sommige mensen er erg ziek van kunnen worden. In 1955 waren er al 30 dodelijke ongelukken met deze methode gebeurd. Gezien het feit dat schapen en koeien wel eens lijden aan scrapie of gekkekoeienziekte zou celtherapie ook wel eens onbedoelde effecten op de wat langere termijn kunnen hebben, maar over concrete gevallen is tot nu toe niets bekend.
Chakra' s, (Sanskriet: cakra = wiel) Volgens het hindoeïsme en boeddhisme zeven speciale punten in het menselijk lichaam. De chakra's nemen van onder naar boven toe in complexiteit.. Ze heten: muladhara (onder aan de wervelkolom), svadisthana (bij de geslachtsdelen), manipurna (bij de zonnevlecht), anahata (bij het hart), visuddha (bij de keel), ajna (tussen de ogen, het 'derde oog') en sahasrara (net boven het hoofd). Ze zijn verbonden door een soort buizenstelsel. De chakra's en het bijbehorende buizenstelsel zijn slechts beelden die de yoga zich bij het mediteren moet voorstellen.. Ze hebben geen reële betekenis. Dat neemt niet weg dat helderzienden en paranormaal genezers nogal eens beweren iemands chakra's te kunnen zien, of dat het een soort transformatorhuisjes zijn of iets dergelijks.
Chamberlain, Houston Stewart, (I855-I927) Brits protonazistisch schrijver. Chamberlain, zoon van een Britse admiraal, werd al op jonge leeftijd naar het buitenland gestuurd om daar ondetwijs te genieten, en nadat hij in Wenen was beland, in 1889, ontpopte hij zich als een germanofiel en een felle antisemiet. Zijn eerste publicaties gingen over het werk van de Duitse componist Richard Wagner (1813-1883). hij was erg gecharmeerd van de manier waarop Wagner de Teutoonse helden verheerlijkte.. Een andere door hem aanbeden Duitser was Paul Anton de Lagarde, (1827-1891) een vooraanstaand filosoof van de * volkische beweging. Chamberlain bewonderde met name de manier waarop De Lagarde de perfide rol van het loodse ras had 'ontmaskerd'. in 1899 publiceerde hij Grundlagen der neunzehnten Jahrhunderts, een uitgebreide analyse van de Europese cultuur en geschiedenis. Chamberlain zag de geschiedenis als één grote strijd tussen het nobele, geestelijke ras der *Ariërs en het materialistische, allesvernietigende Semitische ras. (Daarnaast onderscheidde hij nog een onbelangrijke 'chaos van volkeren'.) Zodra de Ariërs de Semieten hadden verslagen, konden zij beginnen aan de stichting van hun wereldomvattende, schitterende rijk. Chamberlains meest curieuze vondst was dat de pan-Germaanse filosofie niet in tegenspraak was met het uit het jodendom voortgekomen christendom, omdat Christus geen jood was maar een Ariër, afkomstig uit het 'Arische , Galilea! Het Nieuwe Testament was in wezen het verslag van de strijd tussen deze wijze Ariër en zijn joodse vijanden.. Chamberlain had een en ander ontleend aan de Franse filosoof De *Gobineau, met dit onderscheid dat hij de verschillen tussen de rassen niet cultureel maar zuiver biologisch definieerde.. Het werk zou weer grote invloed uitoefenen op Arthur Moeller van den Bruck, ook een volkisch filosoof en de bedenker van de later door *Hitler overgenomen term Derde Rijk. Chamberlains blinde bewondering voor het Duitse keizerrijk zorgde er echter voor dat hij nooit echt aansluiting heeft kunnen vinden bij deze revolutionair-conservatieve stroming. In 1907 huwde hij de dochter van Wagner, Eva (een vrouw die nog steeds vervloekt wordt door Wagner-biografen vanwege de vele brieven en documenten die ze heeft verdonkeremaand), vestigde zich in Bayreuth en was mede-organisator van de jaarlijkse Festspiele. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bleek hij een fel verdediger van de Duitse oorlogsinspanning, en in 1916 werd hij Duits staatsburger een hoge Duitse onderscheiding had hij het jaar daarvoor al gekregen.. De Duitse nederlaag was voor hem een geweldige slag, maar zijn stemming verbeterde flink in 1923, na een bezoek van nazi-leider Adolf Hitler en nazi-filosoof Alfred *Rosenberg. Rosenberg droeg zijn eigen Mythos der zwanzigsten Jahrhunderts aan hem op. Chamberlains laatste boek was Rasse und Personlichkeit (1925) .
Channeling. Het doorgeven van boodschappen zogenaamd afkomstig van niet-materiële entiteiten door 'channeling mediums'. De term dateert uit de jaren '50, toen Amerikaanse * contactees haar gebruikten voor hun contacten met buitenaardse beschavingen.. De boodschappen der entiteiten zijn voornamelijk mora1istisch en quasi-filosofisch. Channeling is de moderne variant op het converseren met geesten uit de tijd van het *spiritisme.. Channeling brak door dankzij het boek Seth speaks (1972) van het * medium lane *Roberts.. Een tweede golf van belangstelling werd veroorzaakt door het boek Out on a limb (1983) van de actrice Shirley MacLaine (geb.. 1934). Hierin beschrijft ze haar ervaringen met het medium Kevin Ryerson, die tijdens zijn trance verder sprak met de stem van ene 'John de Esseen' en een Ierse zakkenroller genaamd MacPherson.. Channeling is in de loop van de jaren '80 uitgegroeid tot een van de meest karakteristieke onderdelen van de *New-Agebe weging. Bekende channelers (naast Roberts) zijn J.Z. *Knight, Ruth *Montgomery en lach *Pursel.
Charcot, Jean-Mattin, (I825-I893) Frans neuroanatoom. Charcot was al een wereldberoemd medicus toen hij zijn belangstelling richtte op het verschijnsel *hysterie. Charcot werd in 1862 directeur van het Parijse Salpetriere-hospitaa1. Daar had hij veel uiteenlopende patiënten, waaronder velen met neurologische en psychiatrische k1achten. Het waren met name de hysterici die zijn aandacht trokken, en hij was van plan deze kwaal te onderzoeken door middel van de anatomisch-k1inische methode (waarbij getracht wordt bil iedere ziekte een anatomische afwijking te vinden) waarmee hij in de voorafgaande laren opmerkelijke successen had geoogst. Charcot kwam tot de conclusie dat hysterie veroorzaakt werd door een (erfelijk) mankement aan de hersenen. In de hersenen van hysterici konden gedachten zich aan de invloed en controle van het bewustzijn onttrekken, en zich zo nu en dan manifesteren in de vorm van hysterisch gedrag. Naast deze ongrijpbare theorie ontwikkelde Charcot ook een uitgebreide fenomenologie van de hysterische aanval. Hysterie werd volgens hem gekenmerkt door enerzijds 'stigmata' (symptomen als plotselinge gevoelloosheid, beperking van het gezichtsvermogen en hoofdpijn) en anderzijds ernstige hysterische aanvallen, door hem la grande hystérie gedoopt. Hierbij gaat de patiënt achtereenvolgens wild om zich heen slaan, zich in de vreemdste bochten wringen, vervolgens allerlei onmogelilke houdingen aannemen (beroemd was de 'hemelboog' met de buik naar boven gespannen en het lichaam rustend op handen en voeten) om tot slot terecht te komen in de volstrekt onbestemde 'afsluitende fase' . Kenmerkend voor hysterici was verder de 'ovarie'. het verschijnsel dat de arts aanvallen kon starten of stoppen door op de onderbuik van de patiënt te drukken, om precies te zijn op de baarmoeder en eierstokken.. (Een 'ontdekking' die aansloot bij de populaire *reflextheorie.) Charcot beschouwde hysterie dus als een in wezen organische afwijking.. Wat hij zich (overtuigd van zijn unieke gaven) onvoldoende realiseerde, was dat zijn theorie onbewijsbaar was (de zich afzonderende gedachten waren en bleven onzichtbaar) en dat zijn hele systeem gebaseerd was op suggestie: de patiënten gedroegen zich zo omdat de grote geleerde en zijn assistenten dat verwachtten. Dat was ook het verwijt dat zijn tegenstanders, met name de leden van de School van *Nancy, hem maakten. Maar Nancy lag ver van Parijs, en ondanks de kritiek gold Charcot tot aan zijn dood als dé autoriteit op het gebied van hysterie. Tientallen kwamen wekelijks naar zijn demonstraties kijken, en ambitieuze neuroanatomen uit heel Europa (bijvoorbeeld de jonge Sigmund *Freud) liepen stage bij hem. Na zijn dood verdween la grande hystérie echter opvallend snel uit de belangstelling. De arts lules-Joseph Délerine (1849-1917), die in 1895 naar het Salpetriere kwam, verbood de patiënten simpelweg om de symptomen nog langer op te voeren, en dat hielp uitstekend.. Binnen enkele decennia lag Charcots reputatie aan scherven. Bron Shorter, E., From paralysis to fatigue. New York, 1992.