DESCARTES RENÉ

VIERHONDERD JAAR, HELDER DENKEND, ONDERSCHEIDEN
René Des Quartes, Heer van Perron in Poitou, werd op 31 maart 1596 te La Haye in de Touraine geboren als zoon van een conservatieve adellijke familie. Zijn moeder stierf jong. Zijn vader liet hem het verstand ontwikkelen op de Jezuïetenschool van La Fleche. Hij verbleef er vanaf 1604 zeventien jaren, werd een creatieve specialist in de algebraïsche behandeling van meetkundige verhoudingen. Na deze opleiding volgde een korte militaire carrière te Breda onder Prins Maurits van Nassau ten tijde van de godsdiensttwisten, en studie aan de academie te Franeker. Die leverde hem verknochtheid aan de vrije lucht boven de omheinde akkertjes van het Hollandse geestelijke landschap. Hij vond er in 1637 een uitgever voor zijn baanbrekende opvattingen in Jean Maire te Leiden, nadat hij in de dertigjarige oorlog militair strateeg was in Duitsland.
Hij analyseerde, nauwelijks uit de korte broek, de destijds populaire 'sluitredenering' (het syllogisme van Aristoteles) tot in het merg en bevond deze geschikt voor het ordenen van gedachten, maar ongeschikt voor het oplossen van problemen, laat staan het krijgen van nieuwe inzichten. Hij zei: 'Voor mij is de wiskunde de enige wetenschap, die werkt vanuit innerlijke zekerheid. Wiskunde vergelijkt én lost problemen op`. 'Slechts de analyse van wat de mens zich voor de geest kan halen is de weg tot zekerheid', zo stelde hij vast en tilde daarmee het individuele (zelfstandig!) redeneren over het hoge scholastieke hek rondom de duistere Middeleeuwen in een lichtende vrijheid.
1996 is het jaar waarin Descartes en zijn 'Vertoog over de methode`, annex de 'Overpeinzingen', worden herdacht. Descartes' ' methode' was het zoeken naar regels (een publicatie heette `Regels ter leiding van het verstand`) volgens welke de grondslagen van de kosmos werkzaam zijn.

In Descartes balt zich de opgezamelde twijfel samen over de overgeleverde kennis~ de boekenwijsheid der ouden. Hij schrijft in zijn Overdenkingen: 'Reeds enige jaren geleden heb ik gemerkt hoe vele dingen, die ik in mijn jeugd als waar aannam, onwaar zijn en hoe twijfelachtig al hetgeen is, dat ik later daarop gebouwd heb en dat daarom alles tot de grond toe afgebroken en vanaf de eerste grondslagen opnieuw begonnen moet worden. wil ik eindelijk iets zekers en blijvends in de wetenschappen kunnen opstellen'.

DROOM
Het onderdrukken van twijfel was voor Descartes géén middel tot oplossing van het probleem van waarheid en zekerheid. `Onderdrukking van de twijfel is als het denken van een opgesloten mens, die droomt dat hij vrij is en zijn droom niet gaarne loslaat.` Bij het noemen van de naam Descartes springt, als het speeksel in de bek van de hond van Pavlov bij het belletje, ons de zin `Ik denk dus ik ben` in de gedachte. De vraag daarbij is of wij wel net zulke gebruikers van gezond verstand zijn geworden als Descartes bewust beoogde te zijn. Zelfonderzoek en twijfel zijn voor deze filosoof de middenstreep op de koninklijke weg naar waarheid. Welke vrijmetselaar wil deze weg niet volgen?
Het denkwerk van Descartes is tenslotte toch ook een actueel vertrekpunt van de moderne twijfelaars geworden, die zijn oeuvre willen bekijken als onverzettelijke relicten uit het gietijzeren tijdvak waarmee je wel kunt twijfelen maar niet meer tot nieuwe vormgeving van de filosofie kunt geraken.
Tegenstanders van zijn 'ik`-standpunten en zijn doorgezette rationalisme achten hem zo ongeveer de vader van het egocentrisme en een overdreven zelfonderstreping. Een Descartes jaar geeft echter gelegenheid ook maar eens aan de geldigheid van al deze filosofische kinnesinne te twijfelen. Tevens om vast te stellen, dat de denker die zijn geesteskinderen in Holland in druk gaf, nog steeds de vetste streep zet onder het benutten van menselijk gezond verstands mits daarbij zekere normen, zeg onderlinge afspraken, worden gemaakt over het juiste gebruik ervan. Juist gebruik kan niet eerder gebeuren dan nadat een individu zijn persoonlijke hoeveelheid gezond verstand op eigen kracht heeft ontdekt en hij zijn, in de opvoeding overgeërfde papegaai uit het na-denken heeft heengezonden. Men moet leren zichzelf te zijn en te durven alles systematisch en tot de grond toe af te breken. Waardoor men, aldus Descartes, vervolgens zal ontdekken dat deze activiteit de innerlijke strijd ontmaskert tussen de kennis en de wil. Ook brengt het sloopwerk tenslotte toch de onscheidbaarheid van lichaam en ziel aan het licht, die zich niet uit elkaar laten analyseren.
Desc.jpg - 6997,0 K
HELDER
Zintuiglijke kennis is naar Descartes' bevinden nooit 'helder'. juist omdat onze weinig nauwkeurige zintuigen er een rol in spelen. Wie bij zichzelf te rade gaat volgens de cartesiaanse opvatting ontdekt, dat de twijfel van Descartes zich uitstrekt over alle dingen, over wereld en God, maar ook dat één ding zich aan die twijfel onttrekt, nl. het denkende subject, dat tegelijk subject is van diezelfde twijfel.
Wij kunnen desnoods van onszelf denken, dat wij er helmaal niet zijn, maar je denkt en dus ben je er wel. Je bestaat. 'Cogito ergo sum' is het eerste en zekerste, dat bij een ieder die ordelijk nadenkt in de gedachte komt. En uit dit inzicht leert Descartes, dat het onmogelijk is te denken tenzij men bestaat. Het denken is voor Descartes de spil waarom alles draait, en die de voorrang heeft boven alle kennis van de wereld.
Dat denken is slechts 'claire et distincte', helder en bepaald. 'Claire' slaat hier op het bewustzijn, 'distincte' op het analytische onderscheid dat te maken valt tussen denkbeelden.
' Bestaan er dan ook dingen buiten ons?', zo vraagt hij zich af. Er zijn, luidt zijn antwoord, soorten van substanties, die wij ons voorstellen, God, engelen, mensen, dieren en stoffen. Het is mogelijk dat wij zelf de oorzaak van deze voorstellingen zijn; wij zouden ons eigen droombeeld kunnen zijn...

VOLMAAKT
Eén voorstelling onderscheidt zich echter van alle andere: de voorstelling van God. Wij zouden zelf volmaakt moeten zijn om de voorstelling van een volmaakt wezen te kunnen voortbrengen. Ik ben niet zelf de veroorzaker van mijn bestaan, ik kan het niet verlengen en niet zelf in stand houden, zo redeneert de filosoof. 'Daaruit (dat ik besta) en de voorstelling bezit van een volmaakt wezen, volgt met volledige duidelijkheid dat God ook bestaat'. Hier blijft Descartes kind van zijn tijd, waarin men uitgaat van de evidente menselijke onvolmaaktheid, die zijn grond vindt in de idee van het bestaan van een volmaakt wezen.
In vierhonderd jaar denken na Descartes is de filosofie in totaal andere vaarwateren gekomen, maar is zich blijven spiegelen aan de bronwaterklare manier van analyseren die Descartes wilde. Descartes vond weten zonder kennis geen inzicht en paste voor de aanvaarding van openbaringen, waarin een fundering van de kennis ontbreekt. Het weten heeft op die manier geen waarde, zo oordeelde hij. 'Al hadden wij elk woord van Plato en Aristoteles gelezen, wij zouden zonder zekerheid van eigen oordeel geen stap verder zijn gekomen in de filosofie. Onze historische kennis wordt weliswaar vermeerderd, maar niet ons weten'. Descartes vindt dat kennis ervaringskennis moet zijn, waarbij het denken impliciet eveneens zulke eigen ervaring oplevert.
De vraag dringt zich op of, nu wij hedendaagse mensen zoveel ouder worden dan onze voorvaders, wij noodzakelijkerwijze over meer ervaring en dus meer weten beschikken. Zijn wij wijzer? Universeler? Descartes behoorde tot een wereld waarin de homo universalis ervaring en weten in één brein verzamelde teneinde zichzelf in staat te stellen de oorsprong van het grote verband te ontraadselen.
Vandaag weten wij veel meer dan die voorbije, legendarisch geworden homo universalis en hebben wij met behulp van (Descartes'!) analyse zelfs alle wetens- en kenniskracht van vele breinen leren zetten op een enkel specialisme. Op één punt. Sartre beschouwde zich nog als een cartesiaanse filosoof in de zin van zoeker te zijn naar een radicaal nieuw begin. Na hem is te veel om op te noemen, overal radicaal opnieuw begonnen .
De filosofen van het 'gedifferentieerde denken' bijvoorbeeld zijn uiterst fantasierijk omgesprongen met de dialectiek en met de tegenstellingen die de dialectiek tot strijd radicaliseert. Moderne filosofen proberen mensen hun maskers af te trekken. Te ontmaskeren hoe zij denken in hun machtzoekend willen. Een van die maskers is volgens hen vandaag het humanisme, dat in een crisis van metafysische grondslagen en politieke neerslagen is terechtgekomen. Deze filosofie lijkt ver af te staan van de door Descartes vierhonderd jaar geleden doordachte subjecten.
Tegenwoordig filosofeert men minder hevig vanuit Zichzelf (Mij) dan wel meer over De Ander, en dan vooral over de relatie tussen de beide Levinas).
Wittgenstein heeft bovendien de mens aangevallen met ontmaskering van zijn kennis, die uiteindelijk iets 'onbepaalds' blijkt te zijn en allerminst een zekerheid. Hij heeft wetenschap gekenmerkt als een onzekerheidsrelatie met de werkelijkheid. Maar dit alles kon niet gebeuren zonder het gezonde verstand te gebruiken als een 'filosofische legering van intellectuele helderheid en subtiele scherpzinnigheid' (P.L. Assoun), die de fenomenologie zo heeft gekenmerkt, maar die door Descartes voor het eerst goed voor gebruik gereed werd gemaakt. En dàt nu gebeurde in de eeuw, waarin ook Vrijmetselarij zijn eerste Landmerken plaatste. Besloten kringen van vernieuwers wilden (weliswaar met de beperking van het bewust herkennen van het onbereikbare volmaakte) mannen de blinddoek afnemen en de durf geven om met gezond verstand zelf op zoek te gaan naar waarheid. Ze zijn niet als de filosofen van het dagelijks brood verpolitiekt, maar individualisten gebléven. Net als René Descartes was.
Wim G. Ket
Literatuur:
René Descartes 'Vertoog over de Methode', ingeleid door Prof.dr. Pos (1937).
Filosofie Magazine - Januari 1996.
Hedendaagse Franse Filosofen - Prof.dr. P.L. Assoun 1987.
Encyclopedieën.