Maçonnieke encyclopedie-F.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


fakkel
Fama
fasces
fazant
feniks
fica-gebaar
Flora
Fortuna







fakkel , in symbolische zin en in ceremoniën meer dan louter een lichtbron. Met zijn sterk flakkerende vuur lijkt hij de omgeving bijna tot leven te brengen, en hij wordt dan ook vaak bij getuigende manifestaties gebruikt. Fakkels spelen een rol in tal van mysteriënculten, zoals in het Mithras-ritueel, waarin hij leven en dood symboliseert: naast de zonnegod Mithras, die een stier doodt, staan de geniën Cautes (leven, licht), met omhooggehouden fakkel en Cautopates (dood, duisternis) met omlaaggehouden fakkel . De uitgedoofde fakkel als symbool van de dood, bijvoorbeeld in handen van allegorische amoretten, is vaak op oude grafstenen te zien. In de Openbaring van Johannes is sprake van zeven vurige fakkels, die als symbolen van de zeven krachten of geesten van God worden geduid (Openbaring 4:5). Een fakkel is het attribuut van martelaren die ermee gepijnigd werden (Theodotus, Eutropia e.a.), en een hond met een fakkel in de bek vergezelt op afbeeldingen de Heilige Dominicus, stichter van de orde der dominicanen (bijwijze van woordspeling vertaald als 'domini canes', hond des Heren). In de barokke emblematabundel van Hohberg (1675) schenkt de fakkel van de goddelijke wijsheid licht aan de in het duister rondtastende vromen. De grote, schijnbaar levende vlam van een fakkel werd tot symbool van het wakker roepen of verspreiden van kennis ('de fakkel der kennis hooghouden, doorgeven'), overtuigingen (ook in tijdschrifttitels) en geestelijk licht (vergelijk ook het bijna sacraal doorgegeven licht bij een fakkelloop), alsook van brand en twist ('de fakkel der tweedracht' . 'oorlogsfakkel'). Zie ook: vuur


Fama, de faam, een allegorischsymbolische figuur uit de Romeinse dichtkunst, die op de Griekse godin Pheme (Hesiodus) teruggaat. Ze belichaamt het oncontroleerbare gerucht, de (bij voorkeur kwade) roep van de mens, en wordt door Ovidius als boodschapster van zowel waarheid als leugen beschreven, die niet van elkaar te onderscheiden zijn. Vergilius beschrijft Fama als afgrijselijk wezen met talrijke, onophoudelijk babbelende monden en tongen. In de beeldende kunst wordt ze met vleugels voorgesteld, die voor een snelle verbreiding van geruchten zorgen, en met een bazuin, waarmee ze waarheid en leugen 'rondbazuint'


fasces , Mackey.
of roedenbundels waren het symbool van het Oudromeinse gezag en werden in recentere tijd tot politiek symbool. Ze werden door lictoren (hoge ambtenaren) voor hoge magistraten uit gedragen. Zes lictoren gingen de praetor vooraf, twaalf de consul. Een fascis werd bijeengehouden door een rode riem; in het midden stak er een scherprechtersbijl uit (symbool van macht over leven en dood), maar niet binnen de stad Rome, waar het volk de hoogste instantie voor doodvonnissen was. De fasces zijn van oorsprong een Etruskisch symbool ; de bijl was bij de Etrusken een dubbele bijl. Het ltaliaanse fascisme ontleende zijn naam aan de fasces, waarbij de roedenbundel de geconcentreerde macht van de corporatieve orde en de bijl het absolute gezag moesten symboliseren . Zie ook: bijl; dubbele bijl








fazant . In de symboliek van het avondland speelt deze vogel slechts in zoverre een rol, dat hij in een hogere, fabelachtige vorm tot feniks geworden zou kunnen zijn, wat vooral voor de goudfazant geldt (wiens drek volgens volksgeloof in de Oudheid kracht zou geven). In China heeft hij wel grote betekenis, waar hij als luid klapwiekende vogel in verband werd gebracht met de donder en met het oerbeginsel yang (yin/yang). Hij zou echter ook de gedaante van een oester of een slang kunnen aannemen en zo yin belichamen. Hoewel de fazant tot de twaalf insignes van de keizer behoorde en de keizerin symboliseerde, wordt hem in het algemeen veeleer een negatieve rol toegedacht. Zijn gekras kan overstroming of onzedelijkheid en verleiding betekenen, en in sagen zijn fazanten niet zelden de belichaming van bovennatuurlijk onheil. De goudfazant was in China het insigne van een hoge ambtenaar. Zie ook. vogel






feniks (phoenix), een in de symboliek belangrijke vogel met de gedaante van een reiger, wijdverbreid als beeld voor het voorstellingscomplex , onsterfelijkheid en opstanding' . Zijn naam gaat terug op het Griekse woord voor de rode kleur' de sage meldt zijn verrijzenis uit het reinigende vuur. De feniks stamt af van de Egyptische heilige vogel Benu, een visreiger die zich als eerste levende wezen op de uit het slijk ontstane oerheuvel had gevestigd en de zonnegod belichaamde, Hij werd vereerd in Heliopolis en zou slechts eens in de vij honderd jaar verschijnen, Antieke mythografen voegden aan het verhaal andere motieven toe. De feniks zou slechts dauw eten ( paradijsvogel), vervolgens naar vreemde landen vliegen en daar welriekende kruiden verzamelen, die hij op het altaar van Heliopolis zou opstapelen en aansteken om er zichzelf in te verbranden. Na drie dagen zou hij echter uit de as opnieuw tot leven komen . Antieke mythen gaven de vogel later een gouden of veelkleurig verenkleed mee. In het oude Rome werd de feniks het symbool voor de zich steeds vernieuwende levenskracht van het Imperium, en in deze zin werd hij afgebeeld op munten en mozaïeken uit de keizertijd . De kerkvaders beschouwden hem consequent als symbool van de onsterfelijke ziel en van de opstanding van Christus na Zijn driedaags verblijf in het graf. In de 'Physiologus' uit de tweede eeuw n.C. staat: 'Als aan dit redeloze dier, dat de Schepper van alle dingen immers niet kent, de verrijzenis uit de doden wordt geschonken, zullen wij, die God loven en zijn geboden opvolgen, de opstanding dan niet deelachtig worden?' Vaak ziet men in de christelijke iconografie de feniks als pendant van de pelikaan.. In de symboliek van de alchemie vertegenwoordigt de feniks de vernietiging en hernieuwing van de veranderende materia prima op weg naar de Steen der Wijzen. In de beeldenwereld van het oude China beantwoordt aan de feniks de fabelvogel Fenghuang; hierin vormen de beide oereigenschappen yin en yang ondanks hun dualisme een eenheid. Daarmee is hij ook het symbool van de huwelijksgemeenschap. In de sagen van de Joden heet de feniks 'Milcham' (E, bin Gorion, 1980), en zijn onsterfelijkheid wordt als volgt verklaard: toen oermoeder Eva schuldig was geworden door het eten van de vrucht van de verboden boom, werd ze Jaloers op de zondeloosheid van de andere schepselen, en ze verlokte de dieren om er ook van te eten.. Alleen de vogel Milcham luisterde niet naar haar, en als beloning mocht hij van God door de doodsengel nooit worden gedood. Milcham kreeg een ommuurde stad waarin hij telkens duizend jaar ongestoord woonde. 'Duizend Jaren telt zijn leven, en als de duizend jaar om zijn gaat er een vuur uit van zijn nest en dit verbrandt de vogels. Er rest niets dan een ei, dat echter in een kuiken verandert, en de vogel leeft voort. Anderen echter zeggen, dat zijn lichaam als hij duizend jaar oud wordt verschrompelt en zijn vleugels hun veren verliezen, zodat hij er weer als een kuiken uitziet. Daarna krijgt hij nieuwe veren en vliegt hij op als een adelaar, en nooit komt de dood over hem. ,
Zie ook.. basilisk; chimaera; griffioen; pelikaan; reiger






fica-gebaar, vijgengebaar, een symbolische geste die het boze oog zou afweren en in het algemeen tegen vijandige wezens en krachten zou beschermen. In een gebalde vuist wordt daarbij de duim tussen wijs-en middel- vinger gestoken, wat als 'obsceen gebaar' en symbool van de geslachtsdaad ( lingam, yoni) wordt opgevat, Het geloof aan de beschermende werking hangt wellicht samen met het feit dat demonen geestelijke en dus geslachtsloze wezens zijn, en daarom elke seksuele toespeling schuwden (dit zou ook kunnen verklaren dat genitale afbeeldingen samen met pentagrammen en christelijke symbolen op alpiene rotstekeningen voorkomen) . Als amulet van stukjes rode koraal is het ook in onze tijd nog een geliefd voorwerp, dat onder meer aan horlogekettingen en halsbanden wordt gedragen. Op middeleeuwse afbeeldingen van het lijden van Christus is te zien hoe afgunstige toeschouwers van de lijdensweg van de Verlosser hem met het 'vijgengebaar' bespotten..







Flora, tegenwoordig de symbolische verzamelnaam van de hele plantenwereld, was in het oude Rome de godin van de bloemen en bloeiende gewassen en werd met een hoorn des overvloeds afgebeeld, waaruit ze bloemen over de aarde strooide. Oorspronkelijk was ze een godheid van de Italische Osken en Sabijnen; later werden ter ere van haar in Rome de Floralia gevierd, die van 28 april tot begin mei duurden (en dus in dezelfde tijd vielen als de 'Walpurgisnacht' en de meifeesten). Bij dit voorjaarsfeest speelden de hetaeren een grote rol, en Flora zelf werd ook wel 'meretrix' (veil meisJe) genoemd.. De losse zeden dienden klaarblijkelijk als voorafschaduwing van de groeiende natuur en zouden dan als een agrarisch ritueel te verklaren zijn, dat later als volksfeest voortleefde. 'Fauna', de verzamelnaam van de dierenwereld, gaat op de vrouwelijke pendant van de natuurgod Faunus (Gr Pan) terug. Bij Ovidius (43 v.C-17 n.C.) lezen we dat Flora in de Gouden Eeuw een nimf was, Chlorus ('groenende') genaamd, maar Zephyrus, de westenwind, ontvoerde haar en maakte haar tot zijn gemalin. Zijn huwelijksgeschenk was de eeuwige lente, waardoor ze tot godin van de lente werd. Ook zou ze de godin Juno een wonderbloem gegeven hebben, waarmee deze zonder tussenkomst van Jupiter moeder werd en de god Mars baarde. Zie ook. hoorn des overvloeds


FORTUNA symbolische verpersoonlijking van het geluk. Oorspronkelijk was ze vermoedelijk een orakelgodin van de vrouwelijke vruchtbaarheid; later werd ze met de Griekse Tyche gelijkgesteld en belichaamde ze het wisselvallige lot van de mensheid.. Ze werd vaak voorgesteld met roer en hoorn des overvloeds (cornu copiae) in de hand, balancerend op een bal of een rad ('rad van fortuin'), met een zeil of met vleugels door de wisselende wind heen en weer geslingerd. In het christendom werd de wispelturige geluksgodin deels als uitdrukking van de ondoorgrondelijke voorzienigheid van God opgevat, deels ook als tegenstrijdig gezien met de onbedrieglijke deugden (zoals constantia, standvastigheid). In Oost-Azië (Japan, China) wordt 'geluk' door het dikbuikige boeddhabeeld en door de zeven geluksgoden gesymboliseerd en afgeroepen. Zie ook. dikbuikige Boeddha; geluksgoden; hoorn des over- vloeds