Maçonnieke encyclopedie-L.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


Labyrint
ladder
lam
laurier
Lazarus
leeuw
lelie
licht
linde
lingam
lood
lotus












Labyrint
, een bepaald soort verstrengelde weg, die oorspronkelijk in spiraalachtige lussen of meanders om een centraal kruis werd geconstrueerd. De bijna wereldwijde verspreiding van op dezelfde manier gebouwde labyrinten doet vermoeden dat ze een betekenis hadden als cultische symbolen en bijvoorbeeld in een beperkte ruimte een lange en moeilijke weg (van inwijding?) tot uitdrukking brachten. In later tijd als 'Trojaanse burchten' betiteld, schijnen de labyrinten bepaalde cultische dansen grafisch te hebben vastgelegd. Zo vindt men ze in de Oudheid onder meer als vloermozaïek en in Scandinavië, met name op het eiland Gotland, als aaneengeordende stenen . In middeleeuwse kathedralen dienden deze 'Chemins a Jérusalem' , die de gelovige biddend en op zijn knieën aflegde, ter vervanging van een pelgrimstocht naar het Heilige Land; het vloerlabyrint van de kathedraal van Chartres heeft een doorsnee van twaalf meter, de weg die moet worden afgelegd is ongeveer tweehonderd meter lang. In vele sagen en mythen van vreemde volkeren is er sprake van labyrinten waar de held doorheen moet om een groot doel te bereiken. Ook de sage van Theseus, die in het labyrint op Kreta de Minotaurus, een mengwezen van stier en mens, doodde, wijst op het inwijdingskarakter van het labyrintsymbool. In de tijd van barok en rococo werden de oorspronkelijk volgens een helder schema geconstrueerde labyrinten veranderd in verdwaaltuinen met gesnoeide hagen, die geen andere functie hadden dan bezoekers te vermaken. In psychologische zin is het labyrint uitdrukking voor het 'zoeken naar het centrum' en te vergelijken met een onvoltooide - mandalavorm .
Zie ook: spiraal
ladder, in het christendom symbool van de verbinding tussen hemel en aarde, respectievelijk van de mogelijkheid om op te klimmen naar de hemel. Bijzonder bekend is het droomvisioen van Jakob (Genesis 28:11-13), waarin sprake is van een ladder waarlangs engelen Gods opklimmen en neerdalen: uitdrukking van een levendig verkeer tussen God en mens. Op een naïeve manier werden ook andere hemelvaarten met het beeld van de ladder beschreven: die van Christus of van de profeet Elias (meestal met een vurige wagen afgebeeld), of in het algemeen het naar de hemel opstijgen van een zuivere ziel. Abstract gesymboliseerd vindt men de ladder in allegorieën als die van de trap der deugden met zijn zeven sporten; van het martelaarschap als ladder naar de hemel; van de ascese, waarbij de eerste trede de draak van de zonde is die met de voet moet worden verpletterd. In Byzantium wordt Maria aangesproken als 'hemeltrap' waarlangs God naar de mensen afdaalde en waarlangs hij hen naar de hemel laat klimmen. Buiten de kerk wordt de personificatie van de filosofie als een van de 'vrije kunsten' afgebeeld met een ladder op haar borst. Net als met de ketting is ook met behulp van dit symbool een verbinding met de hogere sfeer (- boven/beneden) verbeeld. In de symboliek van de vrijmetselaars is in de Schotse rite de 'mystieke ladder' met tweemaal zeven treden een symbool van de XXXste graad. Haar sporten zijn enerzijds gerechtigheid, goedheid, deemoed, trouw, arbeid, plichtsbesef, edelmoedigheid (met redelijk inzicht), anderzijds de 'vrije kunsten' van de middeleeuwse geleerdheid: grammatica, retorica, logica, aritmetica, geometrie, muziek, astronomie (met varianten). Een laddersymboliek met zeven sporten (- planeten) was al bekend in de Mithras-mysteriën en kan ook een rol hebben gespeeld in de Orfische culten (- Orpheus). Ook sjamanistische zielevluchten-in-trance bij buiteneuropese culturen zijn soms verzinnebeeld met het klimmen en dalen langs een ladder. De Oudegyptische uitdrukking 'asken pet' voor de ladder van de zonnegod heeft echter eerder betrekking op een trap dan op een ladder met sporten in onze zin.
Zie ook.. treden; vrijmetselaarssymbolen ; zeven
lam
Mackey
, het jonge schaap, is vanwege zijn ontroerende 'onschuld' symbool voor zuiverheid en argeloosheid . Het beeld van de Goddelijke herder die zijn volk als een kudde leidt, leverde samen met dat van de dienaar Gods die als een offerlam ter slachting geleid wordt (Jesaja 53:7) het nieuwtestamentische beeld op van de 'Goede Herder' Jezus, op zoek naar verdwaalde lammeren. Bij Johannes (l :29) noemt Johannes de Doper Jezus 'het lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt.' In de Apocalyps (14:1) is sprake van het zegevierende lam: 'zie, het Lam stond op den berg Zion'... Het Lam Gods als symbool voor Christus is al in de catacomben van Rome afgebeeld; wat de Byzantijnse iconografie betreft: aan het eind van de zeventiende eeuw werd het door het concilie van Trullo verboden, Christus nog langer als lam af te beelden. In het westen daarentegen is het triomferende paaslam met het vaandel van de zege over de dood een geliefd symbool van de opstanding, en het werd als plastiek van gewijde was als amulet gebruikt . Het offerlam is ook symbool voor het martelaarschap, bijvoorbeeld als lam te midden van wolven in de Praetextatuscatacombe in Rome .
Zie ook: herder; ram; schaap
laurier (Gr. daphne, Lat. laurus), in de landen rond de Middellandse Zee een struik of boom die in de cultus van de zonnegod Apollo heilig was. De mythe van de metamorfose van de door hem beminde Daphne in de plant had als functie de relatie tussen struik en god te verklaren, Apollo orakelde met behulp ervan, reinigde zich ermee na het doden van de drakeslang Python en van Orestes nadat deze zijn moeder Clytaemnestra had vermoord. Aan de laurier werd niet alleen genezende kracht toegeschreven, maar ook de kracht om iemand van een smet op zijn ziel te reinigen. Laurierbosjes omgaven de heiligdommen van Apollo, en de orakelpriesteres Pythia in Delphi kauwde op laurierbladeren als ze haar drievoet beklom. De laurier was echter (naast de klimop) ook de heilige plant van Dionysus, de god van de extase, en in het oude Rome ook van Jupiter . Symbolisch stond hij voor vrede na de overwinning op de vijand. Zegemeldingen en zegevierende wapenen werden, omwonden met lauriertwijgen, bij Jupiter op schoot gelegd . Laurier reinigde ook ritueel de smetten van vergoten bloed, en volgens de sage werd de laurierboom als enige van alle door mensen geplante bomen nooit door de bliksem getroffen. Bij brandoffers werden lauriertakken verbrand, als ze knetterden gold dit als een gunstig voorteken. Laurierkransen (lauwerkransen) werden op munten en gemmen afgebeeld als attributen van Jupiter en Apollo. Ook het vroege christendom apprecieerde de laurierbladeren vanwege hun eeuwiggroene aanblik, en wel als symbool van het eeuwige leven, respectievelijk van het nieuwe leven door het verlossingswerk van Christus. Als allegorische gestalte werd door de eeuwen heen de overwinningsgodin Nike (bij de Romeinen Victoria) afgebeeld met in haar hand de lauwerkrans, die zij zegevierende helden op het hoofd drukt.
Zie ook: boom; krans; linde
Lazarus, de 'arme Lazarus', in de gelijkenis van Jezus (Lucas 16: 19-30) symbolische figuur voor de op aarde aan armoede en ziekte lijdende mens die daarvoor in het hiernamaals schadeloos wordt gesteld, terwijl zijn pendant, de rijke man, na zijn dood pijn lijdt in het laaiende hellevuur, Lazarus rust 'in Abrahams schoot'. zijn tegenspeler vraagt Abraham, hem Lazarus te zenden 'opdat hij den top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele', maar dat gaat niet, aldus Abraham, want 'er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die van hier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen. en zij van daar niet aan onzen kant zouden kunnen komen. , Omdat de 'arme Lazarus' tijdens zijn aardse leven door melaatsheid was getroffen werd hij (naast Job) ook schutspatroon van de leprozerieën en later in het algemeen van de ziekenhuizen, die daaraan de naam 'lazaretten' ontleenden. Een andere Lazarus, een broer van Maria en Martha in Bethanië, is volgens Johannes 11 door Jezus opgewekt uit de doden; hij werd in de beeldende kunst vaak, in grafdoeken gehuld, afgebeeld als belichaming van het geloof in de wederopstanding .
Zie ook.. Abraham ; Abrahams schoot; Job
leeuw, evenals de adelaar een dierlijk symbool voor de heerschappij , in de heraldiek vaak voorkomend en in de fabel betiteld als 'koning der dieren'. Astrologisch als sterrenbeeld verbonden met de 'planeet' zon, zijn ook de symbolische kenmerken van de leeuw solair van aard. De basis hiervoor vormen vermoedelijk zijn kracht, zijn goudbruine kleur en de stralenachtige manen van het mannetje. Evenals van de adelaar wordt ook van de leeuw verteld dat hij in de zon kan kijken zonder met de ogen te knipperen. Het mannelijke imago van de leeuw laat hem ook optreden als pendant van grote godinnen als Cybele en Artemis. In Egypte was een leeuwin de verschijningsvorm van de oorlogsgodin Sechmet, terwijl de leeuw met de zonneschijf op zijn kop de god Rerepresenteerde, Ook de hemel schijnt aanvankelijk, voor ze door de hemelvrouw Nut of een koe werd gesymboliseerd, te zijn belichaamd door een leeuw die iedere avond de zon verslond. In de Oudheid werden goden, en helden uit de mythische tijd als Heracles, niet zelden als overwinnaars van leeuwen voorgesteld om de overwinning van de menselijke geest op de animale natuur uit te beelden. In de christelijke symboliek is de leeuw enerzijds het symbool van de kracht van de stam Juda, anderzijds het beeld van de verslindende vijand tegen wie slechts God zelf bescherming kan bieden (Daniël in de leeuwekuil). De vroegchristelijke 'Physiologus'-tekst bevat symbolische fabels over de leeuw, bijvoorbeeld dat hij onder het lopen zijn sporen uitwist met zijn staart ('Zo heeft ook Christus, mijn Heiland, de overwinnaar uit de stam Juda ... door de onzichtbare vader gezonden zijn geestelijke sPoren, dat wil zeggen zijn goddelijkheid, uitgewist'); dat hij met de ogen open in een grot slaapt ('Zo slaapt het lichaam van mijn Heer aan het kruis, maar Zijn goddelijkheid waakt aan de rechterhand van God de Vader'). Tenslotte worden hier de wonderlij ke omstandigheden bij zijn geboorte verhaald: 'Als de leeuwin haar jong ter wereld brengt. baart ze het dood en waakt bij het lijk tot op de derde dag de vader komt en het in zijn gezicht blaast ... zij nu gaat drie dagen lang naar het jong zitten kijken. Kijkt ze de andere kant op dan wordt het niet levend.' De mannelijke leeuw verwekt hem door hem de levensadem in de neusgaten te blazen: 'Zo hebben ook de ongelovige heidenen tijdens de drie dagen dat onze heer Jezus Christus tot zijn verrijzenis in het graf rustte naar hem opgekeken en hebben (geestelijk) leven gekregen ... Toen de mannelijke leeuw kwam, dat wil zeggen het levende woord, ademde hij (de Heilige Geest) op hen en maakte hen levend.' Hierop volgt de negatieve uit-leg: De mens moet aan God blijven denken, opdat hij niet valt voor de verzoeking door deleeuw, 'dat is: van de duivel. Want al laat deze zich ook niet zien, hij ziet, net als de duivel, wie hij met zijn verzoekingen kan verslinden...' In de beeldenwereld van de alchemie is de leeuw enerzijds symbool voor de oerstof Sulphur, anderzijds echter als 'rode leeuw' voor de voltooide 'Steen der Wijzen'. Een groene leeuw stelt een oplossend middel met een grote ontbindende kracht voor . Meestal stelt de leeuw uitersten voor, in positieve zin als voorbeeld voor de heroïsche mens, in negatieve zin als symbool voor de duivel (l Petrus 5:8: 'Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden'). Christus wordt vaak voorgesteld als overwinnaar van dierlijke personificaties als leeuw, draak of basilisk. Zijn voorafbeelding in het Oude Testament is Simson die een leeuw verscheurt. In Oost-Azië waren leeuwen slechts uit een verre overlevering bekend, en de naam van de leeuw (shih) is er afgeleid van de Perzische, 'sir'. De leeuwen op schilderijen en als beeld vertonen daarom weinig gelijkenis met hun natuurlijke voorbeeld. Twee gestileerde leeuwen worden voorgesteld als poortwachters die de ingang tot heilige plaatsen beschermen. De rechter is mannelijk en heeft onder zijn klauw een bal of een parel, de linker, vrouwelijk, een jong. Bij de leeuwendans, die wordt gecelebreerd op de vijftiende dag van de eerste maanmaand, wordt gebruik gemaakt van een leeuwenmasker met gouden ogen en zilveren tanden, waarbij men de 'leeuw' slechts met een klein geldoffer tot bedaren kan brengen. Op leeuwen rijdende mannen zijn symbool voor goddelij ke kracht. In Japan is de leeuw zijn natuurlijke verschijning nog verder kwijtgeraakt; hij heet er 'Boeddha-hond' en bewaakt als 'Karashishi' ook hier de ingang tot tempels (- torii). In de Europese heraldiek is de leeuw het wapendier dat naast de adelaar het meest voorkomt, doorgaans staand en dreigend, met een zeer slank en harig lij f, meestal rood of goud getint, klauwen en tong in een andere kleur. Daar de leeuw als 'koning der dieren' krijgshaftigheid en macht belichaamde werd hij reeds in de Middeleeuwen vaak in wapens opgenomen, waarbij de steeds grotere frequentie het symbolisch gehalte deed afnemen . In de astrologische symboliek wordt het 'vuurteken' leeuw (23 juli tot 23 augustus) gerelateerdaan zon en goud. Aan de leeuw wordt praalen geldzucht, ijdelheid, de neiging tot overheersen en tirannie, maar ook natuurlijke autoriteit en genie toegeschreven . De dieptepsychologische symboliek van Aeppli ziet de leeuw als een wezen met een grote, maar souverein beheerste energie. Als hij 'in de droom zijn mannelijk-machtige kop verheft, dan komt de dromer zo onder de indruk van dit symbool van het driftbewustzijn, zo in de ban van een grote en gevaarlijke kracht, dat ook de droomuitlegger vermoedt dat een grote, wilde energie in hem de doorbraak eist naar een nieuwe, tegen de drift beveiligde persoonlij kheid.
Zie ook: adelaar; alchemistische symbolen; sterren; zon
lelie, Al vòòr haar symbolische waarde werd geformuleerd stond de lelie in hoog aanzien ; in Egypte, op het minoïsche Kreta en in Mycene was de lelie een geliefd decoratiemotief; 'lelie-achtig' (teder) wordt in de dichtkunst de stem van de cicaden en van de muzen genoemd. De mythe laat leliën (maar ook de Melkweg) ontspruiten aan de melk van Hera. De liefdesgodin Aphrodite (bij de Romeinen Venus) haatte de plant om haar onschuld en plantte er de stempel in die aan de fallus van een ezel herinnert (-lingam). Niettemin werd de lelie in het christendom het symbool voor reine, maagdelijke liefde. Gabriël, de aartsengel van de boodschap aan Maria, wordt meestal met een lelie in de hand afgebeeld, evenals voedstervader Jozef en ook Joachim en Anna, de ouders van Maria. De 'leliën des velds' waarover Jezus in de Bergrede zegt (Matteus 6:28): 'zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze' werden het attribuut van heiligen als Antonius van Padua, Dominicus, Philippus Neri, Vincentius, Catharina van Siena en Philomena. Belangrijk is het 'fleur-de-lis'motief in de wapenkunde. Chlodwig I (481-511) zou van een engel een lelie hebben gekregen ; sinds l179 sierde een lelie het wapen van de koningen van Frankrijk. Via Lodewijk XI kwam zij terecht in het wapen van de Medici en vervolgens in de wapens van Florence en Toscane. Het verschil tussen de lelie van de Bourbons en de Florentijnse is, dat alleen de laatste meeldraden heeft. In de volkssymboliek is de lelie niet slechts het symbool van reinheid bijvoorbeeld bij kerkelijke processies maar ook dat van de 'bleke dood'.
Zie ook.. bloemen; maagd; wit
licht, wereldwijd symbool van goddelijkheid, van het geestelijke element dat na de oerchaos van donker het Al doorstroomde en aan het duister zijn grenzen wees. Licht en duisternis zijn het belangrijkste dualistische stelsel van polair tegengestelde krachten, waarbij het licht ook wordt gesymboliseerd door de grootste schenker ervan, de zon. Zonnelicht is onmiddellijk inzicht, maanlicht daarentegen het gereflecteerde, via speculatie verworvene. Het donkere wordt echter niet altijd als iets vijandigs, maar soms ook als een complementair oerbeginsel ervaren (- yin/yang). Culturen met een patriarchale inslag ervaren het licht als 'mannelijk', het donker als 'vrouwelijk' . De Oudperzische religie stelt de strijd van het licht (Ormuzd) tegen het duister (Ahriman) op de voorgrond, waarbij het Rijk van het Licht goddelijke, dat van het Duister daarentegen demonische eigenschappen heeft. Het idee van opstijgen naar het licht via de duisternis vormt de inhoud van de meeste inwijdingsleren. In de joodse esoterische leer van de kabbala is het Oerlicht het alomvattende idee voor de godheid, zoals in het christendom de Verlosser als 'licht der wereld' wordt aangeduid. In een hymne aan de Babylonische god Schamasch uit de negende eeuwv.C. vindt men een duidelijk verband tussen enerzijds lichtzon-god en anderzijds de strijd tegen het kwaad: 'Gij die het donker verlicht, de hemel verheldert, die boven en beneden het kwade vernietigt, god Schamasch ... Alle vorsten genieten van uw aanblik, alle hemelse goden bejubelen u. Het verborgene aanschouwen ze in uw glans, daarom schrijden zij veilig in het schijnsel van uw licht ... Wijd open staan alle poorten van de hemel, alle offers van de hemelse goden neemt gij in ontvangst !' Beroemd is de zonnelichthymne van de Egyptische 'ketter-koning' Echnaton (- zon): 'Schoon verschijnt gij in het licht-oord van de hemel, gij levende zon die als eerste tot leven kwam! Gij zijt opgestraald in het oostelijke licht-oord en hebt alle landen vervuld met uw schoonheid . . . , Geprononceerd is de licht-geest-symboliek in de ideeënwereld van het maniche‹sme en de gnosis. De uit Iran afkomstige religiestichter Mani (circa 215-275 n.C) onderwees de geschiedenis van drie tijdperken: dat van de schepping, dat van de vermenging van licht en duisternis, en het huidige, waarin de lichtdeeltjes moeten terugkeren naar het land van het licht. Ze stromen uit de aardse natuur en daarboven vormen ze zon, maan en sterren. Als zuilen van heerlijkheid stijgen ze in de eerste helft van de maand op naar de maan, totdat deze zich in een volle cirkel heeft gerond. Van daaruit worden ze opgetild naar de zon en het lichtparadijs. De gelouterde ziel wordt, zodra ze het mensenlichaam heeft verlaten, door drie engelen naar dit rijk van het licht gebracht en ontvangt daar van de rechter der waarheid als prijs voor de overwinning het lichtkleed en de kronen (krans en diadeem) van het licht . Ook in de joods-christelijke gedachtenwereld heeft het licht een eigen hoedanigheid en wordt het niet als emanatie van de zon opgevat. Het scheiden van licht en duisternis is in het scheppingsverhaal van Genesis Gods eerste daad, terwijl zon en maan pas later eenvoudig als 'lichten' aan het firmament worden gehangen kennelijk in bewuste afwijking van de verering van zonnegoden bij de omringende 'heidense' volkeren. Niettemin maakt de latere christelijke iconografie gebruik van gestiliseerde zonnestralen als middel om in aureolen (-nimbus) het verband tussen God en licht uit te drukken bijvoorbeeld in aansluiting bij het begin van psalm 104: 'Here, mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed. Hij hult Zich in het licht als in een mantel. . .' Duidelijk is dat het woord van Christus 'Ik ben het licht der wereld' wel een grote invloed moest uitoefenen op de christelijke lichtsymboliek. Kaarsen zijn lichtdragers, bijvoorbeeld de paaskaars en de huiskaarsen die met Maria Lichtmis (op 2 januari) in de kerk worden gewijd. Ook in het boeddhisme verbeeldt het licht het inzicht in de waarheid en de overwinning van de materie op weg naar de absolute werkelijkheid , het kleuren vormloze nirwana. In het hindoeïsme is het licht metafoor voor wijsheid, voor het geestelijk vat krijgen op het goddelijke deel van de persoonlijkheid (atman) en manifestatie van Krishna, de heer van het licht. In de islam draagt het licht een heilige naam (Nûr), want 'Allah is het licht van hemel en aarde.' Een grote rol speelt de lichtidee in de joodse geheime leer, de kabbala, bijvoorbeeld in het boek Zohar het oerlicht Or (eigenlijk Awr), 'dat zich verbreidt en te voorschijn komt uit het mysterie van de verborgen oer-ether, Awir' , openbaring van 'de oergrond En-sof'. Pas na het licht ontstaat in deze mystieke kosmologie de duisternis. Een bemiddelend gewelf 'beslecht de strijd tussen licht en duisternis' , wat herinnert aan de symboliek van het koninklijk gewelf in de vrijmetselarij . Daar bekleedt de lichtsymboliek een belangrijke plaats in. Lenhoff-Posner schrijft hierover: 'De vrijmetselaar is een lichtzoeker; aan de kandidaat wordt het licht gegeven, in een nieuw opgerichte loge wordt het licht binnengebracht, bij riten wordt de tempel verlicht, de grote en kleine lichten zijn van doorslaggevende betekenis ... De symboliek die met de lichtcultus samenhangt komt ook tot uitdrukking in de verering van het oosten, laat dit tot de heiligste plek van de mysterietempel worden...' Daarbij betekenen de 'grote lichten' de symbolische voorwerpen winkelhaak, cirkel en heilig boek, de 'kleine lichten' (op de zuilen wijsheid, schoonheid en kracht) de 'meester van de stoel' en de beide opzichters (of zon en maan). Ook de leidinggevende logebeambten worden als "lichten" aangeduid.
Zie ook: blindheid; donker; dualistische stelsels; mandorla; nimbus; venster; vrijmetselaarssymbolen ; zon
linde. Deze boom, in Germaanse gebieden geliefd als dorpsboom, was er aan de godin Freya gewijd, heette de bliksem af te weren en gold als teken van de lokale jurisdictie. Door de gedichten van Walther von der Vogelweide werd de linde het symbool van de dorpsgemeenschap Een vergelijkbare functie had hij in Slavische landen. Aan lindebloesems werden verschillende geneeskrachtigewerkingen toegedacht .In de heraldiek wordt de linde vaak met gestiliseerde hartvormige bladeren afgebeeld .
Zie ook.. boom
lingam
Mackey
, in de Oudindiase iconografie een geabstraheerde symbolische afbeelding van het mannelijk lid (fallus) als alomvattend begrip voor het scheppende oerbeginsel dat wordt belichaamd door de god Sjiva.Deze fallusvoorstelling gaat terug op prehistorische vruchtbaarheidsculten, wordt echter in de beeldhouwkunst bijna altijd voorgesteld zonder enige natuurlijke gelijkenis, namelijk als afgeronde zuil die soms aan mediterrane omphalos-afbeeldingen doet denken. Ook de voorstelling van de wereldas zou met deze vormgeving verband kunnen houden.In de zin van een dualistisch stelsel dat de polariteit van de geslachten tot een grotere eenheid verenigt, wordt de lingam in de Sjivacultus vaak met het yonisymbool gecombineerd .Om de basis van de afgeronde zuil sluit zich dan een stenen ring, waarmee de samenwerking wordt gesymboliseerd van het mannelijke en het vrouwelijke oerelement waarop alle leven berust. Een sjivaïtische sekte in zuidelijk India, al in de elfde eeuw n.C. gesticht, wijdt zich aan de verering van de scheppende lingam , die vaak ook als amulet wordt gedragen. Lingamzuilen worden niet zelden voorgesteld met de Kundalini-slang, het symbool van devitale kracht, er omheen geslingerd ; deze combinatie verzinnebeeldt het hoger inzicht van de met spirituele discipline bereikte verbinding van idee en materie. Op vergelijkbare wijze wordt in de esoterische speculatie de met slangen omwonden staf van Hermes-Mercurius, de caduceus, geïnterpreteerd. In de grot van Armanath in de bergen van Kasjmir bezoeken talrijke pelgrims nog altijd Sjiva's lid; in de oertijd zou de god hier zijn verschenen als een vurige zuil waaruit zijn beeltenis achterbleef. In de grot kunnende pelgrims een bij benadering fallusvormige stalagmiet zien.
Zie ook.. caduceus; omphalos; wereldas; yoni
lood gold in de Oudheid als eenmetaal met toverkracht; in loden tabletten gegrifte vervloekingen werden als bijzonder effectief beschouwd. Op de borstgedragen loden plaatjes zouden bescherming bieden tegen betovering, vooral tegen demonische liefdestoverij. In de Griekse heldenmythe diende lood als middel om de Chimaera te vernietigen. De heros Bellerofon vloog op de rug van het gevleugelde paard Pegasus, dat hij met de hulp van de godin Athene had getemd, boven het vuurspuwende monster , beschoot het met pijlen en slingerde het tenslotte op de punt van zijn speer een klompje lood in de muil. Het lood smolt in de vurige adem van de Chimaera, stroomde haar keel binnen en vernielde haar ingewanden. Lood gold als aards tegenbeeld van de planeet Saturnus die als een grijsaard met houten been en zeis werd uitgebeeld en had als eigenschappen koud en vochtig te zijn. De alchemie beschouwde lood als nauw verwant met goud , verteld wordt over geslaagde transmutaties waarbij gesmolten lood door toevoeging van de substantie 'Steen der Wijzen' in goud zou zijn veranderd een zinnebeeld voor de loutering van de aanvankelijk aardachtig materiële mens tot zonneachtige spiritualiteit.
Zie ook: elementen; goud
lotus
Mackey
, een bloem die in het zuidoosten van het Middellandse-Zee gebied en in Azië even veelbetekenend is als in Europa de roos en de lelie. Verschillende plantesoorten worden onder de naam lotus samengevat; in Egypte zijn het de witte (Nymphaea lotus) en de blauwe lotus (Nymphaea cerulea), in India een wit en roodachtig bloeiende waterplant (Nelumbium nelumbo en Nelumbium nucifera), en ook de witte waterlelie van Midden-Amerika, Nymphaea ampla (Maya: naab of nicté hà)wordt in verscheidene boeken met lotus aangeduid. In het oude Egypte werd de lotusbloem in het scheppingsverhaal vermeld (-achtheid); ze ontstond uit het oerslijk, de goddelijke schepper van de wereld ontsprong 'als schone knaap' aan haar kelk. De bloemen, die bij zonsopgang opengaan en bij zonsondergang dicht, werden in verband gebracht met de zonnegod en met de ontplooiing van het licht uit het slijk van de mythische oertijd. Veel wandschilderingen in Thebaanse graven laten een lotusvijver zien waarop begravenen rondvaren in biezen boten, en 'lotusbundelzuilen' behoren tot de Egyptische architectuur; doden kregen kransen van lotusbloemen mee in het graf. Papyrus en lotus symboliseerden samen de vereniging van de delen van Egypte. De zoetgeurende blauwe lotus stond in hoger aanzien dan de witte. Zij was het attribuut van Nefertem, de jonge god van Memfis, de 'heer van de geuren', en werd 'de schone' genoemd (nen-nufer, vandaar Fr. nénufar waterlelie) . In India is de lotusbloem het belangrijkste symbool voor spiritualiteit en kunst. Haar godin, Padma, werd oorspronkelijk gerelateerd aan water en vruchtbaarheid. In de hindoeïstische mythologie werd uit een lotusbloem die uit de navel van de op het water slapende Visjnoe groeide de schepper van de wereld, Brahma, geboren. In het boeddhisme krijgt de lotus nog meer aandacht. Gautama Boeddha heeft 'lotus-ogen, lotus-voeten en lotus-dijen' . De leraar (goeroe) die het boeddhisme in de achtste eeuw n.C. naar Tibet heeft gebracht droegde naam Padmasambhava ('de uit de lotus geborene'). De bodhisattva Avalokitésjvara heet in een van zijn verschijningsvormen Padmappani: 'hij die in zijn handen de lotus houdt', waarbij de bloem het medelijden symboliseert. In een andere verschijningsvorm heet hij Padmanartésjvara, 'heer van de dans met de lotus' en draagt hij een rode lotusbloem. De lotus is ook het grote symbool van het inzicht dat tot het nirwana leidt. De Tibetaanse gebedsformule 'Om mani padme hum' wordt vertaald met 'Om, kleinood in de lotus, amen', waarbij de interpretatie van het tantrisme een spiritueel opgevatte seksuele vereniging suggereert van de vrouwelijke bloem met de mannelijke energie. In de yogasystemen wordt het hoogste geestesinzicht van de in het lichaam opstijgende energiestromen vergeleken met het ontbloeien van een lotusbloem aan de schedel. Dit vindt men ook in het taoïsme, met de 'gouden bloem' als hoogste lotus. Ook in China wordt de lotussymboliek met het boeddhisme verbonden. De lotus, die in het slijk wortelt maar daar rein aan ontstijgt, die geurt zonder takken, een lege bloem ontwikkelt en omhoogblikt, is een beeld van het zuivere streven. De door samenbinden verminkte voeten van voorname Chinese vrouwen heetten 'gebogen lotus' en moesten gracieus lopen en dansen mogelijk maken. Dit wrede gebruik werd pas aan het eind van de negentiende eeuw officieel verboden. Bij de Maya's van Yucatan werd de lotusachtige witte waterlelie vaak afgebeeld op kruiken en reliëfs. Wellicht werd de lotus vermengd met narcotische dranken die dienden om jaguarpriesters in extase te brengen. Zie ook: bloemen; honing; lelie