Maçonnieke encyclopedie-L.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
Jan Frans Vonck (1743-1792), revolutionair tegen wil en dank
JAN FRANS VONCK (1743-1792), REVOLUTIONAIR TEGEN WIL EN DANK
SUKSESVOL ADVOKAAT IN BRUSSEL KOMT IN PROTESTBEWEGING TERECHT
KEIZER-KOSTER-JOZEF II OF DE GOD WELGEVALLIGE GELIJKHEID
PARLEMENT VAN DRUKKINGSGROEPEN
JAN FRANS VONCK EN HENDRIK V.D.NOOT
HENDRIK VAN DER NOOT (1731- 1827), "DEN BRABANTSCHEN 'WASHINGTON"
JEANNE DE BELLEM (1734-?) "LA POMPADOER DES PAYS BAS"
BRABANTSE 0MWENTELING EN VRIJMETSELARIJ
JAN FRANS VONCK OP DE VLUCHT
BRABANTSE OMWENTELING OP BLOEKENPLANK
DE MUTS VAN VONCK
VERENIGDE NEDERLANDSE STATEN KENDEN NOG GEEN COMMUNAUTAIRE PROBLEMEN
Jan Frans Vonck (1743-1792), revolutionair tegen wil en dank
,
Tweehonderd jaar geleden, op 1 december 1792, stierf in Rijsel de Brusselse advokaat Jan Frans Vonck, een der leiders van de 5 Brabantse Omwenteling. De Op stand van de Zuidelijke Nederlanden tegen de Oostenrijkse keizer Jozef II in 1789 en 1790 behoorde tot de golf van revolutionaire bewegingen van het einde van de 7 18de eeuw, die begon met de Amerikaanse vrijheidsstrijd en eindigde met de Franse revolutie van 1789. Hij leidde tot het ontstaan van de Verenigde Nederlandse Staten, een onafhankelijke federatie van soevereine gewesten, waarvan Brabant, Vlaanderen, en Henegouwen de voornaamste waren.
De États Belgiques Unis, zoals ze in het Frans heetten, waren geen lang leven beschoren. Er ontstond tweespalt tussen de konservatieven, geleid door Hendrik van der Noot, en de progressieven bij wie Vonck en Jan Baptist Verlooy de hoofdrol speelden net zoals na 1830 katolieken en liberalen met elkaar overhoop lagen.
Onder invloed van de Franse filozofen streefde Vonck naar minder privilegies, meer demokratie en een scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Hoewel Voncks denkbeelden gematigd waren, beschouwde Van der Noot, die de voorrechten van adel en Kerk onverminderd wou bewaren, hem als een gevaar. Van der Noot haalde het en begon zijn vroegere bondgenoten te vervolgen. Vonck vluchtte naar het revolutionaire Frankrijk. Vandaag is het mogelijk zijn verdiensten recht te doen. Vanaf vandaag elke woensdag, vier weken lang.
Suksesvol advokaat in Brussel komt in protestbeweging terecht
Hooghstraete
Studie
Op. een weilandje naast café Maxens in Baardegem schieten- enkele mannen onverstoorbaar naar de staande wip. De striemende novemberregen lijkt de boogschutters, die zichzelf "De Vonckisten" noemen, niet te deren. Met die naam herinnert de schuttersvereniging van Baardegem aan haar illustere dorpsgenoot Jan Frans Vonck. Op 1 december 1992 is het precies tweehonderd jaar geleden dat Vonck overleed.
Baardegem, een deelgemeente van Aalst, houdt de herinnering aan haar beroemdste telg levendig. Er is niet alleen de schuttersvereniging "De Vonckisten", maar er zijn ook de "Vonckruiters". Even voorbij café Maxens, in de richting van Aalst, staat het gasthof Vonck. Aan de kerk herinneren twee gedenkplaten aan Jan Frans Vonck, die er begraven ligt. Vlakbij staat een beeldje van Vonck als kleine jongen. Het werd drie jaar geleden onthuld, naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van de Brabantse Omwenteling, waarin Vonck een vooraanstaande rol speelde.
In Baardegem weet ongeveer iedereen wie Jan Frans Vonck is. In de rest van de wereld is dat niet het geval. "Jan Frans Wie?" is de meest gebruikelijke reaktie als ik vertel dat ik aan een artikel over Vonck werk. Vonck is vaak niet meer dan een schimmige figuur uit de geschiedenisles, de Brabantse Omwenteling een vage herinnering aan de schoolboeken.
Het was natuurlijk een verwarde tijd, met de opstand tegen de Oostenrijkers, de oprichting van de "Verenigde Nederlandse Staten", de herovering van onze gewesten door de Oostenrijkers, gevolgd door de eerste inval van de Fransen. Maar dat is geen reden om de hele periode uitsluitend aan historici over te laten. Vonck en zijn tijdgenoten verdienen beter.
Hooghstraete
Joannes Franciscus Vonck werd op 29 november 1743 te Baardegem geboren. Zijn ouders Jan Vonck en Elisabeth Van Nuffel. waren welgestelde boeren. Ze woonden buiten de dorpskorn van Baardegem, in de "Hooghstraete", een zijstraat van de oudeweg van Brussel naar Dendermonde. Van Voncks geboorte huis is geen spoor meer te bekennen, maar de straat waar de boerderij tot in de jaren vijftig van deze eeuw stond, draagt wel zijn naam
Over de kinder- en jeugdjaren van Jan Frans Vonck weten we weinig. Vonck was de oudste van vijf kinderen. Na hem volgden zijn broer Benedictus Hieronymus, die later priester werd, en drie zussen, Maria Anna Josepha, Anna Margaretha en Theresia.
Vermoedelijk liep Vonck school in Baardegem, waar Gillis Heyvaert toen onderwijzer en koster was. Voorts weten we dat hij in 1753 samen met zijn broer Benedictus het vormsel ontving. De plechtigheid vond plaats in de abdij van Affligem.
Voor zijn humaniora-opleid trok Vonck eerst naar de jezuieten in Brussel, daarna naar het gymnasium in Geel, waar hij in 1762 afstudeerde. Nadien besliste Vonck rechten te studeren. Op 24 januari 1763 schreef hij zich in Leuven aan het kollege "De Valk" in.
Vonck deed het verre van slecht aan de universiteit. In 1764 werd hij derde bij de filozofie, op 108 kandidaten. Twee jaar later ontving hij de lagere inwijding in de privé-kapel van de aartsbisschop van Mechelen, maar hij beoogde geen verdere kerkelijke carriere. Hij promoveerde in 1769 tot licentiaat in de beide rechten (kerkelijk en burgerlijk recht).
Daarop vestigde Vonck zich in Brussel, de belangrijkste stad van het hertogdom Brabant en hoofdstad van de Oostenrijkse Nederlanden. In Brussel bevonden zich alle centrale juridische en politieke inslellingen. Voor een jonge advokaat waren er meer carrieremogelijkheden dan in andere steden.
In minder dan twintig jaar bouwde Vonck er een bloeiende advokatenpraktijk uit. Hij werd advokaatfiskaal van Sint-Goedele en trezorier van de abdij van Vorst. Daarnaast werd hij advokaat van de rijke abdij van Tongerlo. Dat zou hem veen windeieren leggen, want tijdens de Brabantse Omwenteling zou de abt van Tongerlo financiële steun aan de opstandelingen bieden. In 1772 werd Vonck advokaat bij de Raad van Brabant, het hoogste gerechtshof van het hertogdom. Daamaast was hij "rechtsgeleerde schepen" bij lagere rechtbanken in verscheidene dorpen rond Brussel.
Vonck werd een van de meest gereputeerde advokaten van Brussel. Hij genoot zoveel bekendheid dat brieven, die alleen zijn naam en niet zijn adres vermeldden, zonder problemen terechtkwamen.
Studie
Ondanks zijn bloeiende praktijk leidde Vonck een vrij rustig bestaan. Hij legde zich vooral toe op de studie. Via kranten bleef hij op de hoogte van de politieke gebeurtenissen in het buitenland. Als kind van zijn tijd kende Vonck de ideeën van de Franse filozofen. Hij was de opvattingen van Montesquieu en Rousseau niet ongenegent en hij kende het werk van de encyclopeisten. In zijn eigen geschriften citeerde hij Cicero, Horatiust Ovidius en Erasmus.
Als hij niet op het einde van de achttiende eeuw had geleefd, was Vonck waarschijnlijk tot het einde van zijn bestaanz rustig advokaat bleven en was hij achteraf geruisloos in de geschiedenis verdwenen. De omstandigheden dwongen hem naar buiten te treden
Toen Jozeg II zijn hervormingen begon door te voeren, reageerde Vonck niet onmiddellijk. Vermoedelijk had de advokaat niet veel bezwaren tegen de verlichte ideeen van de Kijzer.
Over de manier waarop Jozef II zijn plannen doorvoerde maakte Vonck zich misschien wel zorgen. Toen de kijzer heel voortvarend alle politieke instellingen ij de Nederlanden wou afschaffen en door nieuwe vervangen en toen daarop een protestbeweging op gang kwam, kon Vonck niet langer werkloos toezien.
Op welk rijdstip Vonk precies in de positie ging, weten we niet.
Toen de keizer in 1783 alle kentemplatieve kloosteroren afschafte en Vonck daardoor zijn baan als trezorier bij de abdij van Vorst verloor, is er nog-geen spoor van protest .
Drie jaar later, toen Jozef 11de oprichting van nieuwe rechtbanken aankondigde en er vakatures vrijkwamen , stelde Vonck zich geen kandidaat, Zat hij op dat moment al in de oppositie ? De bronnen geven geen uitsluitsel. Vast staat dat Vonck eind 1788 aktief naar medestanders
begon te zoeken om de Oostenrijkers te bestrijden. Van dat moment af kon hij niet meer terug.
Els Groessens
Keizer-koster-Jozef II of de God welgevallige gelijkheid
Tolerantie
Boeren
Totalitair
De Brabantse Omwenteling, waarin Vonck een hoofdrol speelde, was gericht tegen de hervormingen van keizer Jozef II. Deze maakten deel uit van een beleid dat de vorst ook elders in zijn rijk probeerde te voeren. Jozef ging de geschiedenis in als keizer-koster die geloof en kerk vijandig gezind was, kermissen afschafte en de kaarsen telde die mochten branden in de mis. Maar in werkelijkheid was Jozef de enige 18de-eeuwse monarch met een politieke visie. Zijn politieke en sociale hervormingsplannen waren briljant en nauwelijks minder ingrijpend dan die van de Franse revolutie. Alleen, Jozef duldde geen tegenspraak. Bovendien was hij te zeer een intellektueel om in te zien dat het niet volstaat de wereld te begrijpen om ze ook te veranderen. Zijn onderdanen stond immers niet het algemene, maar hun eigen belang voor ogen. De konservatieven hadden te veel te verliezen om de keizer te laten betijen en de progressieven verlangden meer inspraak dan hij bereid was teX geven. Dat leidde in Jozefs Centraaleuropese erflanden én bij ons tot het failliet van zijn verlichte politiek.
In 1765 stierf keizer Frans, de vrij onbetekenende echtgenoot van keizerin Maria-Theresia.
Voortaan hielp Jozef zijn moeder bij de uitvoering van haar politiek. Dat was voor de toekomstige monarch een goede leerschool, maar ook een bron van ergernis: Jozef werd dagelijks gekonfronteerd met de belabberde toestand van het rijk, maar kon daar, zolang zijn moeder de feitelijke beslissingen nam, niets aan doen.
Terwijl andere Europese vorsten er vanaf de 17de eeuw in slaagden hun land om te smeden tot een koherent geheel en de macht van de centrale staat uit te breiden, regeerde het huis van Oostenrijk over vorstendommen in Midden-en Oost-Europa, Italië, ex-Joegoslavië en de Nederlanden, die geografisch noch politiek een eenheid vormden en sterk gehecht bleven aan hun eigen gebruiken.
Elders hadden de vorsten daar wat op gevonden, maar de Habsburgers konden in een gewest alleen belastingen heffen indien de plaatselijke staten instemden. Dit bracht mee dat Wenen onvoldoende inkomsten had om een groot staand leger te onderhouden, terwijl Oostenrijk vanuit het noorden bedreigd werd door net steeds machtiger Pruisen, en in het zuidoosn door de Turken.
Om de macht van de Staten te verminderen en een efficiënt bestuur in te stellen, probeerde Jozef zodra hij keizer was in zijn hele rijk eenzelfde, door Wenen gekontroleerde administratie op te zetten. Zij moest als voertaal het Duits bezigen en overal funktioneren binnen dezelfde wettelijke grenzen.
Daartoe verdeelde hij zijn rijk in dertien administratieve omschrijvingen . De Zuidelijke Nederlanden ontsnapten daar voorlopig nog aan, maar ook hier zou Jozef na verloop van tijd de oude territoriale omschrijvingen overhoop halen.
Ook het lot van de boeren de overgrote meederheid van de bevolking baarde Jozef zorgen. In Centraal-Europa, waar de feodaliteit nog volop bestond, waren zij onvrij; zij bewerkten de domeinen van wereldlijke heren of kerkelijke instellingen.
Ze waren te arm om zelf belastingen te betalen en of ze nu hard werkten of niet, hun lot bleef even ellendig. Het gevolg was dat zij weinig produktief waren. Bovendien verdween hun bijdrage tot de nationale rijkdom in de t geldkoffers van lieden en instellingen die vrijgesteld waren van de meeste heffingen.
Tolerantie
,
Ondanks enkele aarzelende hervormingen slaagde Maria-Theresia er niet in de situatie te verbeteren . Toch won het idee veld dat de opheffing van sociale en politieke ongelijkheid de ekonomie uiteindelijk ten goede kwam, steeds meer veld. Jozef meende dat de emancipatie van de kleine man op termijn tot een God welyevalligegelijkheid zou leiden. En niet alleen omdat hij principieel weinig voelde voor privileges; hem stonden eerst en vooral ekonomische groei en stijgende staatsinkomsten voor ogen.
Daarom wou hij ook de protestanten en' joden, tot dan toe van vele aktiviteiten uitgesloten, volledig aan het maatschappelijke en ekonomische leven laten deelnemen. "God dienen is niet los te koppelen van het dienen van de staat,'' schreef Jozef op zekere dagaan zijn moeder, "God wil dat wij hen, die hij talent en het vermoyen tot zakendoen heeft schonken, ook gebruiken. (...) Voor mij betekent tolerantie dat ik in sekuliere zaken een beroep doe op iedereen die daartoe geschikt is, en bereid ben iedereen met de nodige kwalifikaties die de welvaart van mijn landen bevordert, landbouw of handel te laten beoefenen of zich in een stad te laten vestigen."
Maria-Theresia luisterde niet eens te meer. Maar toen zij stierf in 1780 en Jozef de troon besteeg, vaardigde hij vrijwel onmiddellijk het zogenaamde Tolerantie-edikt uit, het eerste in zijn soort.
Het gaf godsdienstvrijheid en gelijke burgerrechten aan lutheranen, calvinisten en ortodoxen; na verloop van tijd genoten ook de joden ervan. De censuur werd minder streng, iets waarvan zelfs de drukkers of invoerders van ateïstische traktaten en van pornografie profiteerden.
Van het protest trok Jozef zich niets aan. "Grote dinyen moeten in één keer volbracht worden, " schreef hij. "Alle veranderingen zoryen vroeg of laat voor meningsverschillen. De beste manier om vooruit tegaan, bestaat erin eens een beslissing genomen, het publiek er dadelijk over in te lichten en niet naar tegengestelde meningen te luisteren. Dan komt het erop aan de beslissing op de juiste manier uit te voeren."
Boeren
,
Al in 1780 drukte de keizer maatregelen door, gericht op de lotsverbetering van de boeren. Hij bepaalde dat zij niet langer verplicht waren tegen betaling al hun graan te malen in de molen van de heer en hun brood te bakken in diens bakkerij. Voorts kregen de kinderen van een boer het recht na diens dood dezelfde grond te blijven bewerken. Maar daar, vond de keizer, mocht het niet bij blijven.
Jozef II wilde de feodale lasten die op de boeren drukten, beperken tot zo'n 18 t.h. van hun inkomen (dit betekende dat de heren in sommige Centraaleuropese gebieden tot 60 t.h. van hun inkomen zouden verliezen). Dan konden de boeren 13 t.h. als belasting afstaan aan de staat en nog eens 20 t.h. aan de dorpsgeeenschap voor het onderhoud van de pastoor het dorpsschooltje enzovoort.
Zodoende hielden ze ongeveer de helft van de opbrengst van hun arbeid over genoeg om hun bedrijf te runnen en "goed" te leven. Jozef I vond ook dat een landheer zijn boeren niet langer tot onbezoldigde karweien mocht verplichten. Als hij de arbeid van zijn boeren nodig had, diende hij daar in klinkende munt voor te betalen.
Totalitair
,
Maar het waren niet alleen de boeren die volgens de keizer belastingen dienden te betalen. Ook de grootgrondbezitters, die tot dan toe vrijgesteld waren van grondbelasting, moesten eraan te geloven, vond hij. Omdat voor de heffing van een uniforme grondbelasting een inventaris nodig was van het grondbezit, gaf Jozef in 1784 opdracht een kadaster op te stellen een gigantische onderneming die pas vijf jaar later voltooid was. Uiteraard kwam van deze antifeodale uiteindelijk projekten weinig in huis. De adel zeker die in Hongarije verzette zich en dreigde zelfs de Pruisen te hulp te roepen.
Het voorgaande bewijst dat Jozef II geen demokraat was, maar een verlichte despoot. Zijn doelstellingen en metode hadden iets totalitairs of dat is de indruk die ze maken op ons, die in onze eeuw van nazisme, fascisme en Stalinisme zagen. Maar men mag niet vergeten dat Jozef tweehonderd jaar geleden regeerde over een feodale maatschappij waar privilegies, machtsmisbruik en willekeur de regel waren. De keizer was een kind van zijn tijd; hij geloofde dat men dank zij de Rede een Rede die geen tegenspraak dulde alle problemen kon oplossen.
De oude vrijheden, waarvan men onder meer in de Zuidelijke Nederlanden vond dat de keizer ze ten onrechte afbouwde, waren in werkelijkheid de privilegies van een minderheid. Dat de andere Europese vorsten van de 18de eeuw daar niets aan deden, bewijst alleen dat zij konservatiever en voorzichter waren dan Jozef, niet demokratischer. Maar Jozef maakte fouten. Hij was ongeduldig, impulsief en bemoeide zich met alles, ook met dingen waarvan hij geen verstand had.
De keizer bleef blind voor het feit dat zijn onderdaden gehecht waren aan hun eigen tradities, mentaliteit, gewoonten en godsdienstbeleving een fout waarin vele heersers na hem opnieuw zouden vervallen.
Ten slotte begreep hij niet dat dezelfde ideeën, die van de Verlichting, waarop hij zijn politiek grondvestte, vele onderdanen naar meer inspraak deed verlangen. En zo joeg hij mensen die het aanvankelijk min of meer met em eens waren, tegen zich in het harnas.
Jan LAMPO
Parlement van drukkingsgroepen
,
De staten ontstonden in de late middeleeuwen. Omdat de vorsten belastingen nodig hadden, gaven zij de machtigste bevolkingsgroepen of standen van een gewest inspraak bij het landsbestuur. De staten telden vertegenwoordigers van adel, klerus en (grote) steden. Bij ons waren de staten van Brabant en die van Vlaanderen de belangrijkste. In sommige landen stuurden de gewestelijke staten vertegenwoordigers naar de zogenaamde Staten-Generaal om met de vorst te overleggen over zaken die het hele grond gebied aanbelangden.
In de Verenigde Provinciën oefenden de Hoogmogende Heren Staten Generaal na de opstand zelf het landsbestuur uit; in Frankrijk kwamen ze sedert lang niet meer bijeen; toen Lodewijk XVI gedwongen werd ze toch samen te roepen, vormden zij zichzelf om tot Nationale Assemblée. De staten waren geen volksvertegenwoordiging in de moderne, demokratische zin; zij vertegenwoordigden de hogere klassen en waren behoudsgezind. Eigen- en regionaal belang wogen zwaarder dan dat van de overkoepelende staat.
Adel en klerus, die als grondbezitters dezelfde belangen verdedigden, waren vaak in de meerderheid: doorgaans stemde men niet individueel, maar per stand, zodat het altijd twee tegen een was. Adel en Kerk betaalden nauwelijks belasting en wilden dat zo houden. De sted en de zogenaamd e` derde stand moesten wel betalen, maar hun afvaardiging, gerekruteerd uit de machtige ambachten, probeerden het bedrag laag te houden en af te wentelen op de kleine man. Zeker in de Zuidelijke Nederlariden vond men niet dat het verre Wenen te veel eisen moest stellen; onze centen werden toch maar gebruikt voor oorlogen tegen de Turken en andere dingen waar men geen baat bij had. Dat een krachtig bestuur ook deze gewesten ten goede kwam, zag men niet in. Iedere versterking van het centrale gezag betekende dat de plaatselijke machthebbers invloed verloren en dat wilden zij niet.
In Brabant bestond de derde stand uit afgevaardigden van de drie hoofdsteden Brussel, Antwerpen en Leuven. Om bij de adel zitting te mogen hebben, moest men minstens baron zijn, een minimum aantal kwartieren of adellijke voorouders hebben en naargelang zijn titel over een bepaald inkomen be sch ikken . De geestelijke stand bestond uit de dertien belangrijkste abten.
De staten van Brabant stelden in 1356 met hertog Jan III de Blijde Intrede op. Dit charter bekrachtigde de privilegies die de vorst zijn onderdanen had geschonken; het bepaalde dat alleen Brabanders de administratie mochten bemannen en dat de vorst het gemeen land moest raadplegen bij belangrijke kwesties. Het gaf de Brabanders llet recht in opstand te komen als hij de artikelen van het charter niet naleefde.
In Vlaanderen week de samenstelling van de staten af van het gebruikelijke stramien. Hier domineerden de steden Gent, Brugge, Kortrijk, Oudenaarde, Ninove en Dendermonde die samen drie stemmen uitbrachten, en de landelijke omschrijvingen Oudburg, het Brugse Vrije, de kasselrijen Kortrijk en Oudenaarde, de landen van Bornem, Waas, Aalst en Dendermonde en de ambachten Assene en Bouchoute (volgens een beurtsysteem ), die samen ook drie stemmen hadden . De geestelijkheid had er slechts twee. De adel kreeg pas in 1789 een eigen vertegenwoordiging.
Jan LAMPO
Jan Frans Vonck en Hendrik v.d.Noot
Tegenstelling
Onbekend
van samenwerking haar diepe vijandschap
Patriottenleger verdreef Oostenrijkers naar Luxemburg
Dat men zich wachte van niets alléen 't ondernemen
... dat d'actie zal of wel generael zyn voor heel het Land en beginnen van de Grenzen om by een te trekken ter naester Garnisoen Steden, op welk zal beginnen van een zeker gewest. In alle gevallen sal 't Volk'er van verwittigt zyn door gedrukte briefjens uyt-tegeven door de associatie pro Aris & Focis, die verspreyd is door heel het Land en boven maeten aengroeyt..." Zo luidde een van richtlijnen van het geheim genootschap Pro Aris et Focis aan de vrijwilligers, die zich eind 1789 klaarmaakten om de Oostenrijkers uit de Nederland en te verdrijven. In oktober van dat jaar, na de aanhouding van enkele leiders van het genootschap in Brussel en de vlucht van Vonck naar Breda konden de patriotten hun aktie niet lang meer uitstellen.
Hendrik Van der Noot wilde met de inval wachten tot de lente van 1790. Ook Jan Frans Vonck had de aktie liever nog enkele dagen uitgesteld, zodat de plaatselijke komitees van Pro Aris et Focis zich wat beter konden voorbereiden. Maar in Breda werd het startsein gegeven. In de nacht van 23 op 24 oktober 1789 vertrok een troepenmacht onder leiding van generaal Jan Andries Vander Mersch zuidwaarts.
De patriotten namen eerst het fort van Zandvliet in, waar ze een manifest voorlazen waardoor Jozef II van zijn soevereiniteit vervallen werd verklaard. Daarna trok Vander Mersch met zijn troepen naar Turnhout. Hij wilde een open veldslag met de sterkere Oostenrijkse troepen vermijden. Op 27 oktober volgde een konfrontatie in de stad, die in het voordeel van Vander Mersch uitviel.
Na de eerste overwinningen verliep de verdere veldtocht wat moeizamer. De verhoopte steun van de bevolking bleef uit, de troepen waren vermoeid en de munitie raakte op. In november trok Vander Mersch zijn.manschappen naar de Verenigde Provinciën terug om er nieuwe troepen te trainen.
Onder leiding van de prins de Ligne vertrok een kleine troepenmacht naar Gent. In de nacht van 16 op 17 november werd de stad bevrijd. Vander Mersch rukte opnieuw op naar Brabant, waar hij Diest en Tienen bevrijdde. Daarna stelde hij een staakt-het-vuren van tien dagen aan de Oostenrijkers voor, omdat hij een open konfrontatie met het Oostenrijks leger vreesde.
Nog voor het staakt-het-vuren was afgelopen, kwam de Brusselse bevolking in opstand. De Oostenrijkse soldaten deserteerden massaal en de regering vluchtte naar Luxemburg.
Tegenstelling
,
Met de verdrijving van de Oostenrijkers uit Brussel was de overwinning een feit. Maar meteen rees ook de vraag hoe het bestuur moest worden georganizeerd. De tegenstellingen tussen Vonck en Van der Noot kwamen vrijwel onmiddellijk aan de oppervlakte.
Vonck schreef zijn ideeën over de staatsinrichting neer in het geschrift Considérations impartiales sur l'état actuel du Brabant, later vertaald als Onzeydige Aenmerkinyen overden teyenwoordigeyesteltenis van Brabant en verschenen in januari 1790. Daarin verwierp hij het idee van een Assemblée Nationale, zoals die in Frankrijk tijdens de revolutie werd ingevoerd. Vonck wilde wel hervormingen, maar dan binnen de bestaande strukturen. Dit geschrift werd het officiële programma van de progressieve strekking.
Vonck wilde de Statenvergadering met vertegenwoordigers van de drie standen, clerus, adel en burgers, behouden, maar hij stelde wel enkele aanpassingen voor. De eerste stand mocht niet langer alleen maar door abten worden vertegenwoordigd. Ook vertegenwoordigers van de
seculiere geestelijkheid moesten zitting krijgen. Ook de tweede stand, de adel, moest worden uitgebreid met nieuwe vertegenwoordigers .
Wat de derde stand betreft, steld Vonck voor om niet alleen vertegenwoor digers van de rijke patriciërsfamiliese ambachten uit de grote steden toe te laten maar ook de hoge middenklasse, zoals d handelaars, renteniers en advokaten. Bo vendien moest in die stand een tweed kamer worden opgericht, waarin afgevaardigden van kleine steden en het platteland zitting zouden krijgen. Die vertegenwoordigers moesten door de burger worden verkozen. Alleen "zij van wie het bekend was dat ze geen eigen wil hebben", mochten niet stemmen.
Vonck was voorstander van de scheiding van de machten, zoals Montesquie die had voorgesteld. Volgens zijn plan moesten de nieuwe Staten de wetgevende macht hebben. Bovendien kregen ze de financiën in handen.
Een Raad van State bestaande uit vijf afgevaardigden, waarvan elke geleding van de Staten er één koos, en de Raad van Brabant de vijfde aanduidde, kreeg de uitvoerende macht. De rechterlijke mach zou door de Raad van Brabant worden uitgeoefend.
Onbekend
,
Hoewel Voncks ideeën absoluut nie radikaal progressief waren, gingen ze voor Van der Noot veel te ver. Van der Noot en zijn aanhangers, de Statisten, ijverden voor het herstel van de oude instellingen en de eeuwenoude privilegies. Het hoogste gezag was aan de Staten voorbehouden.
Na de overwinning werd Vonck naar Gent gestuurd, om er samenwerking te bepleiten. Van der Noot maakte van zijn afwezigheid gebruik om zich als de "echte leider" van de revolutie op te werpen. Op 18 december liet hij zich in Brussel door het volk huldigen.
Van der Noot had het niet moeilijk zichzelf in de belangstelling te werken. Voor de revolutie stak hij niet onder stoelen of banken dat hij tegen de Oostenrijkse heerser wilde optreden. Iedereen wist dat hij in Breda een opstand voorbereidde. Vonck en zijn aanhangers waren zo goed als onbekend.
Zij waren gedwongen in het diepste geheim te werken. Van die onbekendheid profiteerde Van der Noot om het volk tegeri hen op te ruien. Verlooy schreef daarop Les auteurs secrets de la revolution présente, waarin hij probeerde uit te leggen wie de revolutie had geleid.
Het mocht allemaal niet baten. In Brabant kregen de Statisten de overhand. De Staten van Brabant riepen de soevereiniteit uit en op 31 december zwoer elk van de drie standen trouw aan de twee andere. Ook de staten van Henegouwen en Namen en de stad Doornik riepen hun onafhankelijkheid uit. Limburg (niet te verwarren met de huidige provincie, die toen de naam Loon droeg ) volgde enkele maanden later, Luxemburg was niet bij de revolutie betrokken.
Begin 1790 namen de Staten van Brabant het initiatief om de Staten-Generaal (Brabant, Gelderland, Vlaanderen, Henegouwen, Namen, Doornik, het Doornikse, Mechelen) samen te roepen. De StatenGeneraal sloten op 11 januari een verdrag waardoor de "Verenigde Nederlandse Staten" werden opgericht. In het Frans werd dat Les Etats Belgiques Unis, waarbij belyique als adjektief voor Pays-Bas werd gebruikt.
De Verenigde Nederlandse Staten werden een konfederale staat, waarin elke provincie bijna volledig zelfstandig bleef. Alleen voor militaire, diplomatieke en monetaire zaken werd een gezamenlijk beleid gevoerd. Voor die "nationale" bevoegdheden werd een kongres in het leven geroepen. Ook de Staten-Generaal bleven bestaan. In het oprichtingsverdrag stond expliciet vermeld dat kongres het katolieke geloof aanhing.
De Staten-Generaal kregen de wetgevende, het kongres de uitvoerende macht. Aangezien beide organen door dezelfde afgevaardigden werden bevolkt, was van een scheiding der machten geen sprake. Hendrik Van der Noot werd minister en kanunnik Van Eupen staatssekretaris.
Door dit systeem werd de machtsbasis van de konservatieve Staten en de bevoorrechte standen versterkt. Voor demokratizering was geen enkele ruimte. Vonck en zijn aanhangers belandden in de oppositie. Tussen Vonckisten en Statisten onbrandde een echte pamflettenoorlog. Later zou er bloed vloeien.
Els GROESSENS
Hendrik Van der Noot (1731- 1827), "den Brabantschen 'Washington"
Advokaat Hendrik Van der Noot, leider van de Statisten, werd op 7 januari 1731 geboren als zoon van Nikolaas Franciscus Van der Noot, heer van Vrechem, Kelfs en Gobbelschrooy. Nikolaas Franciscus was amman of hoofd van politie in Brussel. Hendriks moeder was JérometteFranc,oise van Caverson, bij wie Nikolaas niet minder dan negen kinderen had (uit zijn tweede huwelijk, met de Antwerpse Madeleine-Louise van Honsem, werden er nog eens acht geboren ) .
De Van der Noots waren een oud Brabants geslacht, waartoe ook de 16de eeuwse dichter jonker Jan Van der Noot behoorde. In de loop der eeuwen speelden talrijke Van der Noots een rol in Brussel, onder meer als burgemeester of schepen. Anderen bekleedden ambten in het bestuur van het hertogdom.
Het geslacht Van der Noot bestond uit twee takken. De Van der Noot de Duras verwierven de titel van graaf en bouwden in Duras een prestigieus neoklassicistisch kasteel. De Van der Noot d'Assche waartoe ook Nikolaas' familie behoorde stamden af van Mattias Van der Noot, onder
keizer Karel V forestier van het Zoniën woud . Deze aristocratische achtergrond verklaarde de gehechtheid van Hendrik aan ancien régime en adellijke privilegies.
Hendrik Van der Noot promoveerde op 1 februari 1757 aan de universiteit vart Leuven tot licentiaat in de beidé rechten; Dertig jaar later werd hij ook advokaat bij de Soevereine Raad van Brabant. Hij erfde de woning van zijn vader aan de Nieuwstraat, tussen de St.-Michielstraat en de Koolstraat.
Op 23 april 1787 publiceerde Van der Noot zijn Mémoire sur les Droits du Peuple Brabançon, startsein van het protest tegen de hervormingen van Jozef II. Weldra werd hij officiële woordvoerder van de Staten van Brabant. In 1788 vluchtte Van der Noot naar Breda, waar hij zijn aktiviteiten voortzette
Als agent plénipotentiaire du peuple brabançon zocht hij bij Engeland, de Verenigde Provinciën en Pruisen steun voor de opstand. Na de val van Turnhout hield Van der Noot op 18 december 1789 met andere leiders van de opstand een triomfantelijke intocht in Brussel. Hij richtte' mee de Verenigde Nederlandse Staten op. en speelde de rol van eerste minister Als zodanig genoot den Brabantschen Washington de steun van de klerus; bij het volk was hij erg geliefd.
Toen de Oostenrijkers in 1790 terugkeerden, vluchtte Van der Noot naar de Verenigde Provinciën, waar hij een zwervend bestaan leidde. Oostenrijk vroeg zijn uitlevering; stadhouder Willem V verbood hem zich op te houden in het grensgebied, Toen Van der Noot in 1792 gedwongen werd de Republiek te verlaten, vestigde hij zich in Engeland.
Na de Franse inval keerde Van der Noot naar de Zuidelijke Nederlanden terug Hij kreeg het een paar keer aan de stok met de Franse overheid en belandde zelfs een poos in de gevangenis, maar speelde geen politieke rol meer. Op 13 juni 1827 overleed Van der Noot, totaal vergeten, op zijn buitengoed in Strombeek.