Maçonnieke encyclopedie

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

HOOFDSTUK VI, VAN LIBERALISME EN ANTICLERICALISME NAAR MILITANTE VRIJZINNIGHEID
Napoleon, de redder.
Schuilnamen
In de Belgische provincies.
Koning Willem en prins Frederik.
Groeiende kerkelijke tegenstand.
Het onafhankelijke Belgie.
Definitieve breuk met de Kerk.
Artikel 135 verdwijnt.
Doorgedreven politisering.
De "Opperbouwmeester" verdwijnt.
De grote interne verdeeldheid.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog.
Logeleden tot aan de Eerste Wereldoorlog.
Vlamingen in de Tempels.
Nieuwe strijd met de Kerk.
Het interbellum.
De "Judeo-maçonnerie".
De schandaalsfeer.
De oorlogstijd.
De recrutering in vogelvlucht.
Vlaamse literatoren sieren de kolommen.


Hoofdstuk VI, Van liberalisme en anticlericalisme naar militante vrijzinnigheid
Figuur; Hoofdstuk VI

Napoleon, de redder.
Napoleon Bonaparte (1769-1821) was geen vriend van de loges. Had hij zijn antipathie in daden omgezet, dan was het met de vrijmetselarij voor lange tijd uit geweest, althans in de tot het Franse imperium behorende landen.
De schrandere consul, die een zo breed mogelijke legitimiteit wou vestigen, was evenwel bereid de broeders opnieuw te gedogen, als hij zelf maar hun onbetwiste meester bleef. Hij had niet geaarzeld vrede te sluiten met zijn gezagvolste en gevaarlijkste tegenstrever, paus Pius VII (1740-1823).
Bonaparte besefte nl. dat het volk godsdienst nodig had als brood en met het Concordaat van 1801 gaf hij de katholieke kerk haar vrijheid terug. Een heel voorwaardelijke vrijheid was het, waarbij hij zelf een aanzienlijke macht over de kerkelijke hierarchie verwierf.
In het opnieuw officieel katholieke Frankrijk was er geen plaats meer voor de cultus van de "Déesse Raison" en van "L'Etre Supréme", die door de revolutie was uitgevonden en in de pseudo-kerk van de Theofilantropie gestalte had gekregen.

Waar zouden de aanhangers van een vaag deïsme, van een niet-gereveleerde natuurlijke godsdienst, van een "kerk voor de niet-kerkelijken" een toevlucht vinden? Als Bonaparte er hun niet zelf een bezorgde, zouden ze die buiten hem om en waarschijnlijk tegen hem vinden. Dat kon hij natuurlijk niet gedogen.
De vrijmetselarij, die voorzichtig uit haar asse wou herrijzen, bleek het geschikte instrument te zijn. In haar schoot zouden de voltairiaanse geesten zich kunnen uitleven. Op voorwaarde natuurlijk en dat was voor hun geen probleem , dat ze dit onder het waakzame oog van de burgerlijke overheid deden en onvoorwaardelijke trouw aan het "Genie van de Eeuw" zwoeren. Een bijkomende voorwaarde, waar de vrijmetselaars al evenmin moeite mee hadden, was dat hun werking discreet zou blijven, teneinde niet in botsing te komen met de officiele katholieke staatsgodsdienst.
Enkele van de Ancien-Regimebroeders, die de stormen hadden overleefd, begonnen opnieuw te metselen. In 1800 hadden al vierenzeventig loges hun kolommen weer opgericht, in 1802 waren het er honderd veertien. Voor het hele keizerrijk, onze provincies inbegrepen, waren er in 1804 driehonderd loges, in 1806 zeshonderd zestig, in 1810 elfhonderd zestig en in 1814 meer dan twaalfhonderd.

Vanaf 1799 was de "Grand Orient de France" gereorganiseerd en werd de strijdbijl onder de vroegere rivaliserende obedienties begraven. Op het hoogste niveau plaatste Napoleon zijn vertrouwensmannen: zijn broer Joseph Bonaparte (1768-1844) werd grootmeester van de "Grand Orient" en zijn vertrouweling, kanselier Cambaceres (1753-1824), werd groot-commandeur van de "Supreme Conseil", die de hoge-gradenmaçonnerie beheerde.
Voortaan was de loge een getolereerde en goed gecontroleerde verzamelplaats voor keizerlijke ambtenaren en officieren en voor liberale bourgeois. De duizenden ontwortelden, die op het administratieve of militaire schaakbord veelvuldig van standplaats moesten veranderen, vonden als ze het wensten in iedere stad waar ze terecht kwamen, een gastvrije opvang in de schoot van de plaatselijke werkplaats. De lofbetuigingen aan het adres van de keizer werden het hoofdmotief in de hoogdravende redevoeringen. Er werd uitbundig getafeld, gezongen en gevierd onder gelijkgezinden. De vrijmetselarij beleefde een tweede jeugd.
SCHUILNAMEN
In de XIXde eeuw namen de Franse vrijmetselaars de gewoonte aan zich in de briefwisseling tussen loges achter een schuilnaam te verbergen Zeer dikwijls werd hiervoor een al dan niet volmaakt anagram van de logenaam gebruikt. De "Grand Orient" gaf het voorbeeld door als correspondentieadres op te geven: "Mr Legrand Netori".
De aanschrijftitel van het "Grand College des Rites" was "Netoricol".
Enkele Belgische voorbeelden uit de negentiende eeuw: "La Reunion des Amis du Nord" (Brugge): "Mr Nordmann de Dourissieu"; Les Disciples de Salomon" (Leuven): "Mr Pison de Masdocles"; "Les Amis Philanthropes" (Brussel): Mr Sephiramis Platon"; L'Amitie (Kortrijk): "Mr A. Mitie"; "La Felicite Bienfaisante" (Gent): "Mr Felicite"; "Les Trois Niveaux" (Oostende): "Mr SeroniViteaux"; "Les Vrais Amis" (Gent): "Mr Sinavirus"; "Les Vrais Amis de l'Union (Brussel): "Mr Vasiniras de Niolun"
De gewoonte van naamcamouflage is niet helemaal verdwenen. Het Belgisch Grootoosten wordt nog altijd aangeschreven als "Mr. GOB".
Sommige loges hebben ook voor hun post- of bankrekening een deknaam. Zo bv. de loge "Kentering" in Mechelen die haar postrekening 001.1860279.89 heeft op naam van "Concert Triangel" en de loge "Les eleves de Themis" in Antwerpen die bij de BBL het nummer 320.0916833.59 heeft onder de naam "Simeth".