Maçonnieke encyclopedie-M.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
DEEL IV, PROFAAN BROEDER EN ZUSTER
HOOFDSTUK I, MACONNIEKE TEMPELBOUW
1. Eenheid in de verdeeldheid?
2. Is er toekomst?
3. Verouderde attitudes?
HOOFDSTUK II, Enkele rechtzettingen
1. Intellectuele Spielerei?
2. "Religare", religieus zijn.
3. Een geheim genootschap?
4. Exclusieve recrutering en selectie?
DEEL IV
HOOFDSTUK I
MACONNIEKE TEMPELBOUW
1. Eenheid in de verdeeldheid?
2. Is er toekomst?
3. Verouderde attitudes?
Waar staan wij ongeveer na drie eeuwen metselen ?
1. Eenheid in de verdeeldheid?
Credo
—Broeder Redenaar, gij die het geweten van de werkplaats zijt, herinner ons de principes waarop de Vrijmetselari; steunt en waaraan zij haar glans en overleven dankt.
—De universele broederschap van de mensheid, Achtbare Meester.
—En welk is het bindmiddel van onze Broederschap?
—Liefde tot de mens en het geloof in zijn perfectibiliteit
Het is voor vele vrijmetselaars onthutsend te moeten vaststellen dat ook in onze tijd steeds geen eenheid in de maconnieke wereld bestaat. Verre van zelfs, als wij het aantal bestaande grootmachten overschouwen.
Maar het is verheugend, dat de kern van de maconnieke boodschap, het streven naar de vervolmaking van de mens, ondanks die verdeeldheid gaaf bleef en nog steeds het gemeenschappelijk doel is van de verschillende Obedienties. In de oren van buitenstaanders klinkt dergelijke slagzin overtrokken. Wij, vrijmetselaars, lachen daar niet mee. Wij hebben inderdaad als enige werkhypothese - niet als dogma! - het geloof dat de mens vatbaar is voor vervolmaking. Het is zowel een boodschap als een opdracht die, verpakt in symbolen en ritualen en gebruik makend van mnemotechnische middelen, de adepten aanspoort in dezelfde richting te stappen, wat ook het obedientieel pad is dat zij bewandelen. De 18deecuwse weelde aan riten en graden is verdwenen, de maconnieke flora is verarmd en minder kleurrijk geworden, maar de boodschap bleef bewaard.
Als we nu over verscheidenheid in maconnieke stelsels praten, dan hebben wij het niet zozeer over fundamentele verschillen als wel over administratieve splijtzwammen, soms handig gecamoufleerd onder een of ander twistpunt. Niet alleen de Kerk heeft zich bezig gehouden met discussies omtrent het geslacht der engelen. Het uit mekaar groeien of naast elkaar groeien van grootmachten is voornamelijk te wijten aan plaatselijke verschillen en geschillen waarin persoonlijke ambities en nationale gevoeligheden een overwegende rol speelden. In onze kosmopolitische samenleving zal daar minder en minder plaats voor overblijven, dat merken wij nu al.
En toch blijft het probleem van de menselijke betrekkingen nog zwaar doorwegen en leeft er nog een rijke maconnieke fauna. Die wildgroei vindt vooral een voedingsbodem in het tweede aspect van de Vrijmetselarij, haar administratie. Iedere organisatie heeft nu eenmaal regels en bestuursorganen nodig om het structureel mogelijk te maken het voornaamste aspect, de boodschap, over te brengen. Het tijdperk en de maatschappij waarin wij leven, is steeds bepalend voor de vorm van de organisatie en de sfeer waarin de Vrijmetselarij wordt beoefend en beleefd. Het "apparatus", al datgene wat tot de maconnieke fauna kan gerekend worden, is onderhevig aan tijdelijke en plaatselijke deviaties en modi, en zorgt voor een specifieke flora. Graden en titels geraken in onbruik wanneer zij geen boodschap meer brengen die gehoord wordt.
Alluviale ritualen en riten, wier inhoud niet essentieel was, worden als modeverschijnsel wel enkele decennia gesmaakt in een of andere aangepaste maconnieke Tempel, maar zij geraken meestal vlug in onbruik. Het volstaat erop te wijzen dat zelfs in een der laatst overgebleven wereldverspreide riten, de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus in 33 graden, vele tussenliggende graden nog enkel sporadisch worden opgevoerd als een folkloristisch "spel", om de nieuwsgierigheid en de honger naar kleurrijke spektakels van de broeders enigszins te stillen.
Deze menselijke kant heeft er trouwens voor gezorgd dat er altijd andere stelsels en hogere graden blijven komen en gaan. En naarmate de accenten in onze profane samenleving verlegd worden, zullen ook andere maconnieke organisaties hun vangarmen uitstrekken. Maar zoals gezegd, het essentiele, datgene wat door eenvoudige symbolen, woorden en tekens eeuwenlang tot de geest van elke generatie vrijmetselaars heeft gesproken, wordt nog steeds in de blauwe Loges aan de geinitieerden meegedeeld. Het is daar dat de mens bij uitstek herinnerd wordt aan zijn waardigheid, zijn rechten en vooral zijn plichten als mens en de cultus van de broederlijkheid, waarvan hij in zijn diepste binnenste de gevoelens koesterend ontdekte.
Maatschappelijke actie vs. individuele vervolmaking.
De dualiteit tussen het spirituele en het materiele aspect van de boodschap, zoals die door een rituaal aangebracht wordt, heeft er voortdurend toe geleid dat spanningsvelden ontstonden binnen de Vrijmetselarij tussen diegenen die van oordeel waren dat de Loges op actieve manier een progressief gedachtengoed moesten uitdragen, en de anderen die het accent legden op individuele vervolmaking en persoonlijke inzet in het maatschappelijk gebeuren. Het heeft grotendeels de organisatorische breuk tussen de Angelsaksische en de Europese continentale Vrijmetselarij teweeg gebracht en tot obedientiele opsplitsing geleid op het continent zelf.
De "hogere" of ''zij-graden" van de Vrijmetselarij, oorspronkelijk bedoeld als uitdieping van de bestaande blauwe graden, hebben in niet geringe mate bijgedragen tot deze accentverleggingen die zich situeren in de 1 9de eeuw. De "blauwe" Vrijmetselarij put haar paswoorden, heilige woorden en historische verwijzingen uit "het boek van de Zedenwet onder Passer en Winkelhaak", dit is in de westerse landen traditioneel de bijbel.
In een veranderende maatschappij kwam een nieuwe maatschappelijke catechismus tot stand en veranderde gaandeweg de inhoud van bepaalde symbolen. Ritualen omtrent "recht en rechtvaardigheid, eerbied voor de arbeid, strijd tegen wereldlijke en geestelijke tirannie, vrijheid van gedachte en geloof" behandelden thema's met vernieuwde inhoud, waarbij niet langer het accent gelegd werd op de spirituele betekenis voor de individuele zedelijke vervolmaking, maar veeleer op een maatschappelijke emancipatie.
Onwillekeurig spoorden deze ritualen aan tot actief ingrijpen in de bestaande maatschappij, waardoor de Vrijmetselarij op het continent gedurende nagenoeg een eeuw herhaaldelijk in botsing kwam met de bestaande structuren. Dat uitte zich niet alleen in een anti-clericalisme in katholieke landen, maar ook in louter politieke conflicten. De "progressieve liberalen" trokken van leer tegen de "conservatieve" liberalen en zij werden leiders in de nieuwe "socialistische" bonden. Eens de profane disputen in de Loge gebracht, was er nog weinig plaats, vooral in de blauwe graden, voor metafysische beschouwingen .
Men kan de verdienste van die opvatting op maatschappelijk vlak niet ontkennen. Het was het enige machtscentrum dat kon optornen tegen het geestelijk overwicht van de katholieke Kerk op de bestaande maatschappij. Het is een bittere strijd geworden, waaruit een reeks misvattingen over de Vrijmetselarij zijn ontstaan, waarvan de echo's nazinderen tot in deze tijd.
De Roomse Kerk heeft inmiddels in onze contreien sterk aan clericalisme ingeboet en de rabiate papenvreters worden een zeldzaam ras, ook in de Vrijmetselarij. Progressieve christenen en vrijmetselaars ontdekken dat zij veel meer gemeen hebben dan kon vermoed worden en dat dialogeren niet impliceert dat men eigen oprechte standpunten moet overboord gooien. De tijd is een goed heelmeester. Het is een vaststelling, die ons leidt naar het tweede thema van dit hoofdstuk: welke toekomst heeft de Vrijmetselarij?
2. Is er toekomst?
Heeft de Vrijmetselarij niets meer te bieden aan de mens van de 21ste eeuw die voor de deur staat?
Het lijkt evident dat de mens nood zal blijven hebben aan middelen om zich te onderrichten en te vervolmaken, of zelfs maar om naar zijn persoonlijk geluk te streven in welk opzicht ook. In de mate dat de Vrijmetselarij daartoe haar steentje kan bijdragen, zal zij blijven bestaan. Dat wil echter niet zeggen dat dit noodzakelijk zal gebeuren onder de vorm die vele vrijmetselaars thans, met dalend succes trouwens, blijven verdedigen in hun mannelijke reservaten. Want niet alleen het probleem van de veelheid aan structuren wordt minder en minder ervaren als een evidentie. Ook bepaalde maatschappelijke indelingen hebben hun tijd gehad en zullen waarschijnlijk onze generatie niet meer overleven.
Het filantropisch aspect van de Vrijmetselarij heeft aan belang ingeboet sedert de sociale zekerheidsstelsels in de meeste Europese landen dit probleem op veel efficientere manier kunnen aanpakken. Wat de drang naar het mysterieuze betreft, is het toch wel zo dat drie eeuwen later de wetenschap het terrein van het mysterie sterk heeft afgeroomd, zodat er in feite nog enkel het aspect "geheimdoenerij" dreigt over te blijven. De snelheid waarmee ontdekkingen en studies in wetenschappelijke kringen bekend geraken, zonder godsdienstige en nagenoeg ook zonder politieke censuur, maakt de Vrijmetselarij als beschermmantel overbodig. Service-clubs, aan de oorsprong gesticht en opgebouwd door vrijmetselaars, vangen het aspect beroepsvereniging en belangenbehartiging grotendeels op. waarbij zowel een brug geslagen wordt naar profane kringen (Rotary, Lions, Kiwanis, 51, e.a.), als een onderonsje bewaard wordt (cercles fraternels).
God was feitelijk nooit de zaak van de Orde als dusdanig, de politiek evenmin.
Quid?
Houden wij misschien een vermolmd instituut in stand?
3. Verouderde attitudes?
Men heeft soms de indruk dat daar wel iets van aan is, maar men moet zich terzelfdertijd realiseren dat deze mening zeker niet door iedere vrijmetselaar gedeeld wordt, zeker niet door de leden van de meer traditiegerichte Obedienties.
De tijd lost bovendien de meeste problemen geleidelijk op. zodat er geen reden is om onverwijld tot harde ingrepen over te gaan in de geborgen apartheid van ons verenigingsleven of in het ritualistisch gebeuren dat wij de Tempelarbeid noemen en waarover soms de romantische charme van een verwelkte roos hangt.
Toch zijn er bepaalde elementen waarover vrijmetselaars zich vragen stellen. Over de vrouw in de Vrijmetselarij bijvoorbeeld, maar daarover spraken we eerder in een afzonderlijk hoofdstuk. De emancipatie van de vrouw is immers het sociaal feit van de laatste helft van deze eeuw.
Dat is maar een aspect van de mogelijke veranderingen. Ook de sociale stelsels zijn aan diepgaande aanpassingen toe, nu men voor de zoveelste keer in de geschiedenis van de mensheid het failliet beleeft van een maatschappij, die gebaseerd is op droombeelden en een gedwongen nivellering. Proletarische revoluties zijn blijkbaar gedoemd steeds het onderspit te moeten delven.
Maar het gaat om veel meer dan louter materiele verwezenlijkingen. De verbazende veerkracht van de kerken in de vroegere communistische en atheistische Oosteuropese staten, waar men nochtans twee generaties heeft kunnen hersenspoelen, en de beweging in de rijke landen van het Westen naar meer eenvoud, solidariteit met de derde wereld en milieuvriendelijkheid, zijn evenveel bewijzen van het feit dat de mens niet alleen van brood leeft.
Vrijheid van gedachte, creativiteit, persoonlijk initiatief en verantwoordelijkheid kunnen een socialiserende rol vervullen wanneer mensen er zich van bewust zijn dat broederlijkheid en solidariteit de hoogste menselijke deugden zijn. Het is niet met bruut geweld, verknechting
en dogmatische prietpraat dat de op komst zijnde volksverhuizingen zullen kunnen worden tegengehouden. Wel door hoop en liefde.
En onze solidariteit zal de prijs zijn die we moeten betalen, willen we niet beroofd worden van onze vleespotten. De Vrijmetselarij als bevoorrecht intellectueel en maatschappelijk milieu zal haar rol moeten spelen in dat gebeuren. Zoals in de 18de eeuw zullen wij de ideeen van de nieuwe maatschappelijke omwenteling moeten laten klaarstomen door de besten onder ons. Individueel zal iedere vrijmetselaar zijn verantwoordelijkheid in de profane wereld moeten opnemen om de veranderingen in een richting te duwen die de idee van de vervolmaking van de mensheid dient.
Onze Orde kan zich best aanpassen. Na de maconnerie van de operatieven, zeg maar het ambachtelijk proletariaat, kwam de periode van de speculatieve maconnerie die voornamelijk recruteerde in de begoede milieus. Er volgde een periode van revolutionairen en vrijheidsstrijders die de wereldkaart in de l9de ecuw hielpen hertekenen. Een eeuw geleden vond de "bourgeois-maconnerie" een modus-vivendi met de "progressieve liberalen", de latere socialisten. Maar twee wereldoorlogen hebben de l9de eeuwse deugden begraven. Patriottisme, conformiteit, gezag, deugdzaamheid, eerlijkheid, samenhorigheid vormen niet langer de gelnene deler van onze maatschappij. Onze ritualen, vooral in de hogere graden, zullen nog meer uitgedund worden.
De vraag is of er iets zal moeten in de plaats gesteld worden en wat dan wel. En of wij in staat zullen zijn een nieuwe elite aan te trekken, die bereid is op het terrein een wereldomvattende en dus grensoverschrijdende nieuwe visie van de aloude maconnieke filantropie te ondersteunen. Indien in naam van de democratisering alleen maar dorpspolitiekers en brave lieden aangetrokken worden, dan kan men zo zijn twijfels hebben over de elitaire roeping van onze Orde. Vooral dan over de mogelijkheden om haar leden naar hart en geest te "vervolmaken" om hen op efficiente manier in de profane wereld hun rol te laten spelen in het proces van de "verheffing" van de mensheid.
Even heeft het er de schijn van gehad dat het mysticisme terug zijn intrede zou doen in de Vrijmetselarij, maar dat was blijkbaar een welvaartsverschijnsel uit de jaren 1960-70 en is inmiddels alweer voorbijgestreefd. Het gevaar dat de Vrijmetselarij zou afglijden naar een of andere vorm van navelkijken is dus denkbeeldig gebleven.
Anderzijds is er, zeker wat de Vrijmetselarij in Frankrijk en Belgie aangaat, het aspect van de vrijzinnigheid en de laiciteit van de Staat waartoe een overgroot gedeelte van de Vrijmetselaars zich toch bekennen. De ontkerkelijking van de gelovigen gaat gepaard met een verlangen om partijpolitiek en godsdienst gescheiden te houden. De vrijzinnigen kunnen zich niet langer identificeren met de politieke structuren waarin zij twee eeuwen lang militeerden.
En in de Loges ontmoet men opnieuw gelovigen en ongelovigen, zodat ook die plaats haar rol van vrijzinnig bolwerk als dusdanig aan het verliezen is.
Welke richting zal de Vrijmetselarij dienen uit te gaan? Naar een centrum toe, of gaat men opnieuw polariseren naar de uiterste opvattingen over de Vrijmetselarij toe? Men kan die grote problemen niet ontkennen. Maar men kan evenmin ontkennen dat onze Orde beschikt over geweldige troeven.
In een maatschappij, waar de mens meer en meer alleen komt te staan, wordt de nood om zich met iets of iemand te kunnen identificeren opnieuw groter. Onze leefgewoonten dulden niet langer het samenblijven van generaties uit eenzelfde familie. De huisvesting laat het niet eens meer toe. Maar de behoefte om opnieuw deel uit te maken van de intimiteit van een "familie" groeit bestendig.
Het leven in een besloten familie heeft voor de vrijmetselaar geen geheim, wel zijn charme. Ongedwongen maar toch gedisciplineerd in een groep leven, er een eigen persoonlijkheid kunnen ontwikkelen, recht hebben op een eigen mening en zich tegelijk vrij en solidair met anderen mogen voelen is een voorrecht dat niet aan allen is voorbehouden. Het zijn aspecten van de Vrijmetselarij die het haar moeten mogelijk maken te overleven. Het zijn wapens die de garantie bieden ieder schisma te boven te komen.
Een schisma is trouwens in zekere zin een uiting van gezondheid en rijkdom, zoals een uitzwerming dat is. Hervormingsideeen moeten immers groeien en veroorzaken botsingen. Het bruisend gedachtengoed van individuen en kleine groepjes vormt het rijzend deeg waaruit later brood wordt gebakken. En deeg rijst regelmatig uit de vorm. De Loge is al bijna drie eeuwen lang een middel om te verenigen wat anders zou gescheiden blijven. De 21ste eeuw zal ons een loge-vorm brengen die aangepast zal zijn aan de mentaliteit en de noodwendigheden van die eeuw. Naar de gevoelsmatige argumenten van onze verdwijnende generatie zal niet geluisterd worden, daar staat de maconnieke fauna borg voor. Zij zal de gepaste flora wel kweken als het erop aan komt een tijdloze boodschap in een tijdelijke boodschappenmand te verpakken.
Er is dus toekomst voor de Vrijmetselarij. Zeker in Vlaanderen, waar het emancipatieproces amper begonnen is en de verzuiling en het fanatisme vroeg of laat ten offer zullen moeten vallen aan de verruiming van de geesten. En dat zal gebeuren in weerwil van de verdedigers van kleinmenselijke belangen die de bekrompen scheidingsmuurtjes uit weloverwogen eigenbelang willen in stand houden in onze maatschappij. De volgende generatie zal er de prijs niet meer voor kunnen en willen ophoesten.
Er zit dus een Renaissance in als wij de kans grijpen en een bepaald wantrouwen laten varen. Zo ook zullen onze traditionele vijanden tot een beter inzicht komen in het fenomeen Vrijmetselarij, als zij willen zien en horen en de muren afbreken om er de grachten mee te dempen die ons scheiden. Maar opdat de basis zou volgen, zal men aan de top van de respectieve pyramides het voorbeeld moeten geven.
Belachelijk zijn
— Vind jij dat nu niet belachelijk in de Loge rond te lopen met zotn schortje of een gekleurd lint?
— Belachelijk? Hoezo?
In jouw kerk dragen de priester en zijn helpers bijzondere gewaden en versierselen naargelang de "officie" die ze volbrengen en de voorschriften van de liturgie. Advocaten en rechters gaan schuil onder een "zwart kleed". Hierdoor trekken ze een symbolische grens tussen hun eigen mening en persoonlijk aanvoelen, en de zaak die ze verdedigen, respectievelijk beoordelen.
Het gebruik van klederdracht of versiersels om een functie of een bijzondere taak symbolisch te evoceren is in onze samenleving helemaal niet ongewoon. Als een vrijmetselaar een schootsvel omgordt, neemt hij symbolisch afscheid van de "buitenwereld" om te arbeiden in het kader van de Vrijmetse!arij. En dat hij in de blauwe graden daarbij symbolisch refereert naar het schootsvel dat de steenhouwers droegen is nogal wiedes. In de hogere graden verwijzen kleuren en symbolen naar de morele verplichtingen die de drager door zijn opeenvolgende initiaties al op zich heeft genomen en verondersteid wordt in acht te nemen. Men zou het dus een geheugensteuntje kunnen noemen.
Belachelijk zou het zijn als de Paus in groot ornaat en in zijn draagstoel naar het pauselijk buitenverblijf werd gebracht om een frisse duik te nemen in zijn zwembad. Belachelijk wordt het als de rechter in toga met alle versierselen van zijn ambt, 's avonds thuis tv kijkt. Belachelijk zou het inderdaad ook zijn als een vrijmetselaar zijn leerlingenschortje omgordt om naar de wasserette op de hoek te stappen of als hij op een of andere mondaine gelegenheid te pronk loopt met een maconnieke kraagband.
HOOFDSTUK II, ENKELE RECHTZETTINGEN
1. Intellectuele Spielerei?
2. "Religare", religieus zijn.
3. Een geheim genootschap?
4. Exclusieve recrutering en selectie?
Waarheid
Beoefen slechts één eredienst: die van de Waarheid.
Ook wij hebben slechts de begrippen waartoe we in staat zijn.
Hoe zullen ze beoordeeld worden over twee-drieduizend jaren?
De bekwaamste, de meest verlichte onder ons is behept met een menigte vooroordelen en aanbidt afgoden die de toekomst zal omverwerpen.
Maar hoed U ervoor door het vernietigen van afgodsbeelden tevens sommige waarheden te verwerpen. Want zelfs al ziin het slechts gedeeltelijke waarheden, ieder stukje van de waarheid is bestemd om gezuiverd te worden en om open te bloeien.
(Uit een instructie van de IVde graad)
1. Intellectuele Spielerei?
Al is de Loge, als ze geen initiatieke arbeid op de "plank" (de agenda) heeft staan, geen "debating-club", dan is het toch wel zo dat er tal van "bouwstukken" worden opgeleverd over de meest uiteenlopende onderwerpen, die van belang worden geacht in het kader van de "opgang van de mensheid". En dat is uiteraard een zeer subjectief begrip...
Bedoeling is kennis bij te brengen, belangstelling op te wekken, buiten het kleine wereldje van slapen-etenwerken te treden.
In principe worden bouwstukken, indien het bouwstuk in de Tempel wordt opgeleverd, voorafgegaan door een rituele opening van de werkzaamheden. Soms wordt het navelkijken, soms wordt het een "intellectuele Spielerei", soms een spettering van oratorisch geweld, Iyrische hoogvliegers en ontroerende ontboezemingen. En natuurlijk worden er soms harde standpunten uiteengezet waarop hevige—maar in principe steeds opbouwende—kritiek wordt uitgeoefend door de medebroeders.
Daarbij wordt gedisciplineerd tewerk gegaan onder leiding van een voorzittend meester, die de debatten voorzit, en zijn opzieners die de "orde handhaven" over hun "kolommen". Traditionele regels schrijven voor hoe en hoe vaak je kan tussenkomen. Iedereen krijgt dus zijn plaats en zijn deel, waardoor grondig verschillende standpunten in een "goed draaiende" werkplaats steeds opnieuw kunnen samengebracht worden.
Zelfs de manier waarop het woord wordt gevraagd en verleend, en de manier waarop het genomen wordt, impliceren al dat je je wel tweemaal bezint vooraleer prietpraat te verkopen of verklaringen af te leggen in een niet gecontroleerde reflex waarvan je achteraf spijt hebt.
Eens uitgepraat resumeert de " Redenaar" - het "geweten" van de werkplaats - de debatten zonder van die functie gebruik te mogen maken om zijn persoonlijke standpunten op te dringen als conclusie.
En dan wordt het stil en gaat men over tot de rituele sluiting van de werkzaamheden zonder de traditionele collecte te vergeten voor een of ander menslievend doel.
Administratieve zaken worden meestal buiten de Tempel afgehandeld, studiesecties hebben daar eveneens plaats en dan kan de Loge wel eens met een profane "denk-tank" vergeleken worden.
Maar er is toch wel een noodrem ingebouwd, wanneer de debatten eindeloos zouden voortslepen: als een geldige stemming wordt uitgebracht over een bepaald "item", dan kan op hetzelfde item in principe niet meer worden teruggekomen voor een jaar is verstreken.
Wat een heet hangijzer was, wordt dus in de koelkast gezet.
En de broeders ook.
2. "Religare", religieus zijn.
De Geest
De geest en niet het lichaam maakt van alle mensen Broeders. De geest bindt en die spirituele band gaat via het hart.
(Uit een instructie van de Vde graad)
Per toeval woonden we in een klein Grieks kerkje op een van de Griekse eilanden een deel van een Paasmis bij volgens het Grieks-Orthodox rituaal, het feest van het Licht, van het herboren worden.
De Pope brengt het licht in de duisternis en de gelovigen ontsteken hun olielampjes letterlijk aan een "paarskaars" .
Bij het einde van de ceremonie dragen ze het licht uit langs de kronkelende wegeltjes, langs de velden op de heuvelhellingen naar hun kleine, witte huisjes.
Het was voor een agnosticus een ontroerende belevenis die op geen enkele manier afbreuk deed aan de vrijzinnigheid, maar gewoon de verbondenheid van de mens met de natuur en het mysterie van leven en dood onderstreepte.
Ook dat leert de Vrijmetselarij doorheen haar ritualen: naar de trillende snaren van je hart luisteren, even je grote mond dichtklappen en met verwondering naar het heelal en het mysterie van het leven kijken, waarvan we deel uitmaken.
Beweren wij vrijmetselaars trouwens niet dat ook de Loge een plaats is—niet de plaats—waar mensen herboren worden en het verbond bezegeld wordt met het onbekende?
Religieuze atheisten? Zij bestaan!
3. Een geheim genootschap?
Vrijmetselaars wordt vaak verweten dat ze "in 't geheim bijeenkomen". Dat geen buitenstaanders mogen aanwezig zijn op hun vergaderingen. Is dat niet verdacht?
Kijk, als een politieke partij een ledenvergadering samenroept, mogen alleen zij binnen die een "lidboekje in regel" kunnen voorleggen. Als die partij een "congres" belegt, dan mogen alleen de afgevaardigden binnen en krijgen daarvoor een speciale kaart. Soms worden enkele persmensen uitgenodigd, maar als het om een gesloten congresvergadering gaat, dan blijven ook zij aan de deur staan. En als tenslotte de Partijraad vergadert, dan is het een heel klein onderonsje.
Als de schuttersgilde van de liggende wip zijn jaarlijks teerfeest houdt in de gelagzaal van het clublokaal, dan zitten alleen de leden aan "aan het banket", en zelfs de gewone stamgasten-niet-leden zijn die avond niet welkom aan hun vertrouwde toog.
Als de raadgevers van de bisschop, of de kerkraad, of de kloosterraad vergaderen, dan hebben de "gewone" gelovigen daar geen zaken mee, laat staan de "nietgelovigen", al dragen die in België wel op dezelfde manier bij in de kosten van de erkende erediensten.
Wel, als vrijmetselaars vergaderen, dan zijn daar ook alleen maar leden toegelaten. En als het "bestuur" van de Loge samenkomt, dan blijven de "gewone leden" buiten, al worden de kosten van de vereniging mee door hen gedragen.
De Loges werken namelijk subsidievrij in tegenstelling tot de duizend-en-een verenigingen die in het verzuilde Belgie door de staatskas worden "besuikerd".
Maar voor de rest hebben alle Grootmachten en vele Loges, die eigenaar van hun gebouwen zijn, rechtspersoonlijkheid en worden zij dus gecontroleerd, zelfs als het vzw's zijn, vermits de statuten gepubliceerd worden in het Staatsblad en de ledenlijsten overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden neergelegd ter griffie van de rechtbank.
Geheim genootschap? Larie en apekool.
Een gesloten gezelschap zoals er in België duizenden zijn, en vergaderingen waar de toegang aan "onbevoegden" verboden is, ja, dat wel. Maar is dat zo abnormaal?
4. Exclusieve recrutering en selectie?
Ja, dat klopt! De eerste de beste komt niet zomaar binnen in een Loge. Maar iedere vereniging in Belgie kan het lidmaatschap aan iemand weigeren en meestal stellen de statuten wel veto's (al worden die dan verpakt in een reglement van inwendige orde, dat niet openbaar dient gemaakt), tenzij de hoge bijdrage die in bepaalde clubs wordt gevraagd op zich al een vorm van selectie doorvoert.
De Vrijmetselarij, in tegenstelling tot zwemclubs die "voetenwassers" nodig hebben om de kosten van de echte zwemmers te helpen dragen, doet niet aan proselitisme. Zij stuurt haar adepten niet elke zondagochtend uit naar argeloze burgers, die zonodig bekeerd moeten worden.
De Tempelpoorten gaan slechts open, nadat de kandidaat door twee peters is voorgesteld en er een onderzoek is geweest, niet alleen naar zijn (of haar) "moraliteit", maar ook naar zijn sociale ingesteldheid. Hij komt per slot van rekening in een beperkt en gesloten gezelschap, waar een vertrouwensrelatie moet worden opgebouwd. Welke voorzorgen ook genomen worden, er bestaat altijd een risico, dat er een vreemde eend in de bijt belandt. Dat is niet dodelijk, want er vallen geen "geheimen" te verbergen, maar wel vervelend omdat het zowel voor "de eend" in kwestie als voor de "club" een ontgoocheling betekent en een bewijs dat er een vergissing werd begaan.
En wat betreft de beweerde "onmogelijkheid" om er achteraf nog uit te geraken, wel, het volstaat de bijdrage niet tijdig te betalen om "in slaap te worden gesteld om administratieve redenen"!
En, tussen haakjes, de kandidaat moet bovendien zelf "aankloppen", d.w.z. dat wie zoekt vindt en hij die vraagt zal gehoord worden, zelfs als hij geen vrijmetselaars kent tot wie hij zich kan richten voor inleidende gesprekken.
Is dat zo "exclusief", die manier van recruteren en selecteren in de Vrijmetselarij?