Tableau en Mens
Een kosmosofilsche beschouwingswijze
In dit geval dekt de titel van het bouwstuk de lading: Met 'tableau', wordt het eerste-graads-tableau bedoeld, dat door de mens-vrijmetselaar tot !even wordt gebracht. Het geeft een denkbeeldige weg weer van mens tot vrijmetselarij en van vrijmetselarij tot heelal, zodat dit driemanschap: mens, vrijmetselarij, heelal, in een holistisch kader wordt gezet, een 'kader' dat op het tableau 'koord' wordt genoemd: het koord met de negen knopen.
Het woord 'kosmos' zou het eerst door Pythagoras zijn gebruikt, een man die vaak in hoger sferen vertoefde Hij zei veel wijze dingen over mens en heelal en kan dan ook als 'kosmosoof avant la lettre' beschouwd worden. Een 'kosmosoof' noem ik een wijs man met een totaalbeeld van het menszijn, geïntegreerd in het heelal
Inderdaad, de mens al of niet geëncadreerd door de lichten van wijsheid kracht en schoonheid, is een specifieke organisatievorm van de kosmische oersubstantie, waaraan hij zijn bestaansvorm te danken heeft. Wat hij zelf van zijn bestaan denkt is maar bijzaak. De biologische hoofdzaak is dat hij als bewegende materie zijn zijnsvorm instand houdt door eten, drinken en slapen en d.m.v. voortplanting. Wellicht schuilt hierin de zin van zijn bestaan en is iedere ruimtevlucht in de metafysica, zoais het 'Oosten' beuzelarij.
En natuurlijk komt met het tableau de vrijmetselarij in zijn totaliteit in perspectief .
De gang van zaken rond het tableau dient te worden opgevat als een SPEL, zoals het gehele leven een spel is. 'Spel' bedoeld als een aan regels gebonden bezigheid met een bepaald doel, een bepaalde zijns vorm van de levende soort
In een spel gaat het om de wisselwerking tussen organisme en buiten wereld, tussen microkosmos en macrokosmos, met geest als integrator. Deelneming aan spe betekent verhoogde activiteit van het gehele organisme en in 't bijzonder van de hoogste chef het brein, terwijl het tevens en leerproces van de geest inhoudt.
Spel en brein zijn gebonden aan regels die er voor werden vastgesteld, waarop nochtans variatie mogelijk is, hetgeen iemand b v tot een creatief voetballer maakt.
Voor het levensspel van de mens worden de spelregels door de natuur gemaakt, die zijn eigen natuur d.i. zijn binnenwereld reguleert. De mens is dus minder autonoom dan hij denkt!
De mens speelt als marionet van de natuur het spel dat hij is en moet vertolken, d.w.z. zijn soortspecifiek, aangeboren spel, dat echter wel door de buitenwereld gestuurd wordt.
Is dat spel de vrijmetselarij, dan draagt dit de eigenschappen ervan: de primitieve merktekens: de 'oude landmerken'. Deze bepalen de regels van het spel, maar maken geen deel uit van het spel zelf!
De spelers, wij dus, zijn voor elkaar vreemde mensenvogels die gekenmerkt worden door exclusiviteit. Door het maçonnieke spel worden de leden getransformeerd tot tekstverwerkers (denkt U maar aan de catechismus), die gelijkelijk in forma uitgedost in het ritualenspel gekoloniseerd handelen, hetgeen de saamhorigheid bevordert.
De bedoeling van het samenspel is om, na hersenspoeling in drie graden, een dieptepass te geven, waardoor de bal in het netwerk van het oosten belandt. Of dit zal gelukken hangt van de trainer-leidsman af, die vanaf de zijlijn het spel dirigeert en inspireert. Een broeder kan daarbij zelf kiezen of hij rechtsbuiten of linksvoor wil spelen, het spel zelf verandert daardoor niet.
Het spel en ook de jacht en de landbouw hebben de mens gemaakt tot wat hij is, waardoor hij van een doemens een denkmens werd. Als de vrijmetselarij met een spel wordt vergeleken, is dat zeer juist. Door spelenderwijs op een zeer bepaalde manier bezig te zijn, b.v. in de vrijmetselarij, wordt de mens geactiveerd en geïnspireerd om zijn leven op een hoger plan te zetten. Met 'hoger' bedoel ik een evenwichtige, harmonische geestesgesteldheid en een goede integratie in de buitenwereld. En die buitenwereld, dat leert de vrijmetselarij ons, kent geen grenzen en strekt zich uit van loge tot gezin, van gezin tot maatschappij, van land tot aarde en van aarde tot heelal.
Het tableau poogt een bijdrage tot een dergelijke universele beschouwingswijze te geven. En de weg die hiertoe leidt, is de weg naar het licht, waardoor het blikveld helder wordt verlicht. Hierdoor wordt de mens van de bekrompenheid van zijn geest verlost en wordt het geestesoog voor nieuwe perspectieven geopend.
De strekking van deze inleiding over spel in relatie tot vrijmetselarij en tableau, is dat het de kijk op de vrijmetselarij en dus op het gehele leven kan verdiepen. Een analyse van het levensspel draagt bij tot een bespiegeling van de totaliteit van het zijnde, op zoek naar de zin van het bestaan, waarin de wordingsgeschiedenis van de levende natuur, de roeping van de mens en zijn voorland na de dood een rol spelen. Spel dwingt derhalve tot een meerdimensionele beschouwingswijze van het mensbeeld.
In dit hoofdstuk gaat het om de wisselwerking tussen tableau en mens, zodat beide aan de orde komen. De binnenwereld van de loge en het tableau worden door de getande rand begrensd en de binnenwereld van de mens door de huid. Het tableau in de loge vertolkt de essentie van zichzelf en tevens van de loge, dus van de vrijmetselarij in zijn totaliteit en derhalve van de leden die daarin zijn ondergedoken.
Ook in de binnenwereld van de mens strekt zich een tableau uit dat dan 'geest' wordt genoemd en de essentie van de soort mens bepaalt.
Het maçonnieke tableau en de menselijke geest drukken hetzelfde uit nml. de weg naar het licht, d.i. tijdens het leven naar betere kennis van de natuurlijke werkelijkheid: de maçonnieke waarheid en na de dood naar velden van gelukzaligheid: ons oosten.
In het maçonnieke tableau is hiervoor de mogelijkheid gegeven door een leidsman: de passerdragende opperbouwmeester, die achter de schermen als middelaar en inspirator werkt. Het tableau functioneert zodoende als factor van de maçonnieke drie-eenheid: passer, winkelhaak, heiligheid, O.B.H, mens en licht, vader, zoon en heilige geest.
Het menselijke tableau, gerepresenteerd door de geest, wordt als een soort koord met vijf knopen omzoomd door de zintuigen, die de mens op de levensweg begeleiden. Die bemiddelen tussen het kwetsbare lichaam en het profane stoffelijke westen.
Het maçonnieke tableau ligt in het centrum van de loge en het zweeft als een vliegend tapijt tussen het middelpunt der aarde en het azuren gewelf bezaaid met sterren. Gezien het ruimtelijk verband van zowel tableau als loge, is het niet verbazingwekkend dat vroeger aan beide een aanverwante betekenis werd toegekend. Zij hebben weliswaar een verschillende vorm, maar een gelijke functie. De tempel kan immers vergeleken worden met een ruimtestation dat zich van de mens-God in het westen naar de vrijmetselaar-opperbouwmeester in het oosten voortbeweegt. Het koord met de negen knopen dat de essentie van de vrijmetselarij omzoomt, laat voor deze transformatie aan de westzijde een toegang open .
De omschrijving van de grootte der loge en van de ligging van het tableau wijst op afbakening en ruimte beperking en dat is inderdaad het geval beoordeeld naar menselijke maatstaven. Dit past in 't geheel niet in het beeld van de vrijmetselarij, want de leden slaan graag hun vleugels uit naar oneindige verten, omdat het middelpunt van hun denken overal is en de reikwijdte van hun wereldbeeld onbegrensd is. Daarom pleeg ik vrijmetselaars gemeenlijk als 'ruimtevaarders van de geest' te bestempelen. En de geest zou volgens sommigen rusteloos en tijdloos zijn, een soort algeest derhalve.
Men kan zich afvragen hoe het komt dat de mensheid alles in tijd en ruimte uitdrukt. Het is aannemelijk dat de primitieve mens tijdens het balspel en op jacht speurend naar voedsel, afstand en snelheid moest schatten en genoodzaakt werd om alles in maat en getal uit te drukken, waardoor het begrip ruimte en tijd in het brein en dus in de geest postvatte. Anderson schreef dan ook in de constituties van 1723 dat God geometrie, dat is meetkunde, in het gestel van de eerste mens Adam had geïmplanteerd. Dit is een erfelijke eigenschap die op het nageslacht wordt overgebracht. De visie van Anderson leeft tot op de dag van vandaag nog steeds voort in de naam 'grote geometer', waarmee geometrie vergoddelijkt werd. In deze naam klinkt derhalve de sacrale betekenis van geometrie door en wordt er tevens het universele karakter ermee aangeduid. Geometrie is het ordenend principe van de levende stof dat in primitieve hersengebieden ontwikkeld wordt en orde schept onder chaotische geheugenbeelden die in het brein rondspoken. Geometrie ligt zodoende aan denken, aan taal, aan spraak ten grondslag, eigenlijk aan alle levensverrichtingen .
Essentieel in deze beschouwing over tableau en mens is dat geometrische figuren vaak op verschillende wijzen kunnen worden gezien. d.i. geduid worden. Het ordenend principe es derhalve niet eenvormig en eenduidig. En wat er uit het brein komt, schuilt er ook in en dit geldt voor alles: cultuur, wetenschap enz.
Iedere willekeurige waarneming, ook die van een geometrische figuur of van het tableau, wordt door het menszijn bepaald, d.w.z. door de wijze waarop de mens door de natuur op specifieke wijze met voelhoorns werd uitgerust. De menselijke natuur is uitvloeisel van 'de' natuur en de 'natuur' is een soortspecifieke belevenis van de mens zelf.
Vaak wordt niet onder ogen gezien dat door een bepaalde, soortspecifieke geconditioneerdheid van de soort mens zijn gehele denk- en belevingswereld wordt beheerst. Dit geldt zowel t.a.v. de kosmologie, als t.a.v. de kosmosofie, men kan wel zeggen voor alles wat voor kennis doorgaat. Zo geconstrueerd op aarde vanuit het heelal,waarvoor een superarchitect een ontwerp heeft gemaakt, heeft ook de vrijmetselaar hang naar buitenzintuigelijke ervaringen. Hiertoe wordt hij rijkelijk in de gelegenheid gesteld door analyse van het tableau waarop de weg naar het licht, symbool van de onstoffelijke wereld, wordt aangeduid.
Al filosoferend over de zin van het bestaan zoekt de mens naar zichzelf met zichzelf, m.a.w. zit hij op het paard waarnaar hij zoekt, een situatie die meestal gedoemd is om te mislukken. En dat paard is het brein dat aan zichzelf verslag uitbrengt: brein/brein activiteit (het zelfrefererend bewustzijn). Hierdoor 'voelt' de mens, d.i. waarneemt hetgeen in hem omgaat, d.w.z. weet heeft van zichzelf, van zijn handelingen en gedachten. Dit gaat meestal met een gevoel van persoonlijke inzet en van zelfwerkzaamheid gepaard, dat 'vrije wil' wordt genoemd. Dit mechanisme is een vorm van contactgevoel van het organisme met de omgeving, van dezelfde orde als warmtegevoel, koudegevoel en pijnperceptie. Het brein brengt derhalve van gewaarwordingen en verrichtingen verslag uit aan het organisme, zodat dit de kwaliteit kan beoordelen en daarnaar kan handelen .
Eigenlijk doet de huid hetzelfde als het zenuwstelsel wat niet zo verwonderlijk is want zij zijn uit dezelfde kiemlaag afkomstig. Alleen hebben hun cellen zich in verschillende richtingen gespecialiseerd. Huidcontacten, denkt U maar aan massage en liefkozingen, worden ook aan het gehele organisme doorgegeven. En pijnprikkels hebben zoals alle zintuigprikkels een lokaalteken en een algemene invioed op het organisme. Breinprikkels hebben in het brein eveneens een locale invioed en een meer diffuse, waardoor het gehele organisme in het proces wordt betrokken. Ik beschouw het gevoel van het 'ik' en van het 'zelf' als een lokaalteken van diffuse hersenprocessen di. als 'geest' geboekstaafd staan en regulerend werken. Aan dit zgn. bewustzijn van zichzelf, een variant van lichaamsbewustzijn, gepaard gaand met het gevoel van 'vrije wil' en eigen activiteit, ontleent de mens zijn apartheid.
Uit de aard der zaak komen contacten tussen organisme en omgeving, maar van een ander gehalte, ook bij dieren voor. Maar bij dieren moet men contactprocessen u it het gedrag afleiden en kan men alleen parallellen met de mens trekken waarbij de terminologie om subjectieve gevoelens te beschrijven tekort schiet. Door dit soort zaken kan de mens zich nog steeds superieur voelen aan verwante ('Darwin') levende organismen. Door het zelfstandig zoeken naar waarheid (de zin van het bestaan), zit de vrijmetselaar vastgeklonken aan een kosmische religie die tot een levensfilosofie uitnodigt, waarvoor de vrijmetselaar in zijn onschuld en onkunde vrijwillig heeft gekozen.
Zowel christendom als vrijmetselarij zijn kosmische religies die er van uitgaan dat de mens geschapen is vanuit het heelal en gemaakt is van heelalstof en dat hij niet zomaar, bij toeval is ontstaan als een product van kosmische atoomcentrales die automatisch werken, maar integendeel doelbewust werd geschapen. Deze wetenschap brengt hem echter niet verder op de weg naar waarheid, waarbij meer een individueel geloof, dan verstand van pas komt.
Het tableau drukt de vrijmetselaar met de neus op de feiten, nml. dat de mens enerzijds kind van moedertje Gaia is ('die ruwe steen zijt gij') en anderzijds ruimtevaarder van de geest in een metafysische alheelal, het 'oosten'. En wij mogen gerust aannemen dat het heelal zoals de mens het kent door bewonderaars van de architect ervan: Newton, in het begin van de achttiende eeuw op het tableau werd verwezenlijkt Fellows van de Royal Society, waar Newton voorzitter van was, zaten immers sinds de oprichting in grote getale in de vrijmetselarij en dezen waren propagandeurs van het newtonianisme (de geest van Newton toegepast in de maatschappij), waarvan men sporen in de constituties kan terugvinden. Newtonianisme dat in de 18 eeuw ook in Leiden bloeide in de wetenschappelijke werken van 's Gravesande en Boerhaave, is de reden waarom in de vrijmetselarij de relatie tussen geesteswetenschap (religie) en natuurwetenschap (astronomie) een speerpunt is, want het spanningsveld tussen beiden in de 17e en 18e eeuw gaf aan wetenschappers de stoot tot de oprichting van een discussiegenootschap in 1717 Beide wetenschappen gaan in de vrijmetselarij nog steeds hand in hand samen enwel in de vorm van lichtsymboliek en bouwsymboliek, die tot taak hebben om de geest van een kandidaat bouwrijp te maken voor haar principes.
Dit geschiedt onder andere door uitleg van het tableau door broeder redenaar, waarin de bouwsymboliek door gereedschappen en de spirituele kant door hemellichamen zijn aangeduid. Die symbolen moeten helpen om de buitenzintuigelijke wereld te ontmaskeren en om het eeuwig mannelijke (met als symbool de zon) en het eeuwig vrouwelijke element (als symbool de maan) in mens en natuur tot uitdrukking te brengen.
Over de explicatie kan men zo zijn twijfels hebben, want de gestandaardiseerde wijze waarop het tableau wordt uitgelegd is weinig helder verlicht en bovendien valt het gesproken woord bij menigeen in dovemansoren .
In het tableau zit het geheim van de vrijmetselarij verborgen; de steen der wijzen der alchimisten. Wijsheid staat hoog in het vaandel der vrijmetselarij en het tableau wordt dan ook geflankeerd door de drie kleine lichten van wijsheid, kracht en schoonheid.
De woorden van deze trias werden mogelijkerwijze naar analogie van het 'onze vader' gebruikt, waarin de woorden koninkrijk, kracht en heerlijkheid worden gebezigd om een godheid te typeren. Al deze woorden wijzen naar begrippen die de mens vergezellen moeten op een weg naar het licht, die zowel de vrijmetselarij als het evangelie van Jezus ken merkt. Jezus zei immers tot zijn discipelen: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven', hetgeen Johannes(14/6) hem in de mond legde.
Essentieel in de instructie van de leerling-vrijmetselaar is, dat het tableau uit twee gedeelten bestaat: een geestelijk deel en een stoffelijk deel; naar analogie van de dualistische opvatting over de structuur van de mens van Descartes.
De maçonnieke ruimtecapsule, die in 1717 werd gelanceerd met aan boord liberaal denkende vips, wordt bestuurd door de hoogste chef: de opperbouwmeester des heelals. Deze symboliseert het eeuwige en oneindige verband der dingen die op het tableau o.a. als het complex mens/heelal wordt aangetroffen.
Voor de maçonnieke zoeker naar waarheid verhoudt de astrologie zich tot de astronomie als de geestelijke- tot de stoffelijke wereld op het tableau. Astrologie onderzoekt immers de spirituele samenhang tussen heelal en mens en de astronomie de samenhang tussen heelal en menselijke, aardse, fysische wetten. Voor de astroloog heeft de kosmos intrinsieke, religieuze waarde en voor de astronoom instrumentele en mathematische waarde. Beide verschillend gestructureerde waarden moeten nochtans gezamenlijk de kern van het probleem oplossen: de samenhang tussen mens en kosmos en kosmos en mens, in de hoop dat wij daardoor iets zullen gaan doorschouwen van hun beider ont-staan, be-staan en ver-gaan .
Het is wel begrijpelijk dat de mens in duisternis tast en zoekt naar de samenhang tussen hemzelf en het heelal, tussen materie en geest en daarom het lichtend pad opgaat. De duisternis is het gevolg van het feit dat de mens zichzelf en zijn omgeving waarneemt met een door zintuigen illusoir geconditioneerd brein waardoor alles er beperkt, verkleurd en vertekend uitziet, terwijl ook nog eens 90 procent van het heelal voor hem volledig verborgen is.
Kort samengevat, kan geconcludeerd worden dat door de mondelinge uiteenzetting van de betekenis van het tableau het beeld ontstaat van een mens die verlicht door kennis en religie, geïntegreerd is in hemel en op aarde en die geleid wordt door een almacht ('Hij zal oprichten' en 'In Hem is kracht')
Deze mens arbeidt in de loge in gemeenschap ('society') met een gevoel voor levenskunst dat koninklijk is ('royal'). Derhalve in een 'royal society'.
Na de ontwikkeling van het derdegraads rituaal in de tijd van de verlichting, stond het klassieke christelijke godsbeeld te wankelen en tevens het concept van de drie-eenheid. Van de christelijke godsdienst bleef in de vrijmetselarij vooral de hoeksteen: liefde tot de medemens, behouden, hetgeen als uitgangspunt werd genomen om een nieuw samenlevingsverband en om een nieuwe ethiek op te bouwen. De Jezus mythe (opstanding hemelvaart) werd door de Hiram Abif mythe vervangen, waarin overeenkomstige psychismen een rol spelen.
Teneinde het kerngevoel van liefde te kunnen ontplooien, moest de in de tijd van de verlichting mondig geworden mens, door zelfwerkzaamheid en integratie tussen gevoel en verstand trachten evenwicht te vinden. De samenhang van alles met alles wordt op het tableau aangegeven door het koord met de negen knopen dat de drie-eenheid: O.B H. mens, lichtweg (heilige geest), omzoomt en samenschaart en de betrekkelijkheid van de scheiding tussen het sacrale oosten en het profane westen illustreert en op harmonie van tegenstellingen duidt, vooral ook uitgedrukt in de mozaïeken vloer.
Behalve het liefdesideaal heeft de vrijmetselarij ook de transformatie van dood naar leven van de christelijke levensleer overgenomen en daar een eigen vertolking van gegeven. De opstanding en hemelvaart van Jezus en de opwekking van anderen uit de dood hebben aangetoond dat overgang van aards- naar hemels bestaan mogelijk is en dat natuurwetten illusoire mensenwetten zijn die gewijzigd kunnen worden.
Een dergelijke duiding vindt ook in de Hiram Abiff-mythe plaats, hetgeen aantoont dat grensoverscheiding van dood naar leven even gemakkelijk plaatsvindt als van leven naar dood. Dit wijst op een tweerichtingsverkeer zoals wij die van het tableau kennen, waar wij zien dat het even gemakkelijk is om van het westen naar het oosten te reizen als van het oosten naar het westen. Dit is een kenmerk van natuurlijke verandering! Ook de weg van zaadcel en eicel tot mens, van bevruchting tot organisme gaat probleemloos.
De natuur heeft het derhalve met de overgang van daad naar woord en van woord naar daad, waar de bijbel de katalysator van is, het beste met ons voor. De mens is nu eenmaal een natuurproduct op weg naar licht: de energie die het leven mogelijk heeft gemaakt, waardoor hij verlost wordt van het materiele bestaan.
De mens is op weg naar de chaotische realiteit der verandering, die vermoed wordt omdat wat krom is recht wordt gemaakt (ik zinspeel op de relativiteitsleer), slechts één van de facetten van het illusoire bestaan, waardoor de mens met drogbeelden in zijn soorteigen mierenhoop (Amsterdam b.v.) leeft.
Binnenwereld en buitenwereld hangen bij de mens, zoals bij alle soorten levende stof d.m.v. een tussenschakel met elkaar samen, hoe uiteenlopend deze ook moge zijn. De mens noent deze tussenschakel 'geest' en knoopt daar allerlei gedachtespinsels aan vast. Uit het contact tussen beide werelden (binnen- en buitenwereld) kunnen zowel fysische- als ook metafysische bedenksels voortkomen, zoals wij die ook in de vrijmetselarij ontmoeten, waarvoor het tableau maatgevend is, dat poogt de samenhang tussen verstand en gevoel te portretteren.
Het tableau leert ons twee dingen,
I.de weg binnen onze geest en
2. de weg buiten ons zelf d.i. naar het licht.
Beide wegen hebben elkaar nodig en kunnen niet zonder 'ikken', d.w.z. mensen die zichzelf kennen, worden afgelegd. Het licht kent zichzelf immers alleen maar door tussenkomst van de mens en dat geldt ook voor de bakermat ervan: het heelal. Misschien wil dit zichzelf leren kennen d.m.v. de mens en is dit de reden van ons bestaan.
De beide juist genoemde wegen, lopen aanvankelijk parallel om tenslotte in elkaar over te gaan en dan één en dezelfde te vormen. Het samengaan van beide wegen is logisch, want de weg wordt door de mens afgelegd, die de weg bepaalt, terwijl de weg op zijn beurt de mens vormt. Of het eindpunt: het oosten,ooit bereikt zal worden, is een onoplosbaar probleem, ook al is de meester nog zo over de arbeid tevreden.
Maar nu eerst iets over zelfanalyse en zelfkennis, want de titel van dit bouwstuk: 'tableau en mens', dwingt hiertoe. Het is de opdracht aan de vrijmetselaar om zijn vleugels in de loge uit te slaan teneinde zichzelf te leren kennen. Deze opdracht gaat blijkbaar uit van de visie dat alleen de mens die zichzelf kent, ook zich zelf kan verliezen En het wegcijferen van zichzelf het 'no-self', is niet alleen de weg van het Zen-Boeddhisme, maar ook de weg van het christendom.
Jezus zegt immers in Mattheus 16; 'wat des mensen is n.l het 'zelf' is verderfelijk en kan getypeerd worden als de 'satan' in de mens'. Hij zegt in vers 24 dan ook dat de mens: 'zichzelf moet verloochenen' d i. het zelf 'uitbannen' (zich er vrij van maken). Alleen door zichzelf te verliezen, kan een mens dingen doen de 'des Gods zijn', zo staat het letterlijk in ons eerste grote licht. Maar er zit wel een addertje in het gras! Want de grootmeester 'Jezus' heeft gezegd dat alleen degene die zichzelf zal willen verliezen IN ZIJN NAAM, behouden zal worden. Dan staat de vrijmetselaar dus buiten spel!
Het egocentrische- egoïstische zelf leidt in het algemeen tot een beperking van het ware menszijn en dient vervangen te worden door universalisme en saamhorigheidsgevoel, gerepresenteerd door de vader die in de hemelen is, de heerser van het oosten in wiens naam een loge wordt geopend en die zich in het eerste grote licht openbaart.
Met het gebed het 'onze vader' wordt het geloof van Jezus zelf getypeerd dat weinig heeft te maken met het christendom: een kerkse, aardse leer die na de dood van Jezus door mensenhand uit een bepaald oogmerk werd gemaakt.
Het is noodzakelijk om zo nu en dan wat christelijke catechisatie, toegespitst op de vrijmetselarij te geven. Al onze leden zijn immers godvruchtige mensen die in een almacht geloven, zo hebben zij verzekerd. Bovendien werd eenieder in West Europa met christelijke patronen geïndoctrineerd, zodat er wel nauwe relaties tussen vrijmetselarij en christendom moeten bestaan
Iedere vrijmetselaar die de betekenis van het tableau tot zich heeft laten doordringen en via de lichtweg contact zoekt met de opperbouwmeester des heelals, zal de religieuze kosmische leer van Jezus kunnen begrijpen.
Jezus zegt tot slot tegen zijn leerlingen en volgelingen als hij vooruitloopt op zijn voorhandenzijnde kruisiging, dat men rustig dood kan gaan zonder bang te zijn, want 'gij zult de dood niet smaken', d.i. niet gewaarworden als een overgang van het ik naar een onbekend iets,
De leer van Jezus houdt dus in dat de mens moet inzien dat natuurwetten waaraan hij onderworpen is, man-made zijn en dat het menselijk lichaam het product is van een geprefabriceerde constitutie, waarvan hij; bevrijd moet worden. De meesterverheffing maakt duidelijk dat het nageslacht nog steeds in deze symbolische bevrijding kan geloven. Vrijmetselaarsdom is dus een loot van het Jezusdom!
Alvorens dit hoofdstuk te besluiten met een slotbeschouwing en samenvatting, moet eerst nog iets over de weg naar het licht gezegd worden, want deze fungeert als het lichtend pad der vrijmetselarij.
Tableaukunde kan op twee manieren worden ingedeeld enwel in algemene- en in speciale kunde. In dit hoofdstuk wordt een algemene interpretatie van het tableau gegeven en wordt een uiteenzetting over allerlei mijlpalen aan de redenaar overgelaten.
De lichtsymboliek begint bij opening van de loge, wanneer over tegenstelling tussen licht en duisternis wordt gerept. Overgenomen van het evangelie van Johannes, gebruikt deze gnosticus in zijn aanhef het woord 'lichttop tweeërlei wijze: als levenslicht, een vorm van energie afkomstig van de zon en in de tweede plaats als het spirituele licht d.i. de bougie van God in de geest van de mens, waarvoor Jezus als idee model staat. Het materiele licht als energiebron kent de mens alleen omdat hij lichtgevoelige ogen heeft en omdat licht contrasteert met duisternis, of schoon niet vergeten moet worden dat zij een twee eenheid vormen.
Bij opening van een plechtigheid in de loge dringt het spirituele licht nog niet door tot het gemoed van de aanwezigen, die de sfeer nog niet gevat hebben, 'begrepen' hebben. Bij sluiting van de loge komt de achtbare meester tot de openbarende conclusie dat het nu aan iedereen duidelijk is waarom het gaat: het sacrale licht schijnt nu inderdaad in onze geest en wij kunnen voldaan naar huis toe keren om het uit te dragen.
De lamp die boven het altaar hangt
Is door de opperbouwmeester zelf ontstoken
0, last die heilige vlam met rust
Want als het vuur is uitgeblust
Gaat alle licht ontbreken.
Wat de vrijmetselarij met de lichtsymboliek beoogt, begrijpt men eerst goed als men de wortels ervan kent.
Het is aannemelijk dat zij werd ontleend aan het boek van Comenius: 'Via Lucis', dat hij in Engeland voor Karel II en de Royal Society schreef. Hij hoopte hiermee het instituut in oprichting te kunnen omvormen van een zuiver wetenschappelijke instelling tot een christelijke heilstaat. Ofschoon Comenius het boek met een opdracht aan de Royal Society aanbood, mislukte de opzet. Het zou tot 1717 duren alvorens zijn weg naar het licht in de vrijmetselarij in oprichting, waaraan talrijke fellows deelnamen, ingang vond.
Licht staat voor het begrip dat ons kan leiden tot de oorsprong en de zin van het zijnde, vertegenwoordigd door het oosten, waar men na zijn dood het hoofd ter ruste kan leggen. Dit laatste idee is een vorm van meta-onsterfelijkheid, hetgeen aanspoort om het bouwvak goed te beoefenen, zo men de harmonie der sferen in het fata morgana der eeuwige schoonheid wil bereiken. Dit is nu precies wat Comenius met zijn 'Pansofia' in de tweede helft van de zeventiende eeuw wilde bereiken.
Het oosten is de bron van zowel het materiële licht als van het spirituele licht,waar de schepper-bouwmeester verblijft, die het hoogste symbool van de vrijmetselarij is, dat ons 'leven en wereld doet zien als een te voltooien bouwwerk'. Dat vond de filosoof-staatsman Francis Bacon (1561-1626) ook, wiens geest in de Royal Society voortleefde. Het wederzijds contact tussen vrijmetselaar en opperbouwmeester wijst op tweerichtingsverkeer tussen microkosmos en macrokosmos, op beiden komt het dus aan.
Door aanvaarding van de lichtsymboliek, accepteert de vrijmetselaar de zon als kosmisch symbool van het spirituele licht, zodat het instituut een kosmische religie hanteert. Dit gedachtegoed vertoont overeenstemming met het christendom, zoals het gebed: het 'onze vader', waarin contact met de almacht wordt gezocht, suggereert. Ter illustratie van zijn werkwijze: zijn ritualen, speelde het genootschap dan ook leentjebuur bij de R. K. kerk en importeerde o.a. bijbel, altaar, doop, profeten enz.in de loges. De lichtsymboliek is een dominant gegeven in de vrijmetselarij. Deze is immers het religieuze en spirituele element dat als levensfilosofie en toverformule aan de leden wordt voorgehouden en dat in praktijk wordt gebracht.
Zo'n maçonniek spel heeft ongetwijfeld zijn consequenties voor degenen die de grondslagen van het instituut vrijwillig hebben aanvaard. In de geestelijke metselarij zit zodoende een factor van 'vrijheid' verankerd, waardoor wij vrij metselen kunnen. Maar de tendens van het genootschap: 'graag of heel niet', betekent wel dat het aanvaarden van de levensfilosofie dwingt tot beslissen. Dit stelt hoge eisen aan betrokkenen, omdat de vrijmetselarij nu eenmaal een zoekweg naar spiritualiteit heeft uitgezet, die niet vrijblijvend kan worden afgelegd.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de essentie van de weg naar het licht de gang naar hoger, metafysische sferen is, met geloof van leiding van hoger hand, gewapend met een bepaalde gemoedsinstelling waarvoor vrijwillig werd gekozen. Zo'n affectieve instelling wordt 'liefde' genoemd, wat wijst op integratie van de geest, waarbij aan harmonie tussen gevoel en verstand gedacht moet worden, waarvoor een broedergemeenschap de oefenmat heeft uitgelegd.
De vrijmetselarij kan zodoende met behulp van zijn leden een bijdrage leveren aan universele allesomvattende en overkoepelende mentaliteit, waarin de mens openstaat voor vriend en vijand in een tempel van levende bouwstenen.
De conclusie kan derhalve worden getrokken dat Comenius met succes zijn 'Via Lucis' naar Engeland heeft gebracht, omdat zijn visie op mens en maatschappij ingang heeft gevonden in een groep van mensen die het beste met zichzelf en met de medemens voorheeft.
Er werd in overweging gegeven dat de vrijmetselaar zich moet realiseren dat hij in contact staat met het heelal, waar de bron van zijn inspiratie resideert en waar bouwplannen worden gemaakt, waardoor invioed op zijn geest wordt uitgeoefend ('hij zal oprichten' en 'in hem is kracht') De O.B.H. openbaart zich, ter versterking van dit besef in de loge aan de leden, die in zijn naam bijeenkomen, dankzij het samengaan van passer en winkelhaak die verbonden zijn door de geest van heiligheid.
Een dergelijke astrologische band tussen mens en heelal, of wat daar in de vrijmetselarij voor doorgaat, werd in de tijd der verlichting in Engeland ontleend aan het newtonianisme en geïnspireerd door de anglicaanse kerk.
Astronomische attributen op het tableau fungeren als symbolen van het goddelijke licht, die in twee componenten: een mannelijk en een vrouwelijk (zon en maan), d.i. een positief en een negatief element, de wereld en de mensheid, d.i. materie en geest, bepaalt. Zodoende is er een analoge doelgerichtheid en een vloeiende overgang tussen astrologie en astronomie; twee loten van het cerebrale netwerk dat met zijn verbindingen en knooppunten de mens regeert.
Wat staat er ook al weer in ons tweede grote licht? 'Zoals de zon de dag regeert en de maan de nacht, zo regeert de opperbouwmeester de loge, dus de vrijmetselarij'. Het zonlicht regeert ons biologisch bestaan en de maan onze vrouwvriendelijke geest en over het product daarvan regeert de opperbouwmeester samen met de voorzittend meester van een loge, als zegelbewaarders van een geestesrichting waarmee zij zich identificeren .
Wars van alle mooie woorden, die hypothesen over onzienlijke dingen trachten te omschrijven, kan gezegd worden dat de vrijmetselarij een esoterisch concept hanteert dat leidt tot free-lance monotheïsme. En daar houden wij het voorlopig dan maar op! !
U merkt het al, dit hoofdstuk spoedt teneinde! Hierin werd een conglomeraat van hoger en lager sferen voorgeschoteld. Het uitgangspunt was het tableau, dat een holistische, meerdimensionele kijk geeft op de samenhang van mens en kosmos . Geen wonder dat vrijmetselaars buitenbeentjes zijn als men een dergelijk inzicht heeft verworven, zeker als de kiem daarvoor reeds was gelegd.
Het staat buiten twijfel dat de vrijmetselarij hoge eisen van verstand en gemoed van zijn leden stelt. Het is daarom niet mogelijk om vrijblijvend lid te zijn en er eigen redenaties op na te houden. Dit kan leiden tot een spanningsveld tussen verstand en gevoel ('geloof') hetgeen het gevolg is van het feit dat in 1717 een geestesrichting werd geïnstutionaliseerd.d.i. in forma werd gestoken. Een lidmaatschap van een vereniging geeft immers nog geen garantie voor de ontwikkeling van een allesomvattende esoterische levensfilosofie. Bovendien heeft deze een religieus karakter waardoor men scheef in de maatschappij kan komen te staan.
De tweespalt tussen geïnstitutionaliseerd klassikaal denken en individueel vrij-denken, zowel binnen als buiten het genootschap, en onkunde over vraag en aanbod schrijden nog steeds voort in woord, teken en aanraking, zodat individu en gemeenschap nog al eens in een draaikolk van onbegrip terecht komen.
Voor ons belijdende leden biedt de vrijmetselarij een breed scala van ontwikkelingsmogelijkheden. En hier in Nederland kan de bal veilig worden rondgespeeld zonder dat er rode kaarten worden uitgedeeld. Zo nu en dan neemt één van de broeders wel eens een vrije schop en wij moeten dan maar afwachten wie er op een voorzet scoort.
Er is een heiligdom van 't hart
Eerbiedig het stervelingen
Daar woont geweten en gevoel
Bewustziin van een hoger doel
En drang naar beter dingen.
SLOTBESCHOUWING
Het verrichten van wetenschap en het belijden van godsdienst waren alle eeuwen door een bron van conflictstof, hetgeen tot excessen zoals terechtstellingen heeft geleid.
De onderzoekingen van Newton in de 17e eeuw, waaruit bleek dat ook de mens aan natuurwetten moest gehoorzamen, maakten het noodzakelijk om de verschillen tussen beide disciplines opnieuw te onderzoeken
Uit de Royal Society ontwikkelde zich een groep wetenschappers die de gangmaker was van een poging om beide ideeënwerelden met elkaar te verzoenen. Hun verlichte inzichten wekten echter achterdocht op. zodat het ter geruststelling en tevens ter bestendiging van de denktank voordelen had om zich met het bouwgilde te verenigen.
Hieruit ontwikkelde zich een instituut waarin wetenschap en godsdienst op harmonische wijze in ritualen werden verenigd, teneinde de mens op een hogere trap van ontwikkeling te brengen. Voor het wetenschappelijke bestel was bouwen het symbool, met ratio als vehiculum en voor buitenzintuigelijke geloofszaken werd licht als symbool gebruikt, waar affect (liefde tot de medemens) de drijfveer van was.
Wetenschappelijk denken was reeds in het brein van Adam aanwezig, die dankzij geometrie logisch kon denken en wetenschappelijk kon bouwen, waarvoor een geestesgesteldheid bestond die op het nageslacht overging. Hierdoor kon met wiskundige methodieken, geleid door God, naar het voorbeeld van Noach gebouwd worden. Geometrische vrijmetselaars werden door Anderson als ware Noachieten' gekenschetst..
In een later stadium van ontwikkeling, van het op basis van een gilde georganiseerd instituut, werd de tempel van Salomo als voorbeeld genomen om het samengaan van wetenschap en godsdienst te illustreren en te integreren. Salomo was minder dogmatisch dan Noach, zodat zijn godshuis open stond voor mensen van alle gezindten (zie bijbel).
Waartoe het samengaan van wetenschap (bouwen aan de tempel van Salomo) en godsdienst (bidden in de tempel) kan leiden, werd ook in de Hiram Abiff-mythe geconcretiseerd. Het rituaal op deze mythe gebaseerd, maakt duidelijk dat zowel wetenschap als godsdienst ook de levende materie: de mens in zijn macht heeft en tot moord en doodslag kan leiden
Nochtans is redding mogelijk door vereniging van geest en stof (de 'verheffing'), waarbij natuurwetten worden overschreden en waardoor wordt aangetoond dat deze man-made zijn. Deze mythe is een symbool van de tempel der mensheid (van 'levende bouwstenen'), waarin krachten heersen van ratio en gevoel (emoties) die met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht.
In de vrijmetselarij wordt het samengaan van wetenschap en godsdienst op unieke wijze in praktijk gebracht in ritualen die harmoniserend werken, waardoor stof en geest, zowel van de levende als van de dode materie, hetzelfde kunnen waarmaken n.l. de samenhang tussen de menselijke werkelijkheid (door wetenschap) en de absolute, natuurlijke, of goddelijke werkelijkheid (het oosten).
Zowel wetenschap en religie, streven met verschillende methodieken, de een meer stoffelijk en de ander meer geestelijk, naar hetzelfde n.l. de mens de zin van zijn bestaan te doen leren kennen, zodat zijn leven voldaan en volmaakt kan worden.
Op de mens zelf komt het aan, op zijn mogelijkheden van hart (affect) en verstand (ratio), om te zoeken naar de diepe grond van een bestaan dat in het heelal tot stand kwam.
In de vrijmetselarij wordt op behavioristische wijze met ritualen van verschillende vorm en inhoud ('graden') met materialen gebouwd, waartoe de mens zelf ook behoort ('die ruwe steen zijt gij'). De opzet is het stichten van een heilstaat ('tempel van levende bouwstenen'), waarvoor zowel wetenschappelijke- als godsdienstige methodieken moeten samenwerken. Zo'n activiteit is een poging om de materiele met de geestelijke wereld te verzoenen, die immers beide met andere middelen hetzelfde proberen te bereiken: het ontmaskeren van de waarheid.
Door synthese van menselijke verrichtingen (wetenschap) met producten van de menselijke geest (godsdienst), dus van fysische en metafysische verschijnselen d.m.v. ritualen, werd in de tijd van de verlichting in Engeland, in Londen, een tijdloos genootschap gesticht, dat zijns gelijke in de wereld niet kent.