Rituaal voor de Verheffing van Ridder van het Heilig Koninklijk Gewelf
De Rangorde van de Officieren
Slagen
In het Kapittel van het H::K::G:: geven de Principes steeds vier slagen, gescheiden door een gelijke korte pauze. De Principes geven een korte slag met de onderkant van de Scepter op de vloer; eerst de Z::V::Z::, daarna V::H::, vervolgens V::J:: en tenslotte nogmaals Z::V::Z::. Op sommige in het Rituaal aangegeven punten geeft de Z::V::Z:: alleen één slag, die niet door V::H:: en V::J:: wordt nagevolgd.
De voorbereiding van de kandidaat
De voorbereiding van de kandidaat heeft een tweeledig
doel: ten eerste om hem te helpen, zich op de rituele arbeid in te stellen;
ten tweede om praktische aanwijzingen te geven betreffende het onderzoek
en tijdens de plechtigheid vereiste handelingen en antwoorden.
De nu volgende tekst is bedoeld als geheugensteun,
waarbij de voorbereider er wel voor moet zorgen dat alle hier aangeduide
onderwerpen ook inderdaad aan de orde komen.
Voorbereider: Broeder,
het is mijn taak u voor te bereiden op een onderzoek dat ge straks moet
ondergaan alvorens in ons Kapittel te worden opgenomen. Bovendien zal ik
u enige praktische aanwijzingen geven omtrent hetgeen tijdens de inwijding
van u zal worden verlangd.
Zo dadelijk zal een van onze officieren bij u komen
om u aan een onderzoek te onderwerpen. Dat wil zeggen: hij zal u Woorden,
Tekens en Aanrakingen van de Symbolieke Graden vragen. Daarbij vertegenwoordigt
hij het geweten, en u moet u goed realiseren dat hij in wezen van u verlangt
dat ge uzelf onderzoekt. Dat ge voor uzelf uitmaakt of ge de Symbolieke
Graden werkelijk hebt doorleefd. Alleen dan immers moogt ge uzelf rijp
achten om, met het plaatsvervangend Meesterwoord in uw bezit, uw tocht
naar meer kennis en dieper inzicht voort te zetten.
Ik zal nu deze Woorden, Tekens en Aanrakingen met
u repeteren, opdat het onderzoek ongestoord zal kunnen verlopen (geschiedt).
Het is goed te weten dat Woord, Teken en Aanraking
van de Leerling-, Gezellen- en Meestergraad vooraf gegaan worden door passen,
die bij ons in de Symbolieke Graden helaas nagenoeg in onbruik zijn geraakt.
Het is nuttig u met deze passen bekend te maken, ook
al zullen ze u straks wellicht niet worden gevraagd.
Broeder, uw inwijdingen in de Symbolieke Graden hebben
hun hoogtepunt gevonden in uw verheffing tot Meester-Vrijmetselaar door
de vijf Punten van het Meesterschap, waarna u het nieuwe Meesterwoord werd
gegeven. Daarmee werd ge opgeheven uit het graf van het materiële
bestaan want, zo werd u toegevoegd, het Vlees heeft de Beenderen verlaten.
Het is aan u om te overwegen of dit voor u werkelijk
geldt. In alle eerlijkheid zult ge daarbij moeten vaststellen dat, zo een
hoger gewaarworden uw deel is geweest, ge toch altijd weer de Tempel der
Schoonheid in uzelf hebt verwoest; dat ge steeds weer opnieuw zijt teruggevallen.
Wij allen, die ons Meester-Vrijmetselaar noemen, zijn immers gewone mensen
met al onze hebbelijkheden en gebreken. Wie van ons kan zeggen dat hij
inderdaad hieraan is ontstegen; dat hij zich inderdaad met het Eeuwige
kan verzelvigen?
Er is één ding waarin wij, die het plaatsvervangend
Meesterwoord hebben ontvangen, bevoorrecht zijn. Werkende in de Symbolieke
Graden zal in ons het verlangen zijn gegroeid, verder te zoeken naar het
Oude Meesterwoord; ons te verdiepen in de ware aard en het wezen van dit
Woord; in de aard en het wezen van de O::B::d::H::.
Vandaag zal u worden toegestaan, door onze werkwijze
aan uw zoeken een nieuwe impuls te geven. En daartoe zult ge straks na
uw onderzoek Paswoorden ontvangen. Zonder op de betekenis daarvan verder
in te gaan wil ik u wel zeggen dat het begrip Genade dat hierin aan de
orde komt, van groot belang is.
In de Symbolieke Graden moet in ons immers het inzicht
zijn gegroeid dat, naast eigen onverdroten arbeid, nog een andere factor
nodig is om een hoger gewaarworden mogelijk te maken. Die factor kan worden
omschreven als Genade; en de Paswoorden die tot ons Kapittel toegang geven
worden u medegedeeld omdat wij veronderstellen dat ge, als Meester-Vrijmetselaar,
het verlangen naar Genade hebt gevoeld. Dat verklaart ook waarom ge, eenmaal
in het bezit van de Paswoorden en voor de Poort van ons Kapittel geleid,
opnieuw de blinddoek van zelf-inkeer zult moeten aanvaarden om in onze
mysteriën te worden ingewijd.
Ik kom nu toe aan enkele praktische aanwijzingen omtrent
uw gedrag in ons Kapittel.
Geblinddoekt binnengeleid, zult ge verschillende handelingen
moeten verrichten en bepaalde vragen moeten beantwoorden. In dit kader
leg ik de nadruk op de volgende punten:
In een Kapittel van het H::K::G:: wordt geen enkel
teken gemaakt dat tot de gebruiken van de Symbolieke Graden behoort. Dat
wil zeggen dat ge uw handen gewoon langs uw lichaam laat afhangen en dat
ge bij het lopen ook geen rechte hoeken maakt. Integendeel: bij ons worden
de hoeken juist afgerond, om symbolieke redenen die u later wel duidelijk
zullen worden.
Wanneer u een vraag wordt gesteld, probeer dan niet
zelf een antwoord te formuleren (ook al lijkt dit voor de hand te liggen),
doch wacht af tot uw Geleider het u influistert. Hetzelfde geldt voor de
handelingen die van u zullen worden verlangd: uw Geleider zal u influisteren
wat ge moet doen en wanneer. Volg zijn aanwijzingen nauwkeurig op. De symbolische
betekenis van wat u zegt en doet zal u in de loop van de plechtigheid duidelijk
worden.
Eén handeling zal ik reeds nu in detail met
u bespreken. Op een gegeven moment zal u worden gevraagd zeven passen te
maken, daarbij stilstaand en buigend na de derde, de vijfde en de zevende
pas. Dit behoort als volgt te geschieden, beginnende met de linkervoet:
Links - rechts - links (niet sluiten: buigen) - rechts
- links (niet sluiten: buigen) - rechts - links (sluiten en buigen). Ik
neem nu deze passen even met u door, opdat ge straks zonder moeilijkheden
zult kunnen doen wat van u wordt verlangd (geschiedt).
Ik verzoek u nu, zich als Meester-Vrijmetselaar met
Schootsvel en Handschoenen te bekleden en in stilte op het onderzoek te
wachten. Maak van deze wachttijd gebruik om u innerlijk voor te bereiden
op wat, naar ik oprecht hoop, voor u een onvergetelijke inwijding zal worden.
Ik wens u gezegende arbeid toe, en laat u nu alleen.
Het onderzoek van de Kandidaat
Nadat de voorbereiding van
de Kandidaat is beëindigd waarschuwt de Voorbereider de R:: Eerste
Zoeker, die nu binnentreedt en tot de Kandidaat zegt:
Broeder …, geef mij Paswoord, Teken en Aanraking van
de Leerling-Vrijmetselaar.
Als de Kandidaat dit heeft
gedaan en dit in orde is bevonden, vraagt hij hetzelfde van de Gezellen-
en daarna van de Meestergraad. Hierna gaat hij voort:
Belooft gij dat ge alles zult geheim houden wat u
nu zal worden geopenbaard? Zo ja, zeg mij dan na de woorden "Dat beloof
ik". Broeder …?
Na de belofte te hebben verkregen
gaat hij voort:
Dan zal ik u nu bekend maken met de Paswoorden van
deze verheven Graad, tot welke ge toegang wenst te verkrijgen.
De woorden zijn Ammi Ruchama en hun betekenis is:
MIJN VOLK HEEFT GENADE GEVONDEN.
Ik verzoek u nu in stilte te wachten tot ge voor de
inwijding wordt afgehaald.
De Eerste Zoeker verlaat
hierna de Kandidaat en meldt aan de Z::V::Z:: dat Voorbereiding en Onderzoek
zijn afgerond.
Vóór de opening van het kapittel
Wanneer de Voorbereiding
en Onderzoek van de Kandidaat zijn verricht en de Z::V::Z:: het ogenblik
om te beginnen acht aangebroken, geeft hij hiertoe opdracht aan de Ceremoniemeester.
Deze zorgt dat:
Opening van het Kapittel
Z::V::Z:: :
In orde, Ridders, Teken van Eerbied.
De drie Principes doen één
stap vooruit. Links beginnen - sluiten
V::J:: : O. Almachtige,
na een tweede stap vooruit,
rechts - sluiten.
V::H:: : Alwijze,
na een derde stap vooruit,
links - sluiten.
Z::V::Z:: : Alomtegenwoordige
God,
voor Wien alle harten openstaan,
die alle begeerten kent.
in voor Wien geen geheimen verborgen zijn,
reinig de gedachten van ons hart
door de inspiratie van Uw Heilige Geest,
opdat wij in volmaakte Liefde tot u mogen komen,
om op waardige wijze
uw Heilige Naam te verheerlijken.
Allen: Amen.
Hier laten allen de linkerhand
vallen, doch houden de rechterhand als te voren op het hart.
Z::V::Z:: doet een kleine
pas achteruit; V::H:: en V::J:: draaien een kwartslag om, zodat zij tegenover
elkaar komen te staan. Zij brengen hun linkerhanden, met de palmen omhoog,
op borsthoogte, de pinken bij elkaar, zodat de handen een driehoek vormen.
S::N:: verlaat zijn plaats,
neemt het kleine Boek van de Heilige Wet en plaats het open op de handen,
waarna hij iets terzijde blijft wachten tot de Principes het Boek hebben
gegroet.
De drie Principes maken eenzelfde
driehoek met de rechterhanden, doch met de palmen naar beneden en plaatsen
deze op het B:: van de H:: W::.
De drie Principes zeggen
elkaar beurtelings zinsnede voor zinsnede na, in de volgorde Z::V::Z::
- V::H:: - V::J::.
Wij drieën
Ontmoeten elkaar in Liefde en Eenheid
Om het Heilig woord te behouden
En hetzelve nimmer te openbaren
Tenzij drie aan ons gelijk
Daartoe samenkomen
En dit gezamenlijk besluiten
Z::V::Z:: : Amen
V::H:: : Amen
V::J:: : Amen
Z::V::Z:: : Amen
Z::V::Z:: : groet het Boek
van de H:: W:: door het hoofd te buigen
V::H:: : doet evenzo
V::J:: : doet evenzo
S::N:: neemt nu het boek
weer in ontvangst, sluit het, legt het neer en stelt zich, op zijn plaats
in het Teken van Orde.
De drie Principes gaan weer
naast elkaar staan zoals tevoren, zonder enig teken te maken.
Z::V::Z:: gaat vóór
V::J:: langs, naar het N.W. en stelt zich daar op met beide voeten naast
elkaar, in het T:: van E::. Vervolgens maakt hij, beginnende met de linkervoet,
drie passen, houdt dan stil zonder de voeten te sluiten, dus met de linkervoet
vóór de rechter, en maakt een buiging naar het Altaar.
Beginnende met de rechtervoet
doet hij dan twee verdere stappen, houdt stil, wederom met de linkervoet
voor de rechter, en maakt weer een buiging naar het Altaar.
Daarna maakt hij nog twee
passen, beginnende met de rechtervoet, doch sluit nu de voeten door de
rechtervoet naast de linker te plaatsen, en buigt voor de derde maal naar
het Altaar.
Men dient er op te letten,
dat men zijn passen zodanig regelt dat men bij de zevende pas niet reeds
voorbij het Altaar is gekomen: immers, de bedoeling is, dat men het Altaar
al buigende nadert.
Hierna gaat Z::V::Z:: in
een boog, dus zonder een rechte hoek te maken, verder en plaatst zich halverwege
de Troon en het Tableau vóór zijn eigen Zetel, met het gezicht
naar het Westen. Hier blijft hij in het T:: van E:: staan.
V::H:: en V::J:: draaien
nu een kwartslag, zodat zij elkaar aanzien en gaan op dezelfde wijze als
Z::V::Z:: resp. naar het N.W. en het Z.W., waarbij V::H:: vóór
V::J:: langs gaat.
Zij keren zich dan naar het
O::, stellen zich in het T:: van E:: met de voeten tezamen, waarna zij
zich naar het Oosten begeven op dezelfde wijze als Z::V::Z::, stilstaand
en naar het altaar buigend, telkens bij de 3e, 5e
en 7e pas zoals hij.
V::J:: behoort met de rechtervoet
te beginnen.
In het O:: aangekomen plaatsen
zij zich schuin tegenover de Z::V::Z:: en vormen dan met de Z::V::Z:: tezamen
een driehoek teneinde de Heilige Woorden te wisselen. Dit wordt gedaan
in een serie van vier driehoeken.
De inwijding
De Dekker en de 2e
Ceremoniemeester, met de Kandidaat voor de Poort aangekomen, blinddoeken
hem daar, waarna de Dekker aanklopt met vier gelijke slagen.
De S::N:: verheft zich van
zijn Zetel en stelt zich op voor het Tableau, brengt het T:: van E:: tot
het Altaar, gaat uit het T::, knikt tot de Z::V::Z:: en zegt:
Zeer Verhevene, er wordt aangeklopt.
Z::V::Z:: : Ridder
Schrijver Nehemia, wil zien wie daar aanklopt.
S::N:: (nadat hij de Poort
een weinig heeft geopend): Wie brengt gij
tot ons?
D:: : Het is Broeder
…, die op regelmatige wijze in de Vrijmetselarij is ingewijd en op de juiste
wijze is bevorderd tot Gezel en verheven tot Meester, welke Meestergraad
hij 10 x 28 dagen of langer bekleedt.
Als beloning voor zijn verdiensten zijn hem de Paswoorden
toevertrouwd, die hem zullen voeren tot deze Verheven Graad, waartoe hij
verlangt te worden toegelaten, en waarop hij behoorlijk is voorbereid.
S::N:: onderzoekt of de Kandidaat
behoorlijk is gekleed en geblinddoekt en vraagt: Hoe hoopt hij
de voorrechten van deze Verheven Graad te verkrijgen?
D:: : Door de
bijstand van de Opperbouwheer des Heelals en door de verenigde hulp van
de Cirkel en de Driehoek en het voordeel van de Paswoorden.
S::N:: : Is hij
in het bezit van de Paswoorden?
D:: : Wil hem
dat zelf vragen
S::N:: vraagt van de Kandidaat
de hem gegeven Paswoorden en de betekenis daarvan. Als deze gegeven zijn,
zegt hij: Zo wacht, tot ik de Z::V:: dit heb bericht.
Hij gaat naar binnen, sluit
de deur, stelt zich weer op voor het Tableau, brengt het T:: van Eerbied
tot het Altaar, gaat uit het T::, knikt tot de Z::V::Z:: en zegt:
Zeer Verhevene, het is Broeder …, die op regelmatige
wijze in de Vrijmetselarij is ingewijd en op de juiste wijze is bevorderd
tot Gezel en verheven tot Meester, welke Meestergraad hij 10 x 28 dagen
of langer bekleedt.
Als beloning voor zijn verdiensten zijn hem de Paswoorden
toevertrouwd, die hem zullen voeren tot deze Verheven Graad, waartoe hij
verlangt te worden toegelaten, en waarop hij behoorlijk is voorbereid.
Z::V::Z:: : Hoe
denkt hij de voorrechten van deze Verheven Graad te verkrijgen?
S::N:: : Door
de bijstand van de Opperbouwheer des Heelals en door de verenigde hulp
van de Cirkel en de Driehoek en het voordeel van de Paswoorden.
Z::V::Z:: : Is
hij in het bezit van deze Paswoorden?
S::N:: : Dat is
hij, Zeer Verhevene.
Z::V::Z:: : Laat
hem dan binnentreden.
De drie Zoekers begeven zich
via het Z.W. naar de Poort, nemen daar de Kandidaat in ontvangst en geleiden
hem via het N.W. naar de knielbank, waarbij de 1e Z:: nu aan
de Zuidzijde staat, daarnaast de 2e Z:: en dan de 3e
Z::
S::N:: gaat naar zijn plaats.
De Dekker gaat onopvallend
in het uiterste N.W. zitten
De 2e Ceremoniemeester
neemt plaats bij de lichtinstallatie
Als de Kandidaat voor de
knielbank is opgesteld en de muziek zwijgt, zegt de Z::V::Z:: :
Broeder …, aangezien gij in ons Kapittel wilt worden
opgenomen en de Paswoorden die tot deze Verheven Graad leiden, u zijn toevertrouwd,
is het onze plicht u te vragen of gij u uit eigen vrije wil Kandidaat stelt
voor de Vrijmetselarij, zoals die wordt beoefend in een Kapitteld van het
Heilig Koninklijk Gewelf. Wat is daarop uw antwoord, Br. …?
Kand. (voorgezegd):
Dat doe ik!
Z::V::Z:: : Zijt
gij dan bereid de heilige en ernstige verplichtingen te aanvaarden die
deze Verheven Graad u zal opleggen en, zo gij er toe wordt toegelaten,
onze Ritualen ongeschonden te bewaren? Wat is daarop uw antwoord, Br. …?
Z::V::Z:: : Zo
buig dan uw knieën om u open te stellen voor de Zegen van de Opperbouwheer
des Heelals.
De 1e Zoeker is
de Kandidaat hierbij behulpzaam.
De drie Principes geven de
vier slagen.
Z::V::Z:: :
In orde, Ridders.
Allen stellen zich op met
de rechterhand op het hart, de duim in de hand verborgen (T:: van Orde).
V::J:: : Almachtige
Opperbouwheer des Heelals, door Wiens Woord de wereld uit de chaos werd
geboren en in Wien al het geschapene zijn oorsprong vindt, wij smeken U
nederig Uw geestelijke Zegen op deze plechtigheid te laten rusten en deze
Broeder die thans het Licht van onze oude Mysteriën deelachtig wil
worden, de Genade te schenken van Uw Heilige Geest.
Moge hij ons Kapittel niet lichtvaardig binnentreden,
noch het lichtvaardig verlaten, maar zich standvastig betonen, en moge
hij zich steeds voor ogen houden dat het doel van ons Kapittel is, de bevordering
van het geluk van onze medeschepselen, maar bovenal: de verheerlijking
van Uw Heilige Naam.
Allen: Amen
Z::V::Z:: : Ridders,
herneemt uw plaatsen.
De Kandidaat wordt door de
1e Zoeker opgericht.
De drie Principes geven de
vier slagen.
Z::V::Z:: : Ridders,
Broeder … zal u tonen dat hij behoorlijk is voorbereid om te worden verheven
tot Ridder van het Heilig Koninklijk Gewelf.
De 1e Zoeker stelt
zich vóór de Kandidaat en neemt zijn beide handen vast. Hij
moet de Kandidaat influisteren om te beginnen met de linkervoet en aangezien
hijzelf achteruit moet lopen, moet hij er op bedacht zijn, zelf met de
rechtervoet te beginnen. Hij moet ervoor zorgen kleine passen te maken
en in een niet te langzaam tempo rond te lopen. Geen rechte hoeken noch
danspassen maken.
Tijdens deze rondgang kan
passende muziek ten gehore gebracht worden, doch deze moet gestopt worden
zodra de rondgang is geëindigd.
Aan het eind van de rondgang
stelt de 1e Zoeker de Kandidaat op onmiddellijk vóór
zijn Zetel.
Z::V::Z:: : Broeder
…, daar gij deel wenst te verkrijgen aan het Licht van onze Mysteriën,
moet ik u verzoeken, het Heiligdom waarin deze zijn vervat te naderen met
zeven schreden, telkens stilstaand en buigend bij de 3e, 5e
en 7e pas, aangezien gij bij iedere schrede naderkomt tot de
Heilige Naam van de Opperbouwheer des Heelals.
De 1e Zoeker is
de Kandidaat hierbij behulpzaam en geeft hem de nodige instructie.
Z::V::Z:: : Gij
zijt nu gekomen op de top van een gewelf, waarin gij moet afdalen. Daartoe
zult gij op symbolische wijze twee stenen met een koevoet moeten uitbreken.
De 1e Zoeker leidt
de handen van de Kandidaat bij het vasthouden van de koevoet. Dit geschiedt
het beste door de Kandidaat de koevoet met beide handen in het midden te
doen vasthouden en de eigen handen boven en onder de handen van de Kandidaat
te plaatsen. Op deze wijze kan hij de Kandidaat twee wrikbewegingen op
de knielbank laten maken, door de voet van de koevoet daarop te laten rusten
en met het topeind tweemaal naar beneden te drukken, zó dat het
voeteind op zijn plaats blijft (niet gaan scheppen!) waarna de koevoet
door de Ceremoniemeester weer op zijn plaats wordt gelegd.
Z::V::Z:: : Laat
thans de Kandidaat op de voorgeschreven wijze in het gewelfd neer, en laat
hem luisteren naar een gedeelte uit de geschriften van onze Grootmeester,
Koning Salomo.
De 1e Zoeker en
de Kandidaat knielen.
De drie Principes geven de
vier slagen.
V::J:: staat alleen op en
zegt:
Gelukkig is de mens, die Wijsheid gevonden heeft,
De man die inzicht verwerft;
Want Wijsheid is hoger in prijs dan zilver,
Zij brengt meer op dan fijn goud;
Zij is kostelijker dan robijnen,
Geen kleinodiën evenaren Haar;
Hare wegen zijn wegen der Liefde,
En al Hare paden leiden tot Vrede;
Aan Wie in Haar verankerd is,
Wordt innerlijk Geluk geschonken;
De Almachtige Zelf heeft door Wijsheid de aarde gegrondvest,
Door verstand de sterren vastgezet;
Voor Zijn kennis zijn de diepten gespleten,
En laten de wolken dauw druppelen.
Hierna gaat de V::J:: weer
zitten.
Z::V::Z:: na een
korte pauze:
Laat de Kandidaat zoeken of hij iets in het gewelf
kan vinden.
De 1e Zoeker laat
de Kandidaat tasten en na enige ogenblikken geeft hij hem de Perkamentrol
in de hand. Daarna laat hij hem zeggen:
Kand.: Ik heb
iets gevonden
Z::V::Z:: : Wat
hebt gij gevonden?
Kand. (voorgezegd):
Iets dat lijkt op een rol perkament.
Z::V::Z:: : Wat
staat er op te lezen?
Kand. (voorgezegd):
Bij gebrek aan licht kan ik dit niet ontcijferen.
Z::V::Z:: : Laat
dit gebrek aan licht u eraan herinneren, dat de mens door zijn aard als
een kind in onwetendheid en dwaling is, en dat hij in deze staat van duisternis
zou zijn gebleven als het de Opperbouwheer des Heelals niet had behaagd
hem tot Licht en Onsterfelijkheid te roepen, door de Openbaring van Zijn
Heilige Wil en Zijn Woord.
Sta op, wrik de sluitsteen los, en bereid u erop voor,
het Licht van het Heilig Woord te ontvangen.
De 1e Zoeker moet
zorgen dat de Kandidaat niet te vroeg opstaat, door hem met de hand op
de schouder neergedrukt te houden. Nadat de Z::V::Z:: uitgesproken is,
neemt de 1e Zoeker de perkamentrol weer terug aan de Ceremoniemeester;
deze plaatst haar were op het Tableau, waarna de 1e Zoeker de
Kandidaat opheft.
Deze krijgt de koevoet in
handen geplaatst om, thans slechts éénmaal, de beweging van
het wrikken te maken. Daarna wordt de koevoet weer weggenomen en door de
Ceremoniemeester neergelegd.
Z::V::Z:: : Laat
de Kandidaat wederom in het gewelf neer en laat hem luisteren naar een
gedeelte van de geschriften van de profeet Haggaï.
De 1e Zoeker laat
de Kandidaat wederom knielen.
De drie Principes geven de
vier slagen
V::H:: staat alleen op en
zegt: Op de éénentwintigste
dag der zevende maand kwam door de Profeet Haggaï het Woord van de
Heer: Schep moed, Zerubabel, Vorst van Juda, schep moed, Jozua, zoon van
Jozadek, de Hogepriester, schept allen moed, bewoners van dit land en zet
u aan de arbeid, want Ik ben met u en Mijn Geest heeft in uw midden postgevat.
Nog slechts een korte tijd en Ik breng de hemel en de aarde, de zee en
het droge in beroering, zodat de schatten van alle volken herwaarts komen
en Ik dit huis met heerlijkheid vervul. De toekomstige heerlijkheid van
dit huis zal groter zijn dan de vorige en te dezer plaatse zal Ik Vrede
geven. Alzo sprak de Heer.
Hierna gaat de V::H:: weer
zitten.
De Kandidaat blijft geknield.
Z::V::Z:: : Bereid
u er thans op voor, de heilige en ernstige Verplichting op u te nemen en
de Belofte af te leggen, zonder welke niemand kan worden verheven tot Ridder
van het Heilig Koninklijk Gewelf.
1e Z:: hardop
en duidelijk tot de Kandidaat: Ontdoe
uw handen van uw handschoenen en berg deze op.
(Wacht tot dit is geschied).
Strek uw linkerhand uit, met de palm naar boven, om het Boek van de Heilige
Wet waarop gij uw Belofte moet afleggen, te ondersteunen, (wacht
tot dit is geschied) en leg uw rechterhand er bovenop.
Hiertoe neemt hij het kleine
Boek van de Heilige Wet - dat hem eventueel door de Ceremoniemeester kan
worden aangereikt - en opent dit in het midden, zodat het vlak ligt. De
1e Zoeker helpt de Kandidaat de juiste houding te vinden.
De drie Principes geven de
vier slagen.
Zij verlaten daarna hun Zetels
en komen, met hun Scepters, naar voren tot vlak vóór het
Tableau.
De overige Ridders stellen
zich bij de Vaandels op in het Teken van Eerbied. Op dit ogenblik nog niet
aan de Vaandels komen.
Z::V::Z:: :
Broeder …, belooft gij u bewust van de Alomtegenwoordigheid
van de Opperbouwheer des Heelals, hierbij en hierop, plechtig en uit vrije
wil, de geheimen van deze Verheven Graad steeds getrouw te zullen bewaren,
en hier niemand van in kennis te zullen stellen, tenzij gij u er behoorlijk
van hebt overtuigd dat hij een waardig en wettig Ridder van deze Orde is?
Belooft gij verder plechtig, dat gij de Heilige en
Mystieke Naam, die u thans voor het eerst zal worden geopenbaard, nooit
te zullen uitspreken, behoudens en in tegenwoordigheid en met hulp van
twee of meer Ridders van het Heilig Koninklijk Gewelf, of in een bijeenkomst
van een op wettige wijze geconstitueerd Kapittel, in de functie van eerste
Princeps?
Zo ja, wil mij dan, op het horen van uw naam, antwoorden:
"Dat beloof ik".
Kandidaat, nadat zijn naam
is genoemd: Dat beloof ik!
Nadat deze woorden zijn uitgesproken,
neemt de 1e Zoeker het Boek van de Heilige Wet weer weg.
Z::V::Z:: :
Ridder 1e Zoeker, verhef thans de Kandidaat
met de Greep van het Heilig Koninklijk Gewelf.
De juiste wijze van Verheffing
geschiedt in vijf tempi waarbij de 1e Z:: er voor moet zorgen
dat de Kandidaat in in zijn geknielde houding blijft tot hij op het juiste
moment, en niet te vroeg tracht op te staan.
De 1e Z:: neemt
met zijn rechterhand de rechterhand van de Kandidaat in de leeuwegreep
en zegt:
Broeder …,
hij plaatst daarna zijn linkerhand
onder de rechtervoorarm van de Kandidaat en zegt:
nu
hij plaatst dan zijn rechterhand
op de bovenarm van de Kandidaat juist boven de elleboog en zegt:
Ridder
daarna plaatst hij zijn linkerhand
op de bovenarm van de Kandidaat, juist in het midden, en zegt:
van deze Orde,
tenslotte plaatst hij zijn
rechterhand onder de armholte van de Kandidaat en zegt:
Sta op!
hem tezelfdertijd opheffende
uit zijn geknielde houding en hem recht voor de knielbank plaatsende, met
naar beneden gestrekte armen.
De 1e Zoeker plaatst
zich achter de Kandidaat om straks, op bevel van de Z::V::Z::, gereed te
zijn de blinddoek zo snel mogelijk te laten vallen.
De Principes vormen met hun
Scepters een verticale Driehoek, waarbij de Scepter van de Z::V::Z:: de
basis vormt. De driehoek moet zó worden gehouden, dat de Z::V::Z::
er juist in het midden doorheen kan zien.
De Ridders vatten de stokken
der Vaandels met de linkerhand aan (de rechterhand blijft op het hart),
en neigen deze een weinig naar het midden van het Tableau, er voor zorg
dragende dat dit niet te ver geschiedt en het uitzicht van de Kandidaat
op de drie Principes hierdoor niet wordt benomen.
Z::V::Z:: : Nu
gij zo lang in duisternis hebt verkeerd, wat is op dit ogenblik de innigste
begeert van uw hart?
Kandidaat (voorgezegd):
Licht!
Op dit ogenblik schakelt
de 2e Ceremoniemeester het licht in het Kapittel uit, zodat
alleen de zes kaarsen op het Altaar blijven branden.
Z::V::Z:: : Ridder
1e Zoeker, laat deze Zegen de Kandidaat worden geschonken.
Op dit moment geen muziek,
of een uiterst korte, niet te harde, klaroenstoot De 1e Zoeker
ontdoet de Kandidaat snel van zijn blinddoek.
Z::V::Z:: :
na enige ogenblikken van stilte: Wij wensen u geluk met
uw toelating tot het Licht van onze Orde, en spreken ons vertrouwen uit,
dat uw toekomstig gedrag dit zal rechtvaardigen.
Lees thans hardop de tekst op de perkamentrol, die
gij uit het gewelf hebt medegebracht.
De 1e Zoeker neemt
de perkamentrol - die hem eventueel door de Ceremoniemeester kan worden
aangereikt - en houdt deze zodanig dat het licht van de kaarsen rond het
altaar er doorheen schijnt en de Kandidaat kan lezen.
Kandidaat: In
den beginne schiep God de hemel ende de aerde. De aerde nu was woest ende
ledig, ende de duisternisse was op den afgrond; ende de Geest Gods zweefde
op de wateren. Ende God zeide: Daar zij Licht, ende daer werdt licht.
Z::V::Z:: : Aldus,
pas Verheven Ridder, luidden de eerste woorden van het Boek der Heilige
Wet, waarop gij uw Belofte hebt afgelegd. Moge de Opperbouwheer des Heelals
u Zijn Licht deelachtig doen worden.
De 1e Zoeker legt
de perkamentrol weer op zijn plaats.
Z::V::Z:: : Ridders
1e en 2e Zoeker, begeeft u thans met Ridder … buiten
het Kapittel, om hem voor te bereiden op het tweede gedeelte van deze plechtigheid.
De 1e en 2e
Zoeker, voorafgegaan door de S:: N:: die de Poort voor hen opent, gaan
met de betreffende Kandidaat naar buiten, waarop de S:: N:: de poort weer
sluit. (Intussen heeft de Dekker zich onopvallend naar buiten begeven).
Als dit is geschied, wordt het Kapittel door de 2e Ceremoniemeester
weer volledig verlicht, waarna deze eveneens naar buiten gaat.
Z::V::Z:: : Ridders,
herneemt uw plaatsen.
De 3e Zoeker gaat
tijdelijk zitten in het Westen van de Noorderkolom. Tot op dit ogenblik
is de Driehoek van de Scepters der Principes intact gehouden. Nu nemen
zij ieder hun Scepter weer in de linkerarmholte, keren zich rechtsdraaiend
naar het Oosten en lopen, naast elkaar en tegelijk, naar hun Zetels, waar
zij plaats nemen.
Buiten het Kapittel leggen
1e en 2e Zoeker hun Regalia af. Deze worden door
de 2e Ceremoniemeester naar binnen gebracht en op hun respectieve
Zetels gedeponeerd.
De Dekker is 1e
en 2e Zoeker behulpzaam om zich als Meester-Vrijmetselaar te
kleden. Hierna klopt hij op de Poort met het 3 x 3 van de Meesterslag.
S:: N:: begeeft zich tot
voor het Tableau, brengt het T:: van E::, gaat uit het T::, knikt tot de
Z::V:: en zegt: Zeer Verhevene,
er wordt aangeklopt.
Z::V::Z:: : Ridder
S:: N::, onderzoek wie toegang verlang.
S:: N::, gaat, via het Zuiden,
naar de Poort, opent deze en vraagt aan de Dekker: Wie hebt
gij bij u?
Dekker, luid genoeg sprekende,
zodat allen binnen het Kapittel het kunnen horen: Het zijn drie
Meester-Vrijmetselaars uit Babylon, die hebben gehoord dat gij de Tempel
wilt herbouwen ter ere van de Opperbouwheer des Heelals, en die gaarne
bij u zouden verblijven, om u bij te staan bij deze grote en verheven arbeid.
S:: N:: : Wacht,
tot ik dit de Z::V:: heb gemeld.
Hij sluit de deur, gaat via
het Noorden tot voor het Tableau, brengt het Teken van Eerbied tot het
Altaar, gaat uit het Teken, knikt tot de Z::V::Z:: en zegt:
Het zijn drie Meester-Vrijmetselaars uit Babylon, die hebben gehoord dat
gij de Tempel wilt herbouwen ter ere van de Opperbouwheer des Heelals,
en die gaarne bij u zouden verblijven, om u bij te staan bij deze grote
en verheven arbeid.
Z::V::Z:: :
Laat hen binnenkomen.
S:: N:: gaat naar de Poort
en opent deze geheel.
De 2e Z:: komt
het eerst binnen, daarachter de 1e Z:: en vervolgens de Kandidaat.
Via het Noorden begeven zij zich tot voor het Tableau en stellen zich naast
elkaar op, zonder enig Teken te maken.
S:: N:: sluit de deur. De
Dekker neemt onopvallend plaats in het uiterste Noordwesten.
S:: N:: begeeft zich naar
zijn plaats.
Z::V::Z:: :
Vreemdelingen, vanwaar komt gij?
1e Z:: :
Van Babylon, Z::V::.
Z::V::Z:: : Wat
is uw verlangen?
1e Z:: :
Gehoord hebbende, dat gij het voornemen hebt de Tempel te herbouwen, ter
ere van de Opperbouwheer des Heelals, zijn wij verlangend bij u te verblijven,
om u bij te staan bij deze grote en verheven arbeid.
Z::V::Z:: : Daar
aan vreemdelingen niet kan worden toegestaan aan deze heilige arbeid deel
te nemen, moeten wij vragen wie gij zijt.
1e Z:: :
Wij zijn Broeders van uw eigen stammen en geslachten, Z::V::.
Z::V::Z:: : Maar
stamt gij dan niet af van degenen die gevlucht zijn, toen de stad en de
Heilige Tempel erbarmelijk in verdrukking kwamen, of behoort gij tot diegenen
die door de Babylonische bevelhebber werden achtergelaten om het land te
bebouwen?
1e Z:: :
Neen, wij behoren niet tot dezulken, doch wij zijn edel van geboorte, en
stammen, gelijk uzelve, uit een geslacht van patriarchen en koningen. Na
zeventigjarige ballingschap heeft koning Cyrus van Perzië, daartoe
door de Almachtige geïnspireerd, ons de vrijheid gegeven naar ons
land terug te keren. Wij hebben die gelegenheid gretig aangegrepen. Wij
komen u nu verzoeken bij u te mogen verblijven en bieden onze diensten
aan bij de wederopbouw van de Heilige Tempel.
Z::V::Z:: : Wij
erkennen uw edele afkomst en ontvangen u met vreugde als leden van onze
stammen en geslachten.
Rest ons alleen u te vragen aan welk deel van onze
heilige arbeid gij tewerkgesteld wenst te worden.
1e Z:: :
Elke functie die gij ons wilt opdragen, zal door ons als een eer worden
beschouwd.
Z::V::Z:: : Nederigheid
en volgzaamheid zijn een bewijs van verdienste; maar door uw late komst
zijn de voornaamste functies reeds vervuld. Wij willen u echter opdragen
de grond te effenen voor de fundering van de Tweede Tempel, die zal verrijzen
daar, waar ook de eerste zich bevond. Gij zult worden voorzien van de daartoe
geschikte gereedschappen. Wij bevelen u echter nadrukkelijk, alle tijdens
de arbeid gedane belangrijke ontdekkingen onmiddellijk te melden aan de
hier zittende Grote Raad.
De beide schrijvers overhandigen
aan de 1e Z:: koevoet en reddingslijnen, aan de 2e
Z:: het houweel en aan de Kandidaat de spade. Een perkamentrol dient buiten
het Kapittel gereed te liggen.
1e Z:: :
Wij danken uwe excellenties voor het in ons gestelde vertrouwen, en verplichten
ons, deze taak getrouwelijk te vervullen.
Z::V::Z:: : Gaat
dan henen, en moge de Opperbouwheer des Heelals u leiden.
Er kan zachte muziek gespeeld
worden.
De Zoekers en de Kandidaat
gaan, zonder enig Teken te maken, met de hun verstrekte voorwerpen, via
het Zuiden naar de Poort - 2e Z:: voorop, daarna de 1e
Z:: en vervolgens de Kandidaat. S:: N:: opent de Poort. De Dekker gaat
onopvallend naar buiten, waarna S:: N:: de deur achter hen sluit. Daar
aangekomen wordt het dikke koord rond het lichaam van de 1e
Z:: gewonden en de beide dunne koorden rond zijn polsen.
De 2e Z:: neemt
in zijn linkerhand het koord hetwelk om de rechterpols van de 1e
Z:: is gewonden en in zijn rechterhand het houweel.
De Kandidaat neemt het andere
dunne koord in zijn rechterhand en de spade in zijn linkerhand.
De 1e Z:: draagt
koevoet en perkamentrol.
De 1e Z:: instrueert
2e Z:: en Kandidaat om gedurende zijn verslag de geschikte bewegingen
te maken, hetwelk echter zonder overdrijving moet geschieden. Als alles
gereed is klopt de Dekker, ditmaal weer met de vierslag.
S:: N:: begeeft zich tot
voor het Tableau, brengt het T:: van E:: tot het Altaar, gaat uit het T::,
knikt tot de Z::V::Z:: en zegt: Zeer Verhevene, er wordt geklopt.
Z::V::Z:: : Ridder
S:: N::, onderzoek wie toegang verlangt.
S:: N:: gaat via het Zuiden
naar de Poort, opent deze en vraagt aan de Dekker: Wie hebt
gij bij u?
D:: luid genoeg sprekende,
zodat allen binnen het Kapittel het kunnen horen: De drie Zoekers,
die waren uitgezonden om de grond te effenen voor de fundering van de Tweede
Tempel, hebben een ontdekking gedaan die zij van zodanig belang achten,
dat zij deze wensen mede te delen aan de thans zitting houdende Grote Raad.
S:: N:: : Wacht
tot ik de Z:: V:: hiervan heb bericht.
Hij sluit de deur, gaat via
het Noorden tot voor het Tableau, brengt het T:: van E:: tot het Altaar,
gaat uit het T::, knikt tot de Z::V::Z:: en zegt: Z::V::, het
zijn de drie Zoekers, die waren uitgezonden om de grond te effenen voor
de fundering van de Tweede Tempel, hebben een ontdekking gedaan die zij
van zodanig belang achten, dat zij deze aan uwe Excellenties wensen mede
te delen.
Z::V::Z:: : Laat
hen binnenkomen.
S::N:: gaat naar de Poort
en opent deze.
De 2e Z:: komt
het eerst binnen, daarachter de 1e Z:: en vervolgens de Kandidaat.
Via het Noorden begeven zij zich tot vóór het Tableau en
stellen zich naast elkaar op, zonder enig Teken te maken. S::N:: sluit
de deur. De Dekker neemt onopvallend plaats in het uiterste Noordwesten.
S::N:: begeeft zich naar
zijn plaats.
Z::V::Z:: (tot de Zoekers):
Broeders, wij hebben vernomen dat gij een belangrijke ontdekking hebt gedaan.
Wil ons deze, en de omstandigheden die er toe hebben geleid, mededelen.
1e Z:: :
Toen wij vanmorgen in alle vroegte ons werk hervatten,
ontdekten wij een paar zuilen van voortreffelijk vorm, die van groot vakmanschap
getuigden; en even later vonden we nog zes andere zuilenparen van gelijke
symmetrie en schoonheid. Hun stand wees er op dat ze het dak hadden gedragen
van een onderaardse gang die leidde naar de plaats waar vroeger het Heilige
der Heiligen was geweest.
Onze voortgang werd belemmerd door puin dat bij de
brand van de Eerste Tempel was neergestort. Wij ruimden dat puin op en
kwamen tenslotte bij wat ons een massieve rots leek te zijn; maar toen
ik toevallig met mijn koevoet daar tegenaan stootte, hoorde ik een holle
klank.
Ik riep mijn makkers, en de een maakte met zijn houweel
de grond los, terwijl de andere met zijn spade deze weg ruimde. Wat eerst
een massieve rots had geleken, bleek toen een compact metselwerk te zijn
dat de vorm van een koepel had.
Daar wij wisten wie de bouwmeester van de Eerste Tempel
was geweest, en dat daarvan geen enkel onderdeel zonder reden was gebouwd,
besloten wij tot verder onderzoek en wrikten twee stenen uit de boog los.
Een gewelf van aanzienlijke grootte vertoonde zich toen aan ons oog.
Daar wij alle drie daarin wilden afdalen, spraken
wij af dat het lot zou beslissen wie van ons dat mocht zijn; en het lot
was mij gunstig, Z::V::.
Mijn metgezellen bonden mij dit sterke koord om het
middel om mij daaraan in het gewelf te laten zakken. Daar ik echter bang
was, om te zullen komen dor schadelijke dampen of andere oorzaken, nam
ik in iedere hand nog een dunner koord om daarmee van tevoren afgesproken
tekens te kunnen geven wanneer ik meer bewegingsvrijheid zou wensen of
opgetrokken wilde worden. En zo werd ik dan in het gewelf neergelaten.
Op de grond gekomen, voelde ik iets als het voetstuk
van een zuil waarin letters waren gegrift, maar door gebrek aan licht kon
ik hun betekenis niet ontcijferen. Ik gaf met mijn linkerhand het teken
om meer bewegingsvrijheid te krijgen en vond verderop in het gewelf deze
rol perkament, waarvan ik de inhoud vanzelfsprekend evenmin kon lezen.
Ik gaf daarop het teken met mijn rechterhand en mijn makkers trokken mij
omhoog, terwijl ik de rol bij mij hield.
In het daglicht bleek al uit de eerste woorden op
de rol dat deze een deel moest zijn van de lang verloren gewaande Heilige
Wet, die Mozes afkondigde aan de voet van de berg Horeb in de woestijn
van Sinaï.
De ontdekking van deze kostbare schat spoorde ons
aan tot verdere inspanning en dus vergrootten wij de opening door ook de
sluitsteen los te wrikken en te verwijderen; wederom daalde ik af.
Inmiddels had de zon haar hoogste stand bereikt en
schoot haar stralen in volle pracht in het gewelf, waarin ik nu alle voorwerpen
helder kon onderscheiden.
In het midden van het gewelf stond een blok wit marmer
dat was gehouwen in de vorm van een reukaltaar, een dubbele kubus. Op de
voorzijde daarvan ontwaarde ik een ingegrift geheimzinnig teken en ook
de initialen van de Drie Grootmeester die de bouw van de Eerste Tempel
hadden geleid, te weten:
- Salomo, Koning van Israël,
- Hiram, Koning van Tyrus, en
- Hiram Abiff.
De bovenzijde van het Altaar werd door een sluier
verhuld.
Ik naderde met eerbiedige schroom, verwijderde de
sluier, en aanschouwde toen op een Gouden Plaat wat mij in alle bescheidenheid
toescheen te zijn: de Heilige Naam van de O::B::d::H::. Tevens nam ik nog
andere letters waar, die een mij niet bekend mystiek woord schenen te vormen.
Ik versluierde het Altaar weer zorgvuldig en met eerbied,
gaf het afgesproken teken en werd weer omhoog getrokken.
Met medewerking van mijn makkers heb ik de opening
weer gesloten en wij hebben ons hierheen gehaast om onze ontdekking, en
de omstandigheden waaronder deze werd gedaan, aan uwe Excellenties mede
te delen.
Z::V::Z:: : Uw
verslag draagt alle kenmerken van waarheid, maar, om ons te overtuigen,
moet gij ons vertellen wat gij op die Gouden Plaat hebt gezien.
1e Z:: buigend,
doch zonder verder enig Teken te maken: Zeer Verhevene, daar
wij vermoeden dat dit de Heilige Naam bevat, moeten wij u eerbiedig verzoeken
ons van deze opdracht te ontslaan, daar wij hebben geleerd, dat wij deze
niet mogen uitspreken.
Z::V::Z:: : Wij
bewonderen uw vrome schroom, en uw gedrag versterkt in hoge mate onze waardering.
Wij zullen echter de Ridders Ezra en Nehemia afvaardigen om u te vergezellen;
en hun verslag zal uw beloning bepalen.
Er kan zachte muziek klinken.
De 1e Z:: geeft
de koevoet en de rol aan de 2e Z::.
Deze plaatst zich naast de
Kandidaat en fluistert hem in naar het Oosten te blijven zien en zich niet
om te keren.
S::E:: en S::N:: begeven
zich naar het Westen bij de Poort, waar de Woorden worden gewisseld, op
dezelfde manier als bij de openingsceremonie door de drie Principes, ditmaal
echter fluisterend.
De 1e Z:: staat,
met de rug naar het Oosten gekeerd, aan de linkerzijde van S::E::.
S::E:: zegt fluisterend tot
de 1e Z:: : "Zeg ons wat gij hebt gezien op die Gouden
Plaat".
De 1e Z:: geeft
dan de eerste lettergreep, S::E:: de tweede en S::N:: de derde, en zo vervolgens
totdat de Woorden op de bekende wijze zijn gewisseld. Hierna begeeft de
1e Z:: zich weer naar zijn plaats ter rechterzijde van de Kandidaat, waar
hij de koevoet en de rol weer terugontvangt van de 2e Z::, die zich weer
ter rechterzijde van de 1e Z:: opstelt.
S::E:: gaat naar het Noordwesten,
S::N:: naar het Zuidwesten, vanwaar zij zich naar het Altaar begeven, met
de stappen en buigingen zoals beschreven voor de Principes bij de openingsceremonie,
alleen met dit onderscheid, dat zij geen Teken maken.
Bij het Altaar gekomen, verwijderen
zij de sluier - denk om de brandende kaarsen - en plaatsen deze op de grond
aan de Oostzijde, waarna zij de symbolen op de Gouden Plaat bezien om te
constateren of alles klopt. Zij brengen het T:: van E:: tot het Altaar,
gaan uit het T:: en wenden zich naar het Oosten.
S::E:: knikt en zegt:
Z::V::, het stemt in elk opzicht met de waarheid overeen.
S::N:: aan de Zuidzijde van
het Altaar knikt en zegt: Het stemt
in elk opzicht met de waarheid overeen, Z::V::.
Beide Schrijvers hernemen
hun zitplaatsen.
Z::V::Z:: consulteert zijn
mede-Principes en zegt: Wij drieën zijn het er over eens,
dat gij als beloning voor uw ijver en trouw, bij het zoeken en het uiteindelijk
vinden van het lang verloren Meesterwoord, terstond zult worden geïnstalleerd
in de doorluchtige Graad van Ridder van het Koninklijk Gewelf.
Ridders E:: en N::, ontneemt deze verdienstelijke
Meester-Vrijmetselaar de gereedschappen, waarmede zij de arbeid hebben
verricht, omhult hen met het kleed der reinheid, en laat hen naderen om
hun verdere beloning te ontvangen.
Er kan zachte muziek worden
gespeeld.
S::E:: en S::N:: verlaten
hun zetels, nemen de gereedschappen, de rol en de koorden in ontvangst
en plaatsen deze weder op het Tableau, zoals ze oorspronkelijk hebben gelegen.
Zij helpen de beide Zoekers en de Kandidaat om zich van hun Meesterschootsvel
te ontdoen. De beide Zoekers kleden zich nu weer met hun witte mantels
en verdere Regalia en S::N:: helpt de Kandidaat bij het aandoen van een
witte mantel.
S::E:: herneemt zijn zitplaats.
De 2e Z:: zet
zich tijdelijk naast de 3e Z:: in de Noorderkolom. S::N:: plaatst
zich hierna in het Noordwesten en zegt tot de Kandidaat:
Wil naderen met zeven schreden, telkens stilstaand en
buigend bij de 3e, 5e en 7e pas. Volg
mij hierin na.
S::N:: gaat nu door het Noorden
met de voorgeschreven passen en buigingen, echter zonder het T:: van E::.
Eerst dan plaatst de 1e
Z:: de Kandidaat in het Noordwesten en zegt hem op dezelfde wijze te volgen.
Hij blijft achter de Kandidaat, echter zonder de passen en buigingen.
S::N:: loopt rond, door het
Oosten, naar zijn zetel.
De drie Principes staan op.
Z::V::Z:: legt zijn Scepter
op zijn Zetel en daalt van de Troon af.
1e Z:: plaatst
de Kandidaat in het Oosten tegenover de Z::V::Z:: en neemt zelf plaats
bij het Vaandel van Juda.
1e en 2e
Ceremoniemeester komen naar voren met bijou, schootsvel en sjerp voor de
Kandidaat; het is wenselijk dat men de band van het schootsvel voor de
plechtigheid op de voor de Kandidaat juiste maat heeft ingesteld.
Z::V::Z:: tot de Kandidaat:
Het kleed dat u omhult symboliseert de reinheid van hart
en rechtschapenheid van gedrag, die allen tot deze Verheven Graad zijn
toegelaten behoren te betonen. Wij belonen u met dit Juweel (toont het
en speldt het op) als een bewijs van onze algehele goedkeuring en nemen
u op in ons midden. Wij tooien u met dit schootsvel en met deze sjerp,
waarop het embleem van onze Orde voorkomt: (bindt het voor en hangt hem
om) en installeren u thans als Ridder van de Orde van het Heilig Koninklijk
Gewelf met dit vaandel, welk embleem gij van nu af aan zult mogen voeren.
Bij de woorden "Het kleed
dat u omhult" moet de Z::V::Z:: de mantel van de Kandidaat even met beide
handen aanvatten, om deze over diens borst te sluiten.
Dit geheel verloopt vlot,
als de 1e Ceremoniemeester met de voor de Kandidaat bestemde
Regalia gereed staat en ze telkens aan de Z::V::Z:: overhandigt, terwijl
de 2e Ceremonie meester dan met het opspelden en aandoen behulpzaam
kan zijn.
Bij de woorden "en installeren
u met dit Vaandel", overhandigt de 1e Z:: het Vaandel van Juda
tijdig aan de Z::V::Z::, die het op zijn beurt in de rechterhand van de
Kandidaat plaatst, er zoveel mogelijk voor zorgende dat deze de voorzijde
van het Vaandel kan zien.
Daarna vervolgt de Z::V::Z::
: Thans zullen wij u bekend maken met de Heilige en Mystieke
Woorden, en met de wijze waarop deze worden gewisseld.
V::H:: legt zijn Scepter
op zijn Zetel en plaatst zich rechts van de Z::V::Z::. De 1e
Z:: neemt het Vaandel van de Kandidaat terug en zet het weer op zijn plaats.
De 1e Princeps
staat met het gelaat naar het Westen. De 2e Princeps staat met
het gelaat naar het Zuidoosten en de Kandidaat met het gelaat naar het
Noordoosten. De 1e Z:: stelt zich achter de Kandidaat om hem
te kunnen voorzeggen.
Z::V::Z:: fluisterend tot
de Kandidaat: Wij stellen ons in Orde op deze wijze.
De twee Principes stellen
zich in het T:: van E:: gevolgd door de Kandidaat die hierbij door de 1e
Z:: wordt geholpen.
Wij vormen nu vier driehoeken, waarvan de eerste wordt
gemaakt met de rechtervoeten.
Hier vormen zij met hun drieën
de eerste driehoek met de rechtervoeten, zoals bij de openingsplechtigheid
is uiteengezet.
De tweede driehoek wordt gevormd met de rechterknieën.
Hier worden de rechterknieën
licht gebogen, zodat zij elkaar aanraken.
De derde driehoek wordt gevormd door de rechterhand
op de rechtervoorarm bij de elleboog van uw linkerbuurman te leggen
En ten vierde vatten we met de linkerhand de linkerpols
van de rechterbuurman op deze wijze.
De Woorden zijn: Jehovah en Jahbulon. Zij worden in
lettergrepen uitgesproken. Ik zal beginnen, daarna de V::H:: en dan u zelf
als derde.
Z::V::Z:: spreekt de eerste
lettergreep, V::H:: de tweede en de Kandidaat - voorgezegd door de 1e
Z:: - de derde, en zo vervolgens.
Nadat de woorden zijn gewisseld,
hernemen de Principes hun plaatsen.
De 1e Z:: begeeft
zich met de Kandidaat via het Zuiden tot voor het Tableau, alwaar zij zich,
met de 2e Z:: die zich daar bij hen voegt, weer opstellen; 1e
Z:: in het midden, 2e Z:: rechts en de Kandidaat links. De 1e
Z:: brengt het T:: van E:: tot het Altaar, gaat uit het T::, knikt tot
de Z::V:: en zegt: Op deze wijze
beloond, getooid, geïnstalleerd en ingewijd door uwe Excellenties,
zal het steeds ons streven zijn, uw voortdurende goedkeuring te verdienen,
door ons getrouw en met volharding te kwijten van de plichten van de Heilige
opdracht, waartoe het u heeft behaagd ons heden te roepen.
Z::V::Z:: : Wij
wensen u geluk met uw opname in het kapittel van het Heilig Koninklijk
Gewelf, de grondslag en de sluitsteen van de symbolieke graden. Gij zult
wellicht veronderstellen, dat gij thans tot een vierde graad zijt verheven,
doch dit is geenszins het geval.
Bij uw verheffing tot Meester immers, werd u een plaatsvervangend
Woord gegeven, daar het Meesterwoord met het neerslaan van Hiram Abiff
niet meer kon worden uitgesproken, en Salomo het deed griffen in een Driehoek
van Zuiver Goud, die hij deed plaatsen in het Heilige der Heiligen.
Het werd tenslotte teruggevonden op een wijze, die
wij thans in symbolieke, en met opzet in een meer dramatische vorm, voor
u hebben doen herleven. Deze vorm is gekozen, om u beter te doen gevoelen,
dat alleen voortdurend zoeken en gestadig voortgaan op de Weg des Lichts,
u openstellen voor de Opperbouwheer des Heelals, u kunnen voeren tot het
verloren Meester woord, in het licht der Voorzienigheid.
Wilt thans luisteren naar V::R::J::, die het historische-,
en naar V::R::H::, die het symbolieke bouwstuk zal opleveren, waarna ik
de mystieke aspecten van deze Verheven Graad zal belichten.
Ridder Ceremoniemeester, ik verzoek u de nieuw aangenomen
Ridder een plaats in de Kolommen aan te wijzen.
De Ceremoniemeester brengt
de Kandidaat naar een gereserveerde plaats in de Noorderkolom. De drie
Zoekers gaan op hun eigen plaatsen in het Westen zitten
De drie Principes geven,
als allen gezeten zijn, de vier slagen.
Z::V::Z:: : Ridders, ik vraag
uw aandacht voor het Historische Bouwstuk van V::R::J::.
V::J:: staat alleen op en,
zich wendende tot de nieuw aangenomene, zegt hij:
Het Historische Bouwstuk
Nieuw toegetreden R::,
Volgens de Oude Constituties zijn er in de historie
van de Vrijmetselarij drie tijdperken die onze bijzondere aandacht verdienen:
Het symbolieke bouwstuk
Tijdens het symbolieke bouwstuk
kan V::R::H:: aan de Noordzijde van het Tableau gaan staan en met de vinger
de voorwerpen aanwijzen, waarover hij spreekt, zoals hierna in de tekst
is aangegeven. Indien hij de te spreken tekst echter niet uit het hoofd
kent en dus ook zijn rituaalboek mede zou moeten nemen om daaruit voor
te lezen, is het beter dat hij vóór zijn Zetel blijft staan
en dat de Cer::Mr:: met zijn staf de nodige aanwijzingen verricht.
De keuze tussen deze twee
wijzen van voordracht wordt aan het inzicht van de V::R::H:: overgelaten.
De namen van de aan te wijzen
voorwerpen zijn cursief gedrukt.
V::R::H:: staat alleen op
en zegt:
Nieuw toegetreden R::,
De vormen, symbolen en versierselen van de Vrijmetselarij
van het H::K::G::, zowel als de ritus en ceremoniën die thans bij
ons in gebruik zijn, werden aangenomen door onze voorgangers bij de bouw
van de Tweede Tempel. Dit geschiedde niet alleen om in onze geest de betekenis
van deze aloude Geheimen te bewaren, maar ook om in ons hart de daarin
vervatte morele lessen te prenten die wij als leden van deze Orde in ons
leven in praktijk dienen te brengen.
Een naar behoren gevormd Kapittel van onze Orde zinspeelt
op het H::K::G::. De wanden van het Gewelf worden gevormd door de kolom
ten Noorden - de kolom van S::E::- en de kolom ten Zuiden - die van S::N::.
Symbolisch gezien steunen deze kolommen de boog van het Gewelf in het Oosten,
waar de Verheven Principes de Sluitsteen voorstellen.
In de Vrijmetselarij van het H::K::G:: kennen wij
zes Lichten: drie kleine en drie grote. De drie kleine Lichten symboliseren
innerlijke Wijsheid, innerlijke Kracht en innerlijke Schoonheid. De drie
grote Lichten symboliseren het Allerhoogste zelf en zijn aanduidingen
van het Scheppend, Bewarend en Vernietigend vermogen van de Godheid.
Deze Lichten zijn geplaatst in de vorm van een gelijkzijdige
driehoek, die kan worden onderverdeeld in vier kleinere, eveneens
gelijkzijdige driehoeken.
De som van het aantal hoekgraden van deze vier kleinere
driehoeken is gelijk aan de som van de hoekgraden van de Triple Tau,
die men op het middelste vaandel in het Oosten ziet. Dat zijn 720 graden.
De drievoudige Tau - één der emblemen
van deze Orde - symboliseert het samengaan van de materiële, emotionele
en spirituele grondslagen van ons leven, die het fundament vormen van de
Tempel der Mensheid.
De vijf Platonische Lichamen op het Tableau
zijn de enige bestaanbare regelmatige veelvlakken. Hun volgorde van Noord
naar Zuid is: viervlak, achtvlak, zesvlak, twintigvlak
en twaalfvlak. In die volgorde symboliseren zij de vier elementen
- vuur, lucht, aarde en water - alsmede het Heelal. Het spitse viervlak
symboliseert het vuur; het onstabiele achtvlak de lucht; het zeer stabiele
zesvlak de aarde; en het twintigvlak, dat zwaar is als de aarde, doch minder
stabiel, symboliseert het water. Het twaalfvlak tenslotte is het symbool
van het Heelal.
De Platonische Lichamen herinneren ons aan de harmonische
Orde die door de Opperbouwheer in het Heelal werde gelegd, en die wij op
aarde trachten na te streven.
Het Juweel dat de Ridders dragen kan, evenals
de Triple Tau, op wiskundige wijze in verband worden gebracht met deze
Platonische Lichamen. Aldus wijst ook het Juweel op de Orde in het Heelal
waarbinnen wij onze taak vervullen.
De Sjerp die de Ridders dragen is een gewijd
symbool, duidende op het Licht, en toont twee van de vier hoofdletters
waarmee de sluiers van Tabernakel en Tempel waren doorweven.
De afbeeldingen op de vaandels om het Tableau zijn
de onderscheiden emblemen van de twaalf stammen van Israël, en deze
corresponderen met de twaalf tekens van de Dierenriem.
De overige vier Vaandels in het Oosten symboliseren
de Alomtegenwoordige Macht zoals Die zich manifesteert in onze wereld.
Deze spiegelt zich in ons af als ijver en doorzettingsvermogen, gesymboliseerd
door de Os; als inzicht en verstand, gesymboliseerd door de Man;
als geestkracht, voorgesteld door de Leeuw; en als een streven naar
het Hoogste, gesymboliseerd door de Adelaar. De vervolmaking van
deze krachten zij ons gegeven.
Deze Vaandels herinneren ons ook aan de emblemen van
de vier hoofdstammen Israëls, zoals deze om de Tabernakel gelegerd
waren.
Het Zwaard en de Troffel op het Tableau werden
aangenomen om de herinnering te behouden aan de moed van die waardige mannen
die hielpen bij de bouw van de Tweede Tempel en die, met de Troffel in
de hand en het Zwaard aan de zijde, steeds paraat waren om de stad en het
Heilige der Heiligen te verdedigen tegen niet uitgelokte aanvallen: wetende
dat, naast onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan wettelijk geconstitueerd
gezag, een mannelijke en besliste weerstand tegen wetteloos geweld de eerste
der maatschappelijke plichten is.
Het geheel van deze symboliek moet door de Ridders
zelf worden bestudeerd en doorgrond om de levende waarde hiervan te kunnen
benaderen. Symboliek is immers nooit geheel verstandelijk te verklaren,
waar zij vaak toespeelt op niet-verstandelijke gewaarwordingen en gemoedsbewegingen;
waar zij ons beelden voor de geest kan brengen die ons treffen als een
sublieme expressie van het Hogere, waarvan wij weet hebben zonder het in
onze menselijke beperktheid ooit volkomen te kunnen bevatten.
V::H:: gaat zitten. Na enige
ogenblikken van stilte zegt
Z::V::Z:: : Ridder
Ceremoniemeester, ik verzoek u de nieuw verheven Ridder thans voor de Troon
te geleiden.
Men loopt door het Noorden
naar het Oosten. Geen rechte hoeken maken, geen Tekens - de armen recht
langs de zijden. Als dit is geschied, geven de drie Principes de vier slagen
en houdt de Z::V::Z::
Het Mystieke Bouwstuk
Z::V::Z:: (zittend):
Nieuw toegetreden Ridder, de verborgen kennis van deze Verheven Graad omvat
de vormen en de verklaring van de Gewijde Tekens alsmede de aard en het
belang van de Heilige en Mystieke Woorden en van onze traditionele plechtigheden.
In de Vrijmetselarij van het H::K::G:: kennen wij
vijf Tekens, die in aantal overeen komen met de vijf Punten van het Meesterschap
met welke de Meester Vrijmetselaar wordt bekend gemaakt. Onze vijf Tekens
kenmerken echter uitsluitend onze bijzondere betrekkingen tot het Allerhoogste.
In onze huidige werkwijze worden nog slechts twee
van deze vijf Tekens daadwerkelijk gebruikt, maar u dient met alle vijf
bekend te zijn omdat ze nog steeds een levende waarde vertegenwoordigen.
Ik zal u deze vijf Tekens nu geven.
De Z::V::Z:: geeft zijn Scepter
aan V::R::J:: (die deze niet in de arm neemt, doch rechtstandig op de grond
laat rusten) en staat op.
1 - Het eerste Teken is het Teken van Straf. Oudtijds
riep men door het schenden van de belofte een zware straf over zich af.
In de huidige belofte is van straf weliswaar geen sprake meer, maar toch
is dit Teken nog steeds een verwijzing naar het berouw dat het breken van
de belofte met zich kan brengen.
Dit is het enige Teken in de Vrijmetselarij dat uitsluitend
met de linkerhand wordt gebracht. Het wordt op vrijwel dezelfde wijze gebracht
als het Leerlingteken, doch met de duim in de hand verborgen ; en bij het
beëindigen ervan wordt geen rechte hoek gemaakt, doch men brengt de
hand zonder meer langs het lichaam omlaag. Dit laatste geldt ook voor het
beëindigen van de vier overige Tekens.
Het eerste Teken wordt als volgt gemaakt (doet
het voor). Wil nu het Teken van Straf brengen (geschiedt)
en beëindigen (geschiedt).
2 - Het tweede Teken is het Teken van Eerbied voor
het Licht van de Allerhoogste. Ge dient het steeds te maken wanneer ge
tijdens de werkzaamheden het Kapittel betreedt of verlaat, en ook vóórdat
ge in Open Kapittel de Principes toespreekt.
Dit belangrijkste Teken in een Kapittel van het H::K::G::
wordt steeds tot het Heiligdom gericht, en nimmer tot een persoon. Het
wordt als volgt gebracht:
Het hoofd wordt licht gebogen; de linkerhand, met
de duim er in verborgen, wordt boven de ogen gebracht als om deze te beschermen
tegen het té grote Licht. Na een duidelijke pauze wordt het tweede
gedeelte van het Teken gemaakt door de rechterhand, eveneens met de duim
er in verborgen, op het hart te leggen. Aldus … (doet
het voor).
Wil nu het Teken van Eerbied brengen (geschiedt)
en beëindigen (geschiedt).
3 - Het derde Teken is het Teken van Ootmoed en Onderwerping
aan de wil van de Allerhoogste. De knieën worden licht gebogen en
de handen worden voor de borst vlak tegen elkaar gelegd, waarbij het hoofd
iets voorover nijgt. Aldus … (doet het voor).
Wil nu het derde Teken maken (geschiedt)
en beëindigen (geschiedt).
4 - Het vierde Teken is het Teken van Opzien naar
de Allerhoogste, in besef van eigen onmacht, nietigheid en afhankelijkheid.
De handen worden in de zijden geplaatst met de duimen naar voren en men
ziet omhoog. Aldus … (doet het voor).
Wil nu het vierde Teken brengen (geschiedt)
en beëindigen (geschiedt).
5 - Het vijfde Teken is het Teken van Vertrouwen,
Toewijding en Zegening, dat wij maken wanneer we in innerlijke bewogenheid
en ontroering kunnen zeggen (maakt het Teken):
"Zo moge deze ure gezegend zijn". Zoals u ziet wordt dit Teken gebracht
door de armen recht vooruit te steken met de handpalmen omlaag en de vingers
aaneengesloten.
Wil nu het vijfde Teken maken (geschiedt)
en beëindigen (geschiedt).
De Z::V::Z:: gaat weer zitten,
neemt zijn Scepter van V::R::J:: in ontvangst en zegt:
Ridder Ceremoniemeester, wil de nieuw verheven Ridder
nu in het Westen plaatsen.
Men gaat zonder rechte hoeken
te maken en zonder enig Teken zoor het Zuiden naar het Westen. Als dit
is geschied verheft de Z::V::Z:: zich van zijn Zetel en daalt van de Troon,
zijn Scepter in de linkerarm houdende. Hij schrijdt naar het midden van
de Oostzijde van het Tableau en zegt, daar staande: Bij de bouw
van Salomo's Tempel werd een enorm aantal metselaars te werk gesteld, en
hun namen of merktekens werden later op allerlei onderdelen van de bouw
ingegrift gevonden. De namen van de Drie Grootmeesters die de bouw hadden
geleid werden echter nergens aangetroffen. Door de drie Zoekers, die waren
uitgezonden om de grond voor de fundamenten van de Tweede Tempel te effenen,
werden ze tenslotte ontdekt in het bij de verwoesting van Salomo's Tempel
gespaard gebleven zevende gewelf, genaamd het Heilig Koninklijk Gewelf.
Daarna schrijdt hij naar
het midden van de Zuidzijde van het Tableau en gaat daar voort:
In het midden van het gewelf stond een blok wit marmer, gehouwen in de
vorm van een reukaltaar - een dubbele kubus - naar het voorbeeld van het
Altaar van de Tabernakel. De dubbele kubus werd bedekt door een vierkante
Gouden Plaat. Het wit van het marmer symboliseert onschuld en het goud
van de plaat is een symbool van zuiverheid.
Hij begeeft zich dan naar
het midden van de Westzijde van het Tableau en zegt: Op de voorzijde
waren de initialen gegrift van de drie Grootmeesters die de bouw van de
Tempel hadden geleid, namelijk:
Na een ogenblik van stilte:
Ridder Ceremoniemeester, ik verzoek u de nieuwe Ridder nu weder te doen
plaats nemen in de Kolommen.
Als dit is geschied en ieder,
ook de Cer::Mr::, zijn plaats heeft ingenomen, kan een muzikaal bouwstuk
worden opgeleverd, waarna de Sluiting van het Kapittel volgt.
Sluiting van het Kapittel
De Z::V::Z:: geeft één
slag, staat alleen op en zegt: Ridders, ik verhef mij van mijn
zetel om te onderzoeken of er iemand onder u is die iets heeft voor te
dragen ten nutte van de Orde van het Heilig Koninklijk Gewelf in het algemeen
of van dit kapittel in het bijzonder. (Geschiedt).
Z::V::Z:: : Ridders,
staat mij bij het Kapittel te sluiten.
De Principes komen van hun
Zetels, de drie Zoekers stellen zich op voor de knielbank in het W:: en
de Ridders scharen zich om de Vaandels.
Z::V::Z:: :
In Orde, Ridders! Teken van Eerbied!
S::N:: neemt het kleine B::
van de H::W::, opent het in het midden en overhandigt het aan de Principes,
die het op dezelfde wijze als bij de openingsplechtigheid tussen hun handen
nemen, waarbij de Z::V::Z:: met het gelaat naar het W:: gekeerd staat.
Zij houden hun Scepters onder de linkerarm, met het bovenstuk naar voren.
De drie Principes zeggen
elkaar beurtelings na, als bij de opening van het Kapittel:
Wij allen
ontmoeten elkaar in Liefde en Eenheid
om het Heilig Woord te behouden
en hetzelve nimmer te openbaren
tenzij drie aan ons gelijk
daartoe samenkomen
en dit gezamenlijk besluiten
Z::V::Z:: : Amen
V::H:: : Amen
V::J:: : Amen
Z::V::Z:: : Amen
Z::V::Z:: groet het B:: van
de H::W:: door het hoofd te buigen.
V::H:: doet evenzo.
V::J:: doet evenzo.
S::N:: neemt hierna het Boek
weer in ontvangst, sluit het, legt het neer en stelt zich in het T:: van
E:: naast de Zoekers.
De Principes stellen zich
naast elkaar aan de Oostzijde van het Tableau en vormen met hun Scepters
een verticale Driehoek, waarvan de Scepter van de Z::V::Z:: de basis vormt.
Z::V::Z:: : Ridder
1e Zoeker, de werkzaamheden beëindigd zijnde, verzoek ik
u het Kapittel te sluiten.
De Principes verbreken de
Driehoek, geven de vier slagen en leggen hun Scepters op het Tableau, weer
in een Driehoek, met de punt naar het W:: gekeerd. Zij stellen zich dan
eveneens in het T:: van E::.
De 1e Zoeker wacht
tot dit is geschied, neemt het B:: van de H::W:: op, richt zich daarna
volledig op en zegt: Ridders, in naam van de Opperbouwheer des
Heelals en in opdracht van de Zeer Verhevene, sluit ik dit Kapittel.
Hij sluit het B:: van de
H::W::; allen gaan uit het Teken. De 1e Zoeker legt het B::
terug en gaat naar zijn plaats.
De drie Principes strekken
hun armen en zeggen:
Z::V::Z:: : Ere
zij God in den Hoge,
V::H:: : Vrede
op Aarde,
V::J:: : In Mensen
een Welbehagen.
Hierna laten zij, alle drie
tegelijk, hun armen vallen. De Laatst Gewezen Zerubabel treedt nu naar
voren en zegt, terwijl hij de letters op het Altaar door elkaar mengt:
Ridders, Het Kapittel gesloten zijnde, rest ons niets meer dan, naar aloud
gebruik, onze Geheimen te verzegelen in de veilige en heilige schatkamer
van ons hart, met Getrouwheid, Getrouwheid, Getrouwheid, Getrouwheid.
Hierbij geeft hij vier maal
het Teken van Trouw, hierin nagevolgd door alle aanwezigen, die echter
de woorden niet uitspreken, doch alleen het Teken maken.
Het Teken van Trouw wordt
gegeven met de rechterhand plat op het hart, de vijf vingers aaneengesloten,
dus de duim tegen de wijsvinger, niet haaks omhoog, en in dit geval ook
niet in de hand verborgen, zoals bij het Teken van Eerbied.
Hierna neemt de Cer::Mr::
de Scepters uit de Driehoek en legt ze naast elkaar evenwijdig met de Oostzijde
van het Tableau.
De Ridders langs de Vaandels
in de Zuiderkolom treden enige schreden terug, de Dekker opent de Poort,
V::J:: treedt een pas terug en de Z::V::Z:: gevolgd door V::H:: en V::J::
verlaten door het Zuiden de Kapittelzaal, gevolgd door de Gedelegeerde
van het Ordebestuur, Grootofficieren in rangvolgorde en de L::G::Z::.
Wanneer zij de Kapittelzaal
hebben verlaten, leidt de 2e Cer::Mr:: de pas verheven Ridder
weg.
Eerst daarna verlaten de
overigen de zaal op aanwijzing van de Cer::Mr:. Bij het verlaten van de
zaal worden geen Tekens gemaakt.
Als allen de Kapittelzaal
hebben verlaten dooft de Dekker de kaarsen.