Maçonnieke encyclopedie-S.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
SAFFIER,
SATERS
SATURNUS,
SCARABEE,
SCEPTER
SCHAAP
SCHADUWEN
SCHELPEN
SCHILDPAD,
SCHIP,
SCHORPIOEN,
SFINX
SIKKEL,
SKELET.
SLAK.
SLANG,
SLEUTEL,
saffier,
een edelsteen die wegenszijn blauwachtige kleur in de symboliek geassocieerd werd met de hemel en het 'element' lucht. In oude 'stenenboeken' wordt hij vaak verwisseld met lapis lazuli (lazuursteen) en met de planeet Venus verbonden, terwijl hij normaliter met Saturnus wordt geassocieerd: Indische woorden voor saffier zijn 'saniprijam' (geliefd door Saturnus) en 'saurinata' (aan Saturnus gewijd). De middeleeuwse natuurkundige Lonicerus (Lonitzer) schreef dat de saffier 'vrolijk, fris en devoot' maakt en een vredig gemoed geeft. In de traditionele symboliek wordt de saffier geassocieerd met hemelse deugden, kuisheid en waarheidsliefde. Ook Albert Magnus (1193l 280) was van mening dat de saffier 'vrede en eendracht' verschaft en de mensen 'devoot en zuiver tegenover God' maakt.
Een Indische saffier tooit de voorkant van de Duitse keizerskroon. De alchemist Thumeysser schreef in 1583 : 'Saffier helpt tegen spinne en slangebeten en werkt versterkend als men de plaats, waar men vergiftigd is, er mee bestrijkt.
'Zie ook: edelstenen; Saturnus
saters
(satyrs), halfdierlijke, stompneuzige bosdemonen met bokkepoten, hooms en een staartje, zijn een soort afsplitsingen van de herdersgod Pan en doen tevens denken aan de wildemannen uit de oude sagen.
Net als de yeti (verschrikkelijke sneeuwman) uit Centraal-aziatische sagen zouden het boosaardige, maar vooral wellustige wezens zijn geweest. Doelwit van hun begeerte vormden de nimfen en Najaden, die in laatantieke tijd vaak als plaagzieken telkens schijnbaar vluchtend werden voorgesteld. Saters behoorden tot het gevolg van Dionysus (Bacchus), de god van de extase; bij Dionysus feesten werd na een tragedie een kluchtig saterspel (vandaar 'satire') opgevoerd. 'Satyriasis' is in onze tijd de medische term voorziekelijke geslachtsdrift bij mannen.
Verwante natuurwezens in de Griekse mythologie zijn de Silenen met paardehoeven, paardestaart en spitse oren. Silenus was de meestal dronken opvoeder en begeleider van Dionysus,die in de beeldende kunst vaak wordt voorgesteld als zwaarlijvige oude man op een ezel.
Zie ook: Bacchus; Pan
Saturnus,
Grieks Kronos, is in de mythologie van de Oudheid de vader van Jupiter, die in het begin van de wereld tijdens de 'gouden eeuw' regeerde, voor hij door Jupiter onttroond werd. In de 'astrosymboliek' geldt de gelijknamige planeet echter als 'grote ongelukbrenger', voorgesteld als oude man met houten been en zeis, woonachtig in zijn huizen Waterman en Steenbok. Hij geldt als beheerser van de leeftijden van 69jaar en ouder, en als melancholische planeet met eigenschappen als koud, droog, onvriendelijk (de tegenpool van Jupiter). Een symbolische relatie met Satumus hebben 'grijsaards, vaders, voorvaders, wezen, erfenissen, diepgaand onderzoek en een zeer sterk geheugen', maar ook 'kerker, langdurige eenzaamheid, maat en gewicht'.
Als aan Saturnus toegeschreven positieve eigenschappen worden onder meer genoemd: de neiging tot zorgvuldig precisiewerk, aanhoudend onderzoeken geduldoefening. Dit hangt mogelijk samen met de lange en (vanaf de aarde gezien) grillig een kronkelige baan van de planeet aan het hemelgewelf. Satumus heeft lood als metaal, zwartbruin en donkerblauw als kleur, en de onyx, de violettesaffier, de donkere koraal en de donkere amethist als edelstenen. In de Oudchinese sterrensymboliek wordt het Midden als hemelstreek en de (gele) aarde als element met Satumus geassocieerd.
In de alchemistische symboliekspelen afbeeldingen van Saturnus als oude man met zeis wegens diens vermeend contactmet goud een belangrijke rol,en tal van legendarische verhalen uit de Renaissance makengewag van de verandering in gesmolten toestand van het aardachtiggrijze Satumusmetaal lood in zonachtig goud, na indompeling van een stofje van de'Steen der Wijzen'.In de Indische astrologischesymboliek geldt de planeet Saturnus als belichaamd door eenoude, lamme (vermoedelijk wegens de trage beweging van hethemellichaam) en lelijke heerser, Sjani of Manda, die zich opeen zwarte vogel (gier of raa0voortbeweegt.
Zie ook: Chronos; planeten;sterren
scarabee,
de mestkever of pillendraaier, was in het oude Egypte en later in het hele oostmediterrane gebied een belangrijk symbolisch dier. Dit is allereerst terug te voeren op de klankovereenkomst tussen het woord ervoor, 'chepre', en het werkwoord 'cheper', dat 'worden, ontstaan' betekent; daarnaast op de door Plutarchus geformuleerde voorstelling: 'Men neemt aan dat dit soort kevers slechts uit mannelijke dieren bestaat, die hun zaad in het materiaal lozen, dat ze tot een bolletje draaien. Dit rollen ze dan met de achterpoten voort. Daar ze op die wijze de baan van de zon imiteren, die zich van het oosten naar het westen beweegt, schijnen ze een richting te volgen, tegengesteld aan de hemelbaan.' Dit leidde tot de gedachtenassociatie bol, zon, zelfvoortplanting en vemieuwing; de god Chepre was hetsymbool van de opgaande zon,'uit de aarde ontstaan', en werdvaak door de heilige kever voorgesteld. Mummies droegen een 'hartscarabee' als amulet op de borst, en scarabeeën dienden als zegelsteen en als magisch beschermmiddel. Ze werden door Feniciërs en Carthagers nagemaakt en in harde siersteen (als bijv. jaspis en cameool) uitgevoerd, in de 5e eeuw v.C. ook door Grieken en Etrusken.
Etruskische scarabeeën warenop alle mediterrane markten te vinden en werden tot aan de Krim verhandeld. Ook in de vroegchristelijke symboliek komt de scarabee voor, als teken van de opstanding.
scepter
Cirlot
Mackey
(Lat. sceptrum, Gr.skeptron: staf, stut), ceremoniële heersersstaf van koningen en keizers, net als de rijksappel een rijksinsigne, en teruggaand op de herders en herautenstaf, de tak of de rituele knots. In Europa heeft de scepter meestal een knop (sfaira: sfeer, bol), als symbool van de omvattende macht. In het lamaïsme wordt de 'bliksemschicht' (Sanskriet:vajra; Tibetaans: dozje) ook als diamantscepter en als 'symboolvan de ongenaakbare wijsheid' aangeduid. In het zuidelijke Mayagebied van Midden Amerika was een bijzondere vorm van de scepter als ceremonieel insigne bekend, de 'mannetjesscepter', met op het boveneinde een groteske godenfiguur met lange, slurfachtige neus, vermoedelijk een beeldje van de regengod Chac. Het ondereinde loopt vaak in het lijf en de kop van een slang uit.
In de christelijke iconografie dragen heiligverklaarde heersers de scepter (bijv. Karel deGrote, Stefanus I van Hongarije, Hendrik II, Lodewijk de Heilige, Sigismund). Bij de lijdensweg van Christus werd de Heiland als spotscepter een rietstengel (bij de doomenkroon) gegeven, zoals op menig 'eccehomo' is te zien.
In China was de scepter joe-i) geen heersersinsigne, maar een teken van verdienste; het woord betekent 'zoals gewenst wordt'.
Hij werd uit jade gesneden en aan eerbiedwaardige oude mannen geschonken of bij traditionele bruiloftsfeesten ook aan de familie van de bruid. Als deel van een afbeelding is hij het zinnebeeld van verhoopt succes.
Zie ook: caduceus; esculaap;thyrsus
schaap
en ram staan in de symboliek tegenover elkaar als geiten bok en koe en stier.
Terwijl het schaap doorgaans als onnozel en onschuldig dier geldt, dat een willige prooi voor de wolf vormt, geldt de ram als symbool van kracht, vitaliteit en onwrikbare vastberadenheid.
Het schaap, een van de oudste huisdieren van de mensheid, moest door herders gehoed worden en werd tot zinnebeeld van argeloosheid en hulpeloosheid tegenover elke vijand. Ook het lam figureert dikwijls als treffend symbool van de onschuld, die uiteindelijk over de duivel zegeviert.
De ram werd al in het oude Egypte als verschijningsvorm van de god Chnoem (met ramskop) beschouwd, waaruit zich in de laatantieke syncretische voorstelling (vermenging van godsdienstige opvattingen) 'Jupiter Ammon' ontwikkelde, net als de Egyptische staatsgod Ammon van een ramskop voorzien.
De ram was ook een attribuut van de Indische godheid Indra en in Griekenland van Hermes. In de christelijke iconografie vindt men het offervan Abraham, die een ram offert in plaats van zijn zoon Isaak.
Ook in de astrologie speelt de ram een rol, als eerste teken ('vuurteken') van de dierenriem.
De 'belhamel' is een gecastreerde ram, die met een bel om de nek de schaapskudde aanvoert.
Zie ook: bok; geit; lam; ram;sterren
schaduwen
zijn in de symboliek niet slechts afgetekende vormen bij belemmerde lichtinval, maar ook donkere entiteiten met een eigen karakter. Het zijn geheimzinnige dubbelgangers van de mens, die vaak als afspiegeling van zijn ziel worden opgevat (in diverse talen worden beeld, ziel en schaduw door hetzelfde woord aangeduid). De silhouetachtige afbeeldingen van mensen op rotstekeningen van na de ijstijd, dikwijls met langgerekte figuren, worden wel als weergave van schaduwen (bij laagstaande zon) geïnterpreteerd, bijvoorbeeld omdat het afbeelden van de menszelf taboe was.
In veel kosmologieën worden de zielen van de doden in het hiemamaals als schaduwen opgevat, waarmee hun onlichamelijkheid zinnebeeldig aanschouwelijk wordt gemaakt. Wie zijn schaduw verliest, bijvoorbeeld door deze aan de duivel te verkopen, verliest daarmee ook zijn ziel. Wie in de sagen zijn schaduw niet kan zien, is ten dode gedoemd, net als degene die op zijn eigenschaduw trapt. Men trachtte veelal te vermijden, door de schaduw van gevreesde mensen (bijv. heksen) getroffen te worden, om niet in hun macht te geraken. In de filosofie kent men de leer dat de waameembare werkelijkheid slechts een afschaduwing is van de ware wereld, die van de ideeën, zoals Plato met het beeld van een grotaanschouwelijk maakte.
In de dieptepsychologie is deschaduw een symbool van de onbewuste lagen van de persoonlijkheid, die slechts door een proces van 'individuatie' in de complexe structuur van de ondervinding kunnen worden ingebouwd en veranderd.
De schaduw komt in diverse zegswijzen voor, die nauwelijks verklaring behoeven: iemand in de schaduw stellen, niet in iemands schaduw kunnen staan, zijn schaduw vooruitwerpen e.a.
De aankondiging van Jezus' geboorte door de engel Gabriël luidt: 'de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen'. 'In de schaduw van uw vleugelen, God' (Lat. sub umbra alarumtuarum Jehova) is een geliefde leus van vrome christenen, ontleend aan psalm 17:8.
Van symbolisch belang is nog de in het Nieuwe Testament (Brief aan de Hebreeën 8:5 en 10:1) verwoorde opvatting, dat de ritenen priesterlijke verrichtingen in de christelijke tijd als 'afbeelding en schaduw' van het nieuwe heilsgebeuren moeten worden beschouwd. In vroegchristelijke tijd zag men de gebeurtenissen van het Oude Testamentals symbolische voorafschaduwingen en aankondigingen vande gebeurtenissen in het evangelie en van de kerkelijke instituties en riten, in een nieuwe fase van de heilsgeschiedenis waarop de oude 'haar schaduwen vooruitgeworpen' had.
In de modeme 'typologie' van de verluchte middeleeuwse handschriften, zoals de 'Biblemoralisée', wordt deze symbolisch-allegorische interpretatie van het Oude Testament breed uitgesponnen en wordt voorvrijwel elke scéne een nieuwtestamentische parallel gevonden, die de betekenis ervan in christelijke zin blootlegt.
schelpen
worden in het dagelijks leven niet altijd scherp van slakkehuizen onderscheiden, zoals het geval is met de kaurischelp, in werkelijkheid het (als betaalmiddel gebruikte) slakkehuis van de porseleinslak. In de symboliek wordt de schelp vooral geassocieerd met geboorteorganen ( parel) en de vulva (Lat. concha betekent beide); in de Oudheid waren enkele schelpesoorten welbekend (oester, sint jakobsschelp, paalworm e.a. ). Schelpdieren waren na de laatste IJstijd een belangrijk voedingsmiddel voor kustbewoners, zoals diverse metershoge afvalhopen van schelpen (Deens: kjökkenmöddinger,Spaans: concheros) uit die tijd wel bewijzen. Op Oud-indische afbeeldingen draagt de god Visjnoe een schelp, symbool van de oceaan en van de eerste levensadem en oerklank. De geboorte van Venus (Aphrodite) uit het schuim van de zee wordt al op fresco's in Pompeii afgebeeld, terwijl de godin later door Botticelli staande op een schelp wordt voorgesteld, net als bij Titiaan.
Het schelpdier als waterwezen verbindt de seksuele symboliek met die van de verwekking en de vruchtbaarheid, wat schelpen tot attribuut van de liefdesgodin maakt. De christelijke symboliek wilde daar niets van weten, maar beschouwde de schelp als beeld van het graf, dat de mens na de dood omsluit, voor hij mag opstaan. De voorstelling van de bevruchting van de, als tweeslachtig beschouwde, schelpdieren door de dauw uit de hemelmaakte de schelp ook tot Maria-symbool. De pelgrimsschelp (Jakobsschelp) werd door pelgrims op hoed en mantel gedragen en was een attribuut van heiligen, zoals van Jacobus de Meerdere, wiens heiligdom in Santiago de Compostela veel pelgrims trok (en trekt), en van de heiligen Sebaldus, Rochus en Koloman, maar ook van de aartsengel Rafaël als begeleider van Tobias. In een middeleeuws dierenboek (bestiarium) leest men dat 'de natuur volgens Gods gebod de weekheid van het schelpdier met stevige wanden beschermd heeft, zodat het binnen in de schaal als in een schoot geborgen is.' Kreeften, symbolen van verleiders en onverlaten, weten echter door de wand heen te dringen door steentjes tussen de schalen te klemmen en het weekdier op te eten.
Zie ook: parel
schildpad,
in de symboliek van de dieptepsychologie een dier dat stille kracht vertegenwoordigt, en het vermogen zich te beschutten tegen elke agressie van buitenaf.
In het oude Chinese wereldbeeld is sprake van Ao, een zeeschildpad van kosmische afmetingen uit de oertijd, die de aarde op zijn rug draagt.
Stenen schildpadfiguren met platen op de rug zouden op magische wijze de stabiliteit van de kosmos dienen te waarborgen. Op de 'Eilanden der zaligen' zou een Aosjan (Aoberg) liggen. Het dier zelf werd als vuurvreter voorgesteld, en beeltenissen ervan op de nok van het dak golden als een soort amulet tegenbranden. In het Chinese stelsel van symbolische analogieën belichaamde het als een van de vijf heilige dieren het noorden, het water en de winter. In de oudste tijden van de Chinesecultuur werd het schild van de schildpad voor orakel doeleinden gebruikt, vermoedelijk wegens het aantal (24) randplaten, dat overeenkwam met het aantal perioden van de agrarische kalender. Wegens zijn lange levensduur gold het dier als symbool van 'lang leven', wegens zijn onkwetsbaarheid als zinnebeeld van de onwrikbare orde.
Een negatief aspect van het dierberust op het volksgeloof, dat de schildpad (kui) slechts als vrouwelijk wezen voorkomt, met slangen moet paren en geen schaamtegevoel bezit (kui betekent ook penis). De kosmisch regulerende associaties staan echter op de voorgrond.
In de Europese Oudheid gold de schildpad wegens de vele eieren als symbool van de vruchtbaarheid, wegens zijn 'stille terughoudendheid' als zinnebeeld van de zedige liefde en wegens zijn lange leven als symbool van de taaie vitaliteit. In de patristiek werd het 'in het slijk levende' dier tot symbool van de aardgebondenheid, al wees de Heilige Ambrosius (ca. 340397) er tevens op, dat men uit zijn schild een zevensnarig muziekinstrument kon vervaardigen, waaraan men hartverwarmende tonen kon ontlokken. De beschermende functie van het schild werd al in de Oudheid bij magische riten (het afwerenvan hagel en toverij) aangewend, en in goud gevatte schildpadogen golden als amulet tegen het boze oog.
Ook in de kunst en mythologievan het oude Mexico spelen schildpadden (bijv. zeeschildpadden als rijdieren van mythische voorouders) een zekere rol. In Indië gold de schildpad als tweede incarnatie (Avatara) van de god Visjnoe.
schip,
als symbool een vaartuig dat hemellichamen, en met name de zon, (vaak in plaats van een wagen) door de hemel vervoert, of doden naar het hiernamaals. Op muurstenen van megalithische graven uit de jongere Steentijd zijn vaak schepen gegrift, die klaarblijkelijk moeten worden opgevat als symbolen voor de overvaart naar de 'Eilanden der zaligen'.
Ook de Scandinavische rotstekeningen uit de Bronstijd stellen nauwelijks echte schepen voor (met aan sleden herinnerende dubbele stevens), maarverbeelden veeleer kosmischegebeurtenissen. De bij de piramide van Gizeh blootgelegde zonneboten zijn te beschouwen als model van de boot die de zondagelijks over de hemel voert, daarna 's nachts het dodenrijk verlicht en zo weer bij het punt van opgang in het oosten terugkeert. In het algemeen kan het schip als symbool van de reis, en ook van de levensreis gelden, ook in de christelijke beeldenwereld.
'Het leven in deze wereld is als een onstuimige zee, waarover we ons schip naar de haven moeten loodsen. Als het ons gelukt, de verlokkingen van de Sirenen te weerstaan, zal het ons naar het eeuwige leven voeren' (Augustinus).
Dikwijls wordt de kerk symbolisch als schip voorgesteld, bijvoorbeeld als 'arke Noachs', die ons tot de hemelse bestemming brengt een 'kerkschip', waarvan de mast de toren voorstelt en het roer de steunberen. Het kruiswordt soms als mast, soms als anker van de hoop beschouwd. Nieuw testamentische taferelen rondom het Meer van Gennesaret en in samenhang met de zendingsreizen van de apostel Paulus bieden verdere aanknopingspunten
Echte schepen worden in veelculturen als magisch bezieldewezens ervaren, wat ook tot uiting komt in de veelvuldige boegbeelden (en later galjoenbeelden) in de vorm van dierenkoppen. In het oude Egypte werden de barken voor de Nijlvaart uit technische noodzaak met sterkgekromde boeg gebouwd, maar afbeeldingen van zulke halvemaan vormige boten kunnen ook verband houden met de maan: dichter bij de evenaar staat de maansikkel vaak vlakker aan de hemel dan op hogerebreedten. Diverse christelijke heiligen hebben een schip als attribuut: Brandanus de zeevaarder, Athaniasus, Nicolaas (patroonvan de zeevarenden), Petrus, Vincentius, Ursula, evenals inde Oudheid de ook in veel Romeinse provincies vereerde Egyptische godin Isis.
Ook in het oude China werd aan het vaartuig een symbolische betekenis toegekend, zoals in de uitspraak van Hsuun-tsoein de 3e eeuw v.C. : 'De heerser is de boot, het volk is het water. Het water draagt de boot, maar het water kan de boot ook doen kapseizen.
'Zie ook: ark; Eilanden der zaligen
schorpioen,
een spinachtig dier met aan het achterlijf een gevaarlijke gifstekel; kreeg al vroeg de symbolische betekenis van de dodelijke bedreiging, maar tevens die van waarachtigheid. Een voordynastieke koning van het oude Egypte, die voor de legendarische eerste koning van een verenigd Egypte,Menes, regeerde, heette Schorpioen (Selek), en de vrouwelij kevorm, Selket, was gebiedstervan de magische genezers.
Oude bezweringsformules tegen'stekeldragende kruipende dieren' baseren zich op de hoop,dat de goddelijke magie sterker is dan alle gif. De godin Isis liet zich op de vlucht voor Seth, de moordenaar van Osiris, door zeven schorpioenen begeleiden.
Een Griekse sage verhaalt hoe de godin van de jacht, Artemis, een schorpioen er op uit stuurde om de geduchte jager Orion te doden, waarna beiden in de sterrenhemel geplaatst werden. Telkens als in het oosten de Schorpioen verschijnt, duikt de doorgaans onverschrokken Orion in het westen onder de horizon.
In de bijbel is de schorpioen een symbool van demonische machten net als de slang en wordt als zodanig ook als een van de helledieren in de Openbaring van Johannes genoemd. Ook gevaarlijke sekten worden met schorpioenen vergeleken, maar de dieren figureren tevens als embleemfiguren van de logica en de dialectiek, die deel uitmaken van de 'zeven vrije kunsten'. Ook het werelddeel Afrika heeft in de middeleeuwse symboliek de schorpioen als embleemfiguur.
In de Maya goden wereld van Yucatan werd de 'zwarte god Ek-Chuah', een oorlogsgod,met de staart van een schorpioen voorgesteld.
In de astrologie is de Schorpioen het achtste teken van de dierenriem. De zon gaat er van 23 oktober tot 21 november doorheen. De helderste ster is de roodachtige Antares, en het teken wordt door Mars geregeerd (kleur: rood; metaal: ijzer). In de traditionele astrologie wordt de Schorpioen geassocieerd met begrippen als mannelijk georiënteerde seksualiteit, verwoesting, het occulte en mystieke, en verlichting; als tegenwicht tegen het gif wordt net als in het oude Egypte genezing en opstanding uit de dood genoemd. Daarmee wordt zelfs een zo gevaarlijk aandoend teken ambivalent opgevat als veranderaar en symbool van de overwinning op de dood.
Zie ook: sterren
sfinx
(Grieks sfingo = wurgen),een leeuw met tors en hoofd van een mens, vooral bekend geworden door de grote (57 meterlange) sfinx van Gizeh.
Dit beeldhouwwerk stelt de faraoChefren voor (rond 2600 v.C.) en symboliseert zijn onoverwinnelijkheid. Ook andere Egyptische koningen werden zo afgebeeld, zoals Sesostris III en Amenemhet III; het koninklijke dier belichaamde hun koninklijke macht. Soms werden ook koninginnen op die wijze uitgebeeld.
De Griekse traditie, waarin de sfinx vrouwelijk is, wortelt veeleer in een sprookjesmotief. Ze wordt altijd gevleugeld voorgesteld, als monster of als doodsdemon, langs de weg loerend op voorbijgangers, die ze raadsels opgeeft; wie deze niet kan oplossen, verslindt ze. Oedipus vindt het juiste antwoord, wat haar einde betekent. De sfinxwordt hierdoor tot symbool van existentiële vragen omtrent het menselijk bestaan. In deze zin van de 'raadselachtige sfinx' werd ze in de perioden van maniërisme en barok opgevat en meestal als rondborstige leeuwin met een mysterieuze glimlach afgebeeld.
sikkel,
een oeroud oogstmes,dat in neolithische landbouwculturen van vuursteen werd vervaardigd; later werd het ook een cultisch symbool, dat geassocieerd werd met de maansikkel. Kromzwaarden werden vaak als sikkel aangeduid, zoals het wapen van Mardoek, de god van de stad Babylon. Met een sikkel ontmande (in de 'Theogonie' van Hesiodus) de god Kronos (Lat. Satumus) de oergod Ouranos/Uranus, eer hijzelf door zijn zoon Zeus (Jupiter) met de bliksem geveld werd, en vervolgens onttroonden verbannen. De sikkel bleef een attribuut van Kronos, die als voor-helleense vruchtbaarheidsgod kan worden beschouwd. Zijn naam werd later met de gepersonifieerde tijd.(Chronos) vermengd, die voortaan de sikkel of de jongere zeis als attribuut heeft, als teken van de onverbiddelijk verlopende levensperioden. Sikkel en zeis werden op grond hiervan ook doodssymbolen.
Zie ook: Chronos; doodssymbolen; Saturnus
skelet.
Geraamten van mensen, of van menselijke figuren met een duidelijk geprononceerd beendergestel dienen in culturen met een sjamanistisch ritueel als symbool voor psychisch verval bij personen die een initiatie (inwijding) tot de trance ervaring ondergaan. Dergelijke voorstellingen kunnen ook een strenge ascese symboliserert. Meestal worden skeletten echter als doodssymbool beschouwd, omdat het gebeente, anders dan het vergankelijke vlees, onder gunstige omstandigheden duizenden jaren bewaard kan blijven. Op voorstellingen van het Laatste Oordeel ziet men vaak geraamten uit hun graf verrijzen; ook in de alchemistische beelden wereld beloven ze de opstanding en wedergeboorte van de zich veranderende grondstof (materia prima) na de zwarting (nigredo) en verrotting (putrefactio).
Normaliter is eenskelet echter een metaforischbeeld van de gepersonifieerde dood, met zandloper en zeis (of sikkel), zoals men die bijvoorbeeld op afbeeldingen van de dodendans aantreft (met name tijdens de grote pest epidemie die Europa in de 14e eeuw teisterde); een zinnebeeldige voorstelling van de macht van de dood over de mens, uitgedrukt in de gedachte 'media vita in morte sumus' (midden in het leven zijn we de dood na bij).
Zie ook: doodssymbolen; knekels
slak.
Dit weekdier, dat vooral bekend staat om zijn trage voortbeweging ('slakkegangetje'), speelt in de symboliek een rol wegens zijn harmonisch gevormde, spiraalvormig gewonden huisje. Het feit dat wijngaardslakken zich met een kalkdeksel in hun huisje insluiten, maar dit na winterse kou of droogte openbreken en weer tevoorschijn komen, maakte deze dieren tot symbool van de opstanding van Christus. Voorts werd het dragen van het eigen huis ook als allegorie van de genoegzaamheid beschouwd een slak draagt zijn hele bezit met zich mee. Hildegard van Bingen heeft de geneeskrachtige werking van slakken preparaten uiteengezet (verpulverde slakkehuizen dienen als wormen kuur; preparaten van naakt-slakken zijn, net als die van regenwormen, een middel tegen zweren). Ze duidde slakken overigens aan met de naam van schildpadden (Testudines).
slang,
een dier waarvan de symboliek veel tegenstrijdigheid vertoont. In veel archaïsche culturen wordt hij als symbool van de onderwereld en het dodenrijk opgevat, vermoedelijk omdat hij in het verborgene leeften in holletjes wegkruipt, maar ook wegens zijn vermogen, zich door vervelling schijnbaar te verjongen. De slang beweegt zich zonder poten voort, kruipt als een vogel uit het ei en heeft dikwijls een dodelijke giftige beet. Dood en leven zijn in dit dier op zo'n unieke wijze symbolisch verenigd, dat er nauwelijks culturen bestaan die geen aandacht aan de slang hebben geschonken. Ook in de bijbel is de slang en erzijds een symbool van het kwaad en oorzaak van de zondeval, anderzijds symbool van het leven; Mozes richtte in de woestijn een ijzeren slang op, en ook de staf van Aäron veranderde in een slang, die de staven van de Egyptische tovenaars verslond. De wereldslang Jörmungandr (Midgardsormr) is een Germaans symbool van de ringzee rondom de aarde, net als zijn Oudegyptische pendant Apep (Apophis), die het schip van de zonnegod Re bedreigt. Curieuze symbolische opvattingen bevat de vroeg christelijke tekst 'Physiologus', die eerst op de 'verjonging' van de slang bij het afwerpen van zijn huid ingaat (ook de mens moet de 'ouderdom van de wereld' afwerpen en verjongd naar het eeuwige leven streven), en dan vertelt dat de slang bij het drinken uit de bron zijn gif in zijn hol achterlaat, om het water niet te verontreinigen (zo moet de mens die naar de eeuwige lafenis gaat, het gif van zijn zonden achterlaten). Verder leest men dat de slang alleen geklede mensen bijt en terugdeinst voor naakte mensen; derhalve moet de mens het 'vijgeblad van de lust' als gewaad van de oude mens afleggen en 'ontbloot van de zonde zijn', opdat de Boze hem niet kan belagen. Tenslotte zou een in het nauw gebrachte slang alleen zijn kop beschermen en de rest van zijn lijf blootgeven. De mens moet alleen zijn hoofd, dat is Christus, beschermen en niet verloochenen, maar zijn lichaam opofferen zoals de martelaren.
Rijk aan symboliek is de zichzelf in de staart bijtende slang, Ouroboros, als zinnebeeld vande eeuwige cyclische herhaling of van de eeuwigheid in het algemeen.
In de alchemistische beeldenwereld speelt deze eenrol als zinnebeeld van cyclisch verlopende processen (verdamping, condensatie, verdamping, veelvuldig herhaald), waarbij het stadium van de 'sublimatie' vaak door vleugels werd aangeduid.
De negatieve rol van de slang staat in de symboliek op de voorgrond, bijvoorbeeld wegens de giftige slangebeet, en dieren die slangen doden (adelaar, ooievaar, valk) kregen dan ook een positieve symbolische betekenis.
Oudere mythologieën kennen echter ook een duister positief aspect van de slang, die in relatie staat met aarde en onderwereld en bijvoorbeeld als huisslang de zegen van de zielen van voorouders kon vertegenwoordigen (in tal van sagen komen gekroonde slangen voor, die met melk gevoed worden) en die ook bij het geloof aan genezing en wedergeboorte een rol speelt (esculaapslang, gewijd aan Asclepius, de god van de geneeskunde; esculaap, caduceus). De uraeusslang, de agressieve cobra, belichaamde in het oude Egypte de kroon van de farao en bespoog diens vijanden met zijn gif, en omgordde ook de zonneschijf van Re en andere zonneboden.
In de precolumbiaanse culturen van MiddenAmerika speelt de slang (Azteeks : c¢atl) een rol als vijfde dagsymbool van de kalender. Voor degenen die in dit teken geboren zijn, voorspelt hij doorgaans weinig goeds, omdat de slang als arm en onbehuisd geldt. Het zijn handelsreizigers of krijgers, die zonder vast onderkomen moeten rondtrekken. De met de groene veren van de quetzalvogel getooide Quetzalcoatl (gevederdeslang; bij de Maya's Kukulcan genaamd) is daarentegen een belangrijke scheppergod, waarbij de symbolische hoedanigheden van vogel en slang blijkbaar als dualistisch geheel, dat hemelen aarde verbindt, in een wezen verenigd zijn. De polariteit vogel/slang figureert onder meer ook in het wapen van Mexico City (Azteeks: Tenochtitlàn), dat een op een cactus zittende adelaar met een slang in de klauwen vertoont. Deze combinatie komt men in de hele wereld tegen, als symbool van tegenstellingen en hun onderlinge verhouding.
Van oudsher bestaat er angst voor slangen, die door de psychoanalyse als huiver voor een 'fallussymbool' wordt geïnterpreteerd en die men in oude mythische voorstellingen nog versterkt terugvindt in de vorm van de basilisk en de draak.
In esoterische leren van Aziatische origine is de aan het uiteinde van de wervelkolom opgerolde 'Kundalini'slang een symbool van de levensenergie, die door meditatie moet worden opgewekt ( krokodil). In de Oudindische symboliek spelen slangewezens, de halfgoddelijke Naga's, een belangrijke rol als 'wachters van de schatten van de aarde'. De goede en gelukbrengende demonen worden dikwijls plastisch voorgesteld in de gedaante van mensen met slangelijven, als poortwachters van tempels. Gifslangen werden daarentegen volgens de mythe door de aan een griffioen herinnerende 'goudgevederde zonnevogel Garoeda' (half mens, half adelaar) met de snavel gegrepen en gedood.
Toch was de slang naast de koe en de aap het meest vereerde dier, voornamelijk wegens zijn vervelling (symbool van het zich vernieuwende leven) en wegenszijn nauwe relatie met het levenselement water (vruchtbaarheid). De god Visjnoe rust opeen wereldslang; om de wereldberg Meroe rolden goden en reuzen het lijf van de slang Vasoeki, toen ze de melkzee van de oertijd tot boter karnden. De cobragodin Manasa heerste opaarde tijdens de slaapperiodenvan Visjnoe.
In China is de slang (sje) het vijfde diersymbool van de dierenriem en geldt als zeer listig, maar ook als gevaarlijk. Mensen met 'dubbele tong' hebben in de volksmond een slangehart. Rivieren werden echter wel wegens hun kronkelige loop als slangen voorgesteld, en in sagen en sprookjes schenken dankbare slangen parels. Het bezit van een slangehuid belooft rijkdom; dromen over slangen worden ook in China meestal seksueel geïnterpreteerd het slangelijf wordt met de penis vergeleken, de driehoekige kop met de vrouwelijke schaamstreek.
In de Chinese astrologie beheerst de slang de jaren 2001, 2013 en elk volgend twaafde jaar. In Zuid-oost afrikaanse culturen belichaamden reuzenslangen, zoals op oude rotsschilderingen te zien is, de regen en het water in het algemeen, waarbij ze ook in mythen vaak als gehoornde fabeldieren optreden.
Oostafrikaanse rotstekeningen schijnen ook te duiden op de voorstelling van een incarnatie van het met heuvels en rotsachtige verhevenheden bezaaide aardoppervlak (aardslang met verticale kronkelingen).
Het Japanse shintoïsme kent een slangekopmythe, die doet denken aan de Griekse sage vande strijd van Heracles met de negenkoppige Hydra: de stormgod Soesanoo versloeg na zware strijd de achtkoppige reuzenslang Jamata-no-orochi, ontdekte in zijn staart een heiligzwaard, bevrijdde de door het monster gevangengehouden prinses Inadahime en huwde haar, als een soort Oostaziatische Perseus of Sint Joris.
De stormwind geldt ook in Japan als een verwoestende kracht (hij vernietigde de door de zonnegodin Amaterasoe aangelegde heilige rijstvelden), maar ook als reinigend, waardoor Soesanoode rol van slangedoder kon aannemen. De slang in de paradijsboom, die Eva tot ongehoorzaamheid verleidt, heet in de middeleeuws- joodse legende Samael (overeenkomend met de hellevorst Lucifer) en krijgt de volgende gedachten toegeschreven: 'Als ik met de man spreek, zal hij niet naar me luisteren, want het is moeilijk, een man van zin te doen veranderen. Daarom spreek ik liever eerst met de vrouw, die lichtzinniger is. Ik weet dat ze naar me zal luisteren, want de vrouw leent aan ieder het oor !
De dieptepsychologie ziet in deslang, zoals in ieder reptiel, een diersymbool dat teruggaat op de voortijd van de aarde en de mensheid en dat, zoals E. Aeppli het formuleert, in een 'duister gebied van de natuur huist... een beeld van bijzondere,oorspronkelijke krachten.
De slang vormt ook volgens alle psychologische ervaring een sterk symbool van psychische energie. Wie in een droom een slang tegenkomt, stuit opkrachten uit ik-vreemde diepten van de ziel, zo oud, zou men kunnen zeggen, als dit dier uit de voorijd zelf is.
'In zegswijzen speelt de slang doorgaans een negatieve rol (listig, vals als een slang; een slang of serpent van een wijf; kronkelen als een slang, e.d.). Middeleeuws beeldwerkt toont een naakte vrouw die twee slangen, de ondeugden Luxuria en Voluptas, aan de borst koestert; 'een slang (of: een adder) aan de boezem koesteren' betekende al in de Oudheid 'zeer ondankbaar bejegend worden'.
Zie ook: adelaar; caduceus; esculaap; paradijs; ooievaar; Ouroboros
sleutel,
voorwerp om iets mee af te sluiten, als symbolisch instrument kenmerkend voor de macht van de drager ervan, te'binden en te ontbinden' (knoop). In roomskatholieke termen wordt aan de apostel Petrus de 'sleutelmacht' toegeschreven, met verwijzing naar het evangelie van Matteüs, 16:19. Petrus wordt in de volksmond dan ook wel de portier van de hemel genoemd.
In voorstellingen van het wereldgericht aan het eind der tijden daalt een engel uit de hemel neer met een sleutel, waarmee hij de duivel duizend jaren in een afgrond opsluit (Openbaring van Johannes, 20:1). Ook andere heiligen worden met sleutels voorgesteld, zoals de Spaanse koning Femando, die de stad Còrdoba op de Moren veroverde ('openmaakte'), of Hippolytus, de door de Heilige Laurentius bekeerde cipier; een sleutelbos dragen o.a. de heiligen Martha en Notburga, schutspatronessen van de huishoudsters en de dienstmaagden.
In vrijmetselaarsriten komt de sleutel voor als symbool en kenteken van het meester of thesaurierschap. Hij wordt ook wel in T-vorm voorgesteld, wat aan een taukruis of een hamerdoet denken. Ook wordt de tong wel als sleutel aangeduid, die bijvoorbeeld van de afwezigen niets dan goeds mag zeggen; anders moet men zwijgen ('een slot op de mond doen').
Het overhandigen van de sleutels van een belegerde staddrukte symbolisch de capitulatie uit, en ook nu nog wordende stadssleutels wel symbolisch aan hoge gasten overhandigd of tijdens het carnaval aan Prins Camaval overgedragen.
Het woord 'sleutel' heeft ook de ruimere betekenis van middel om tot iets door te dringen, zoals de sleutel tot het succes of tot iemands hart. Zo spreekt men ook van de sleutel van een geheimschrift of van symbolen (middel tot oplossing of verklaring ervan), in de zin van het evangelie van Lucas (11:52):'Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen', d.w.z. door verkeerde uitlegging van de bijbel de weg naar de kennis van God versperd.
In civielrechtelijke zin was de 'sleutelmacht' de bevoegdheid (van de echtgenote) tot beheer van de boedel in de echtelijke woning, als symbool waarvan ze een sleutelbos droeg, die ze normaliter van de moeder van de bruidegom bij het betrekken van het huis ontving. Sleutels in de wapens van steden kunnen verwijzen naar de heer of de beschermheer van de stad; zo toont het stadswapen van Leiden de sleutels van de stadspatroon Petrus. De twee sleutels van het hemelrijk in het wapen van Vaticaanstad zijn ingoud en zilver weergegeven, waarbij de gouden sleutel het'binden' symboliseert en de zilveren het 'ontbinden'.
De tijdelijk pauselijke stad Avignon voerde een derde sleutel in het wapen, als symbool van de onderwerping van de stad aan het kerkelijk gezag.
Zie ook: Janus; vrijmetselaarssymbolen