Maçonnieke encyclopedie-S.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
SLUIER,
SMARAGD,
SODOM EN GOMORRA,
SPEL,
SPIEGELS
SPIJKER,
SPIN,
SPINDEL,
strong> SPIRAAL,
STEEN.
STEENBOK,
STERREN
STIER.
STORM
STRUISVOGEL
SULPHUR EN MERCURIUS
SWASTIKA
sluier,
een verhullend, deels transparant voorhangsel voor het gezicht, tevens algemeen symbool van het zich afwenden van de buitenwereld, van de bescheidenheid en de deugd. In vroeger tijd gingen vrouwen en meisjes gesluierd ter kerke, om daarmee hun afkeer van aardse ijdelheid te tonen. Ook nonnen droegen een sluier, van daar de uitdrukking 'de sluier aannemen' voor het intreden in het kloosterleven.
Ook in de hoofsekledij van de Middeleeuwen kwam de sluier veel voor, waaraan bruids en rouwsluier nog herinneren.
In islamitische landen mogen vrouwen zich vaak slechts gesluierd in het openbaar vertonen, om niet de begeerte van vreemde mannen opte wekken. Bij de Tuareg, een berbervolk uit de Sahara, is het daarentegen gewoonte, dat mannen een sluier dragen; dit gebruik vindt vermoedelijk zijn oorsprong in de bescherming tegen zandstormen.
Nevel of een wolkendek worden vaak als een sluier aangeduid, en 'iets versluieren' betekent het verhullen, zoals men ook een tipje van de sluier kan oplichten. Als attribuut komt de sluier onder andere bij de Heilige Ludmilla voor, die ermee gewurgd werd, en bij de markgravin van Babenberg, Agnes van Oostenrijk, wier door de wind weggewaaide sluier later teruggevonden werd, wat op grond van een gelofte tot de stichtingvan Klostemeuburg (door Lodewijk de Heilige) leidde.
smaragd,
een edelsteen die met het teken van de dierenriem Virgo (Maagd) en de planeet Jupiter geassocieerd werd. De antieke 'stenenboeken' schreven er de kracht aan toe, stormen onweer te verdrijven en slaven de vrijheid te bezorgen. Zijn groene kleur maakte hem tot een krachtig symbool van het water en de vruchtbare regen (blauwachtige smaragden waren aan Venus gewijd). Vaak schreef men er een bijzondere werkzaamheid aan toe in het voorjaar.
Middeleeuwse legenden verhalen dat de smaragd eigenlijk een helse steen is, bijvoorbeeld uit de kroon van Lucifer, maar dat hij juist daarom veel kan bijdragen aan het overwinnen van demonische machten. Bij magischrituele bezweringen werd er vaak een smaragd onder de tong van de magiër gelegd (mede om de taal van de dieren te verstaan). In recentere boeken over edelstenen wordt hij vooral aanbevolen voor kinderen die last van boze dromen hebben, en in de christelijke symboliek belichaamt hij 'geloof en hoop'. In het oude Mexico is vaak sprake van groene edelstenen, waarbij het of wel om smaragden (Azteeks: chalchihuitl), ofwel om variëteiten van jade ging. De groene kleur werd ook daar symbolisch geassocieerd met de vruchtbare regen.
Zie ook: edelstenen; jade; Jupiter; planeten
Sodom en Gomorra,
in het Oude Testament de namen van twee Kanaïnitische steden, die door God verwoest zouden zijn; ze worden ook door de geschiedschrijvers Strabo (63v.C.19 n.C.) en Tacitus (55v.C.16 n.C.) genoemd. Archeologische aanwijzingen voor de overlevering over deze goddeloze steden aan de Dode Zee (in de rabbijnse literatuur 'Zee van Sodom' genoemd) zijn nooit gevonden. In het boek Genesis is sprake van de verdorven zeden van de inwoners vanSodom, van wie de mannen homoseksuele gemeenschap wilden opdringen aan vreemdelingen.
'Toen liet de Here zwavelen vuur op Sodom en Gomorra regenen, van de Here, uit de hemel; en Hij keerde die steden om, benevens de gehele Streek, met al de inwoners der stedenen het gewas van de aardbodem. Maar zijn (Lots) vrouw,die achter hem liep, zag om, en werd een zoutpilaar' (Genesis19:2426).
Sodom werd zo tot symbool van een zedeloze stad, net als Babylon.
Homoseksualiteit wordt wel met 'sodomie' aangeduid; de bij ons gebruikelijke betekenis (ontucht met dieren) is niet uit de bijbeltekst af te leiden. In het boek Deuteronomium (32:3132) wordt gezegd: 'Want hun rots is niet als onze Rots; onze vijanden mogen zelf oordelen. Waarlijk ,hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodom en uit de wijngaarden van Gomorra ...'Opvallend is de verklaring voorhet zedenbederf in de stad Sodom in het middeleeuwse romanboek 'Gesta Romanorum'(rond 1300), waarin gezegd wordt dat overmatige eetlust, zwelgerij dus, de Sodomieters tot zonde verleidde. 'De goddeloosheid van de Sodomieters kwam voort uit het feit dat ze teveel brood hadden en zich er zat aan aten ... We willen de Heerdaarom bidden, dat wij op aarde zulk een nuchterheid bewaren, dat we in de hemel aan zijn maal genood worden. 'Toen Adit, de vrouw van Lot, zich had omgedraaid, werd ze volgens de joodse sage een zoutpilaar, die nog steeds op die plaats staat. 'De ossen, die er in deze streek zijn, likken er dagelijks aan, tot alleen haar tenen overblijven, maar 's morgens groeit weer aan wat ze weggelikt hebben.
'Zie ook: Babylon
spel,
een vrijwillige bezigheid omwille van het plezier, die volgens zekere regels verloopt, en waarin ook een vergeten symboliek kan schuilen. Oude, door volwassenen sinds lang vergeten riten en cultische spelen kunnen in afgezwakte vormin de kinderwereld bewaard zijn gebleven. Het hinkelspel, waarbij kinderen op een (spiraalvormige) hinkelbaan op één been een steentje van het ene naar het andere vak volgen, langs de hemel en weer terug, wordt wel als mimische imitatie van de zonnebaan gezien. Onder de bordspelen schijnt het molenspel een oud kwadratisch wereldschema voor te stellen, getuige het feit dat het als rotstekening niet alleen op horizontale vlakken voorkomt, maar ook op (verticale) rotswanden.
Het schaakspel werd in het oude Indië als 'tsjatoeranga' door vier partijen gespeeld, waarbij de zetten door de dobbelsteen bepaald werden. Het spel fungeerde als meditatierite bij het boeddhistische vollemaansfeest. Speelkaarten (met vier 'kleuren') kan men als afgeleid beschouwen uit het in de grond gegrifte vierkant. Hetschaakspel kwam naar Europa als spel voor twee personen. Balspelen met van oorsprong rituele betekenis waren niet alleen in het oude Mexico bekend (tlachtli), maar ook in het Europa van de Middeleeuwen, waarwel een vergulde leren bal, meteen doorsnee tot een meter toe, van de oostelijke naar de westelijke poort van een plaats gespeeld werd, overeenkomstig de zonnebaan.
Dergelijke balspelen, waar ook geestelijken zichwel aan waagden, werden meestal in het voorjaar (op Pasen of op 1 mei) gespeeld, bijvoorbeeld tussen gehuwden en vrijgezellen. Ook het voetbalspel zou, zo bezien, een symbolische achtergrond hebben. Paarderennen en andere wedstrijden begeleidden in de prehistorie en de vroegste geschiedenis wel lijkplechtigheden, om hogere machten strijdlust en moed te tonen, terwijl geluksspelen vaak uit orakelpraktijken voortkwamen. Veel geluksspelen vervangen ook als lotsbeschikking de strijd van man tegen man, vandaar dat speelschulden consequent 'ereschuld' worden genoemd. In de alchemie (en het spraakgebruik) worden gemakkelijk uitvoerbare werkjes als 'kinderspel' (ludus puerorum) aangeduid.
Zie ook: bal
spiegels
ontlenen hun bijzondere betekenis aan het oude geloof, dat spiegelbeeld en 'voorbeeld' in een magische relatie met elkaar staan, en dat spiegels de ziel of de levenskracht van de weerspiegelende mens kunnen vasthouden. Een oud volksgebruik wil dan ook, dat bij een sterfgeval de spiegels in huis met doeken bedekt worden, om de ziel van de overledene niet aan de rouwkamer te kluisteren en de tocht naar het hiernamaals mogelijk te maken. Demonen en bovennatuurlijke wezens verraden zich door het feit dat ze geen spiegelbeeld hebben, terwijl incarnaties van de duivel hun eigen beeld niet kunnen verdragen en bij hun eigen aanblik moeten sterven ( basilisk). Spiegels kunnen dus ook als amulet dienen, dat beschermt tegen duivelse wezensen machten.
Oorspronkelijk gold dat natuurlijk alleen voor de waterspiegel, die ook bij de waarzeggerij benut werd, omdat men er een soort 'antiwereld' in leek te zien.
In de Oudheid waren spiegels vaak van gepolijst brons en van zilver gemaakt. Bekend zijn de schijfvormige Etruskische spiegels, wegens hun gegraveerde decoraties en wegens de achterkant, die religieuze thema's (bijv. de werken van Heracles) illustreren en doen vermoeden dat ze meer dan een alledaagse gebruiksvoorwerp waren. In het oude Mexico kende menspiegels van gepolijst obsidiaan(vulkanisch glas); de naam vande Azteekse god Tezcatlipocabetekent 'rokende spiegel'. Ook hier is een divinatorische functie van de spiegel, bijvoorbeeld bij het oproepen van visioenen, zeer waarschijnlijk . Bijzondere betekenis heeft de spiegel in de Japanse shinto traditie, als attribuut van de zonnegodin Amaterasoe. Een heilige spiegel behoort, met parels en een zwaard, tot de rijksschat, draagt de naam yatanokagami en wordt in het heiligdom (djingoe) van Ise bewaard, maar is taboe voor gewone stervelingen. Hij zou van brons vervaardigd zijn, 25 cm doorsnee hebben en de vorm van een achtbladige lotusbloem bezitten. Als rijksinsigne wordt hij aan iedere nieuwe keizer overhandigd. Hij zou een inscriptie uit de Hebreeuwse goddelijke openbaring bevatten: 'Ik ben wie ik ben'.In de iconografie van het avondland heeft de spiegel een ambivalente betekenis. Enerzijds werden de verderfelijke Sirenen ermee afgebeeld en is hij ook een attribuut van de gepersonifieerde Luxuria (wellust, ijdelheid), anderzijds is hij een attribuut van de deugd van dezelf kennis (Veritas, waarheid) en van de wijsheid (Prudentia). Bovendien is de spiegel een Mariasymbool, omdat God zich in de maagd Maria door zijn evenbeeld Jezus spiegelde en uitbeeldde, zonder de spiegel zelf te schenden of te veranderen. Ook de maan in een soortgelijk Mariasymbool, omdat hij het licht van de zon weerspiegelt. Heel de schepping wordt als spiegelbeeld van het goddelijkewezen beschouwd, en door de Duitse mysticus Jakob Bòhme(15751624) als een oog, dat tegelijkertijd spiegel is en zichzelf ziet; in de volksmond heet het oog de spiegel van de ziel.
Een heldere spiegel symboliseert echtelijk geluk, een gebroken spiegel scheiding of zeven jaren ongeluk. Ook donkere spiegels, die het eigen beeld niet laten zien (zoals in een droom) voorspellen ongeluk of dood.
De islamitische mysticus Djelal eddin Roemi (1207-1273) zag de spiegel als een symbool van het hart, dat blank en zuiver moet zijn, om de lichtstralen van de goddelijkheid onverminderd te kunnen reflecteren. Ook is de spiegel vaak een symbool van de lijdelijke, zich passief aan de bovenmenselijke wijsheid overgevende natuur.
De blik in een andere, achter de spiegel gelegen wereld is een geliefd literair thema (in recente tijd bijvoorbeeld bij Lewis Carroll, Through the Looking Glass, en Jean Cocteau, Orphée; ekster). De dieptepsychologische spiegelsymboliek knoopt aan bij het traditionele volksgeloof. Dromen over spiegels hebben, zo zegt bijv. Emst Aeppli, veel betekenis, en de oude interpretatie als omen van de dood verklaart hij door erop te wijzen, 'dat er iets buiten ons getreden is, omdat we buiten onszelf in de spiegel zijn. Dat roept het primitieve gevoelvan zieleroof op.
Mensen die langdurig in de spiegel kijken, bespeuren gefascineerd iets verlammends . . . Niet iedereen kan zijn eigen aanblik verdragen. Sommigen, zoals de mythische Narcissus, verliezen zich in hun spiegelbeeld dat ze in het water zien. Anderen komen na vermoeiende omzwervingen pas weer tot zichzelf, als ze zichzelf in de spiegel hebben gezien en hun feitelijke bestaan aanschouwelijk hebben gemaakt.' De ambivalentie van het spiegelsymbool hangt zodoende wezenlijk af van de persoonlijke houding en rijpheid van de 'zelfbeschouwer'.
Zie ook: maan; water
spijker,
nagel, in veel archaische wereldbeelden van noordelijke volken verbonden met de poolster als wereldas waaromheen het hemelgewelf draait. In centraalAfrika zijn talrijke houten mensenfiguren gevonden, die met spijkers beslagen zijn ('spijkerfetisjen'). Het inslaan van spijkers is doorgaanseen magischrituele handeling, om het in de figuur verbeelde wezen te herinneren aan zijn beschermende taak.
Ook kan er boze opzet in de bespijkering schuilen; de spijker is een teken dat het wezen in het idool de mens die een wens heeft, werkelijk aandacht schenkt. In Midden Europa is het slaan van spijkers in markante bomen of houten figuren vaak een traditioneel teken van de aanwezigheid of het bezoek van vreemden. In de christelijke symbolen wereld herinnert de spijker aan de kruisiging van Jezus Christus. In de Hoge Middeleeuwen werden er vier kruisnagels afgebeeld, later (bij over elkaar gelegde voeten van de gekruisigde) maar drie, zoals in de'arma Christi'.
Spijkers behoren tot de attributen van martelaren die ermee gedood werden (Cyrus of Quirinus, Pantaleon,Serverus, Ingratia). De anjer ('nagelbloem') werd vaak als plantaardig symbool van de kruisnagel beschouwd, vooral wegens de vorm van de kruidnagel, die ook wel als 'anjer' wordt aangeduid.
Zie ook: anjer; arma Christi; idool; wereldas
spin,
in de mythen van vele volken een dier met negatieve symbolische betekenis, soms ook een listige 'trickster', zoals in de Westafrikaanse 'Anansi' fabels, die vaak een kluchtig karakter hebben. Algemeen predomineert een gevoel van distantie tegenover een dergelijk wezen, dat in staat is een web tespinnen en geduldig wacht tothet daarin vliegen en muggen met zijn giftige beet kan verlammen, om ze vervolgens uit tezuigen. In christelijke symboliek wordt de spin als 'boze'pendant van de 'goede' bij gezien en vertegenwoordigt wel dezondige neigingen van de mens. In het volksgeloof geldt de spin echter ook als 'zieledier', waarbij wordt aangenomen dat de ziel van een dromer in de gedaante van een spin (of ook wel van een hagedis) de open mondvan de slaper kan verlaten en weer binnengaan. Als zodanig moest de spin ook worden ontzien. Overigens wordt het dier niets dan slechts toegeschrevenl 'nijdig als een spin', (bij de wilde spinnen af'), met uitzondering van de kruisspin, die wegens het kruisteken op de rugwel als gelukssymbool en gezegend dier werd beschouwd, dat niet gedood mocht worden.
Ook in het oude China voorspelde dit dier geluk, bijv. de thuiskomst van een 'verlorenzoon'. Een spin die zich aan een draad laat zakken, wordt geassocieerd met de verwachting van uit de hemel neerdalende vreugde. In de 'Metamorfosen' van Ovidius wordt de anders zo rechtvaardige godin Athene toornig en jaloers voorgesteld, afgunstig jegens Arachne (Grieks: spin), een Lydische prinses die ze benijdt om haarkunstzinnige weefkunst. Toen Athene zag dat Arachne zonder een enkele weeffout de liefdesavonturen van de Olympiërs en van haarzelf had uitgebeeld, vemielde ze het weefsel en veranderde de trotse prinses, die haar had durven uitdagen, in het door haar meest verafschuwde dier, een spin, die angstig in het weefsel wegkroop.
Zie ook: bij ; hagedis
spindel,
spinnewiel. Het spinnen wordt vaak geassocieerd met triaden van spinsters, bovennatuurlijke vrouwelijke wezens ( Parcen, Nornen) die de levensdraad spinnen, oprollenen doorknippen. Zo is er ook een verband met de maan, waarvan de drie voomaamste fasen (vollemaan, halvemaan, nieuwe maan) naar de drievormige maangodin Hecate (Hecate triformis) lijken te verwijzen.
De schijnbaar stervende en herrijzende maan symboliseert de dood en de wedergeboorte, beschikt door vrouwelijke machten.
Ook in de symboliek van sprookjes speelt het spinnewiel een belangrijke rol, samenhangend met het levenslot en de dood, bijvoorbeeld in het sprookje van Doornroosje. In de christelijke beeldenwereld wordt Maria (bijv. bij de Maria Boodschap door de aartsengel Gabriël) dikwijls met spindel voorgesteld, een beeld dat terug lijkt te gaan op de eveneens vaak spinnend afgebeelde Eva.
Zeer gebruikelijk is ook de associatie van Maria met de maansikkel ( maan).
Het spinnen als bezigheid van vrouwelijke godheden en van priesteressen is een wijdverbreide voorstelling, o.a. bij de Maya's van Yucatan, waar de maangodin Ixchel ook met een weefgetouw wordt voorgesteld. In het Europa van de Middeleeuwen is het spinnewiel een symbool van het contemplatieve leven en attribuut van enkele vrouwelijke heiligen (Jeanned'Arc als herderin, Margaretha, Genoveva).
spiraal,
een zeer oud en wijdverbreid grafisch symbool, verwant met de cirkel en met concentrische cirkels, die op heteerste gezicht moeilijk van spiralen te onderscheiden zijn. Hoewel beide symbolen in theorie geheel verschillend moeten worden geïnterpreteerd, kan hun betekenis samenvallen wanneer vluchtig getekende, van het middelpunt naar buiten uitgaande golven (concentrischecirkels) in spiralen overgaan. In beginsel vormt de spiraal een dynamisch systeem, dat zich al naar gelang de zienswijze ofwel samenbalt, ofwel 'ontwikkelt', waarbij de beweging ofwel middelpuntzoekend, ofwel middelpuntvliedend is. Despiralen die in spiraal nevels (spiraalvormige sterrenstelsels) aan de hemel zichtbaar zijn (zij het niet met het blote oog), doen denken aan turbulenties(maalstroom, werveling) instromend water, maar eveneens aan identieke draaikolken, die ontstaan als water of een anderevloeistof door een opening naar onderen wegstroomt. Een dergelijk symbool kan daarom heelgoed het wegzinken in de 'wateren van de dood' ( hiemamaals) aanduiden, net als dat het geval is met 'golfkringen' (concentrische cirkels). Dat zou dan verklaren, waarom zulke symbolische figuren vaak in rotsblokken van prehistorische megalithische grafmonumenten gegrift zijn. Het is echter ook denkbaar dat er een verband bestaat met de bewegingen van de sterren aan de nachtelijke hemel. Men heeft opgemerkt dat zulke petrogliefen (rotstekeningen) niet zelden via spleten door zonnestralen worden geraakt en doorsneden, en wel tijdens de zonnewende. Omdat ook de zon elke avond 'in de westelijke zee ondergaat' en de volgendeochtend weer in het oosten opduikt, kan het aanbrengen van zulke tekens ook samenhangen met het ideeëncomplex 'stervenen herrijzen'.
In culturen die vertrouwd zijn met het gebruik van de pottenbakkersschijf, kunnen spiralen ook hun oorsprong hebben in de eenvoudige observatie, dat zulke figuren ontstaan als men een voorwerp (of een vinger ) door de vochtige ronddraaiende klei van binnen naar buiten beweegt. Natuurlijk kunnen dergelijke eenvoudige figuren ook zonder praktische doelstelling gemaakt zijn, als tijdspassering zonder enige diepere symbolische betekenis. Interessant is de figuur van de dubbele spiraal, die beide elementen, het zich ontvouwen en het zich samenrollen ('evolutie en involutie') tot een eenheid verbindt. Men kan er evengoed het 'ontstaan en vergaan' uit aflezen als de omkeerbaarheid van dit proces. In die zin heeft men wel een dubbele spiraal in de schaamdriehoek van eenneolithisch 'moedergodin 'beeld uit Thracië geïnterpreteerd. In de Romaanse beeldhouwkunst werden er in de plooien van het gewaad van Christusfiguren wel dubbelespiralen verwerkt In prehistorische megalithischegrafmonumenten komen ook drie-passpiralen voor, waarvan de betekenis naast het decoratieve element niet meer te achterhalen is. Hypothetisch blijftook de symbolische samenhang tussen spiraal en labyrint, al doet de gedachte van een 'moeilijke weg erin en weer eruit' een verband vermoeden met de symboliek van sterven en herboren worden.
Zie ook: cirkel; labyrint
steen.
Met de signatuur van duurzaamheid en onvergankelijkheid, is steen in veel culturen een symbool van de goddelijke macht. Daarbij komt nog dat aan sommige stenen vonken ontlokt kunnen worden, en dat andere uit de hemel vallen (meteorieten) of opvallende vormen hebben. In de oudste cultuurperioden kende men alleen het gebruik van steen voor het vervaardigen van werktuigen en wapens, waarvoor de nodige materialenkennis vereist was. Vanaf ca. 6000 v.C. werden er her en der gewijde bouwsels uit grote steenblokken (megalithische monumenten) opgetrokken, zoals dolmens en hunebedden, en kringen en heilige wegen van grote stenen ( menhir). In diverse mythen zijn bovennatuurlijke wezens of ook mensen uit steen ontstaan.
In het oosten was de steen een teken van goddelijke tegenwoordigheid en werd met plengoffers bedeeld of met olie en bloed gezalfd. Daardoor werd hij tot altaar (bethel, huis Gods). Ook eenvoudige steenhopen (Kerkur in Noord Afrika, Obo in Centraal Azië) kunnen een religieus symbolische betekenis hebben. De waardering voor het natuurlijke, niet door mensenhanden bewerkte steenblok komt tot uitdrukkingin het boek Exodus (20:25), waar men leest: 'Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het.'
Voor zeer strenggelovige joden was de pracht van de tempel in Jeruzalem dan ook een steen des aanstoots. In de Oudgriekse mythe neemt een steen de plaats van de hoogste god in; de oergod Kronos (Saturnus) vreesde door een zoon onttroond te worden, zoals hij zelf zijn vader Ouranos (Uranus) ontmand en verdrongen had, en slokte daarom zijn kinderen op. Zijn gemalin Rhea wikkelde echter in plaats van Zeus een steen in luiers; Kronos slikte deze in, terwijl de jonge Zeus in het verborgene op Kreta kon opgroeien en later zijn vader overwon. De steen die Kronos uitgespuwd had, plaatste Zeus later in Delft, waar hij met olie gezalfd en gehuld in een wollen net als omphalos (navelsteen, centrum van de aarde) werd vereerd. In de Griekse zondvloed sage schept het overlevende mensepaar, Deucalion en Pyrrha, uitstenen (het 'gebeente van moeder aarde') die over de schoudergeworpen worden een nieuw mensengeslacht, dat aan het begin staat van een nieuw wereldtijdperk. Door hun hardheid, kleur en glans gekenmerkte edelstenen (zie aldaar) spelen in de symboliek een belangrijke rol, maar ook het eenvoudige steenblok als bouwmateriaal verdient de aandacht.
In de vrijmetselaarssymboliek vertegenwoordigt de nog ongevormde ruwe steen de graad van leerling, terwijl het streven is, de behouwen steen in te voegen in het verband van de ideale tempel. Deze symboliek gaat terug op de 'bouwhut' (bouwloods, bouwvakvereniging) bij de kathedraal in de Middeleeuwen, waar de steenbewerking van groot belangwas. Sluitstenen van gewelven werden vaak van steenhouwers meestertekens voorzien, die aan runen doen denken. In de christelijke symboliek wordt de steen vaak geassocieerd met de oudjoodse doodstraf door steniging, opgelegd aan godslasteraars, met name bij de uitbeelding van de Heilige Stefanus, de eerste christelijke martelaar (gestenigd door de joodse Hoge Raad), en ook wel op afbeeldingen van de heilige asceet Hieronymus, die als teken van rouw een steen tegen de borst slaat. 'Stenen' in het menselijk lichaam (gal, nier, blaas) zouden genezen zijn door de Heilige Liborius van Paderbom, die met drie op een boekliggende stenen afgebeeld werd. In de alchemistische beelden wereld is de 'Steen der Wijzen' (lapis philosophorum) het middelom onedele metalen in goud te veranderen. Stenen en stenen tronen spelen vaak een rol in kroningsplechtigheden; zo gaat in het oude Ierland het verhaal, dat eenst een luid roepend de stem verheft, als de ware koning hem aanraakt. Deze 'steen der kennis' staat op een heuvel van de stad Tara en werd van oudsher als 'fàl' aangeduid, en als lid (lingam) van de held Fergus. Twee andere stenen in Tara stonden volgens de overlevering zo dicht bij elkaar, dat men ergeen hand tussen kon steken (Blocc en Bluigne). Als de stenen echter iemand als toekomstige koning accepteerden, weken ze voor hem uiteen en lietenze zijn wagen passeren. Als de wagen vervolgens naar de 'fàl'toe reed, schuurde de steen tegen de wagenas en konden alle aanwezigen het krijsende geluid horen.
Stenen met spleten en tussen ruimten erin werden als'doorkruipstenen' gebruikt, waarbij degenen die zich erdoorheen wrong, symbolischmagisch ziekten en andere ongemakken van zich afstroopte. Vrouwen gleden met ontblootzitvlak over in stenen uitgeslepen glijbanen, om de krachten van de vruchtbaarheid uit het 'gebeente van moeder aarde' in zich op te nemen en van hun steriliteit verlost te worden. Zo golden ook prehistorische dolmens in Bretagne wel als 'warme stenen', die hun krachten zouden overdragen aan het onderlijf van erop gezeten onvruchtbare vrouwen. Hun 'warmte' symboliseerde de levensenergie, die het vermogen gaf, kinderen ter wereld te brengen. Aan steen werd de kracht toegeschreven, de aardkrachten in zich op te slaan en deze bij aanraking aan mensen af te geven ( gier).
In het optrekken van graven uit stenen van vaak enorme afmetingen, schrijft de prehistoricus K.J. Narr (1979), 'schuilt ongetwijfeld een streven naar enerzijds het monumentale, anderzijds de duurzaamheid, waarbij het ons niet zou verbazen, als het gericht is op het verbinden van voorbije en komende generaties.
Archeologische megalithische monumenten getuigen dan ook dikwijls van een levendige band met de gestorvenen, van een voorouderverering in grootse stijl, die niet zelden gepaard ging met het inrichten van gewijde plaatsen, verzamelplaatsen en soms ook megalithische cultusbouwwerken.
'Zie ook: alchemistische symbolen; edelstenen; rots; vrijmetselaarssymbolen
steenbok,
de berggeit met gekromde hoorns, wordt wel metde maan (god) geassocieerd, bijvoorbeeld onder de naam Ta'lab bij de Zuid-arabische Sabeeërs. Als teken van de dierenriem heette hij in het oosten aanvankelijk 'geitevis', een waterdier met vissestaart en hoorns. Pas later kreeg het tiende teken van de dierenriem zijn huidige naam (Gr. aigokeros; Lat. capricornus). Keizer Augustus liet munten slaan met de beeltenis van de steenbok, zijn geboorteteken. Hij gold als 'saturnisch' teken, geassocieerd met het metaal lood en de kleurzwart. De zon doorloopt dit teken tussen 21 december en 19 januari; wegens de winterzonnewende en het lengen van de dagen werd de Steenbok dan ook een positief aspect toegekend. Daarnaast werd de 'bok'wegens diens associatie met de gedaante van de duivel in de christelijke symboliek echter ook met wantrouwen bezien, en in de astrologie schreef men hem eigenschappen toe als dwaling, misleiding, begeerte en vernauwing, met daartegenover begrippen als rijkdom, terughoudendheid, concentratie en kracht door standvastigheid. Als 'aardteken', waarin Saturnus zijn 'huis' heeft, regeert hij de oerprincipes 'droog' en'koud', zoals de wintermaanden waarin dit teken zich manifesteert.
Zie ook: sterren
sterren
(vaste sterren), die de nachtelijke hemel verlichten, gelden als symbool van de kosmische orde, wegens hun baan om de poolster ( wereldas) en als zinnebeeld van het niet altijd herkenbare 'licht van boven'. In veel mythologieën worden ze opgevat als in de hemel opgenomen gestorvenen. Volgens de joodse speculatieve kosmologie werd iedere ster door een engel behoed, terwijl sterrenbeelden harmonisch samenwerkende groepen van hemelse geesten waren.
In de christelijke iconografie duidden voorstellingen van sterren op het hemelse gebeuren (ook in Oud-egyptische grafkamers waren de plafonds al met sterrenhemels versierd). Maria, de moeder Gods, werd vaak niet alleen staand op de maansikkels afgebeeld, maarook omgeven met een heiligenschijn ( nimbus) in de vorm van een sterrenkroon; zij werd ook wel 'ster der zee' (stella maris) genoemd. De menigte van sterren gold als symbool van de ontelbare nakomelingen van Abraham. Zinnebeeld van Christus is de 'blinkende morgenster' (Openbaring 22:16). Voorts is er de 'ster van Bethlehem', meestal achtpuntig voorgesteld, die de drie wijzen uit het oosten de weg naar de kribbe wees. De zespuntige ster (davidster; hexagram), gevormd uit twee elkaar kruisende driehoeken, gold als magisch zegel van koning Salomo (sigillum Salomonis) en als Davidsschild (scutum Davidis). De vijfpuntige ster ( pentagram), ook 'drudenvoet' genoemd, speelt een belangrijke rol in de magische tradities en geldt als zegenrijk wanneer een van de punten naar boven wijst, maar in het omgekeerde geval als signatuur van de magie. In het oude China werden de sterren nauwkeurig geobserveerd (telling in de 2e eeuwn.C.: 11520), en ze spelen een grote rol in gebruiken en sagen; iedereen offerde op nieuwjaar'zijn ster'. In de vrijmetselaarssymboliek is de 'vlammende ster' van betekenis (meestal vijfpuntig, met stralenkrans en een G in het midden, die voor geometrie, God of gnosis zou staan), als symbool van het heel de wereldverhelderende geestelijk licht.
De interpretaties lopen echter uiteen.
Planeten ('dwaalsterren'), die'hun eigen weg gaan', onderscheiden zich ook in symbolischopzicht van de vaste sterren ( cirkel).De Indianen van het Peruaanse Inkarijk zagen de sterren (volgens Garcilaso de la Vega,1539-1616) 'als dienaressen van de maand, en daarom gaven ze deze (in de tempel van Cuzco) de ruimte naast hun meesteres, opdat ze, om haar te bedienen, zo dicht mogelijk bij haar waren, want ze geloofden dat de sterren zich samen met de maan als haar dienaressen aan de hemel bewogen, en niet samen met de zon, omdat men ze immers 's nachts zag en niet overdag.' In het Mexicaanse Aztekenrijk golden sterren als verschijningen van de eerste gevallen of geofferde krijgers aan het hemelgewelf en werden daarom in de beeldende kunst ook wel als doodskoppen weergegeven.
Vallende sterren worden in de oude culturen op uiteenlopende wijzen opgevat, bijv. als teken van de dood van vooraanstaande mannen (in het oude China)of als aankondiging van de geboorte van een kind, wiens ziel uit de hemel op aarde valt, om hier tot leven gewekt te worden. De uitdrukking 'onder een gelukkig gesternte geboren zijn 'gaat terug op populair astrologische voorstellingen, zoals men ook spreekt van iemands (lotbepalende) ster die 'rijst' of 'verbleekt'. Problematisch is de verklaring van de symboliek van de sterrenbeelden. Men herkent er maar zelden de figuren in, die met hun namen overeenkomen; het vergt heel wat van de verbeeldingskracht om in verstrooide lichtpunten gedaanten als zwaan, een lier, een maagd, een leeuw enz. te herkennen, en slechts weinige maken de indruk, zoiets als een eenheid te vormen (bijv. Orion, Cassiopeia). In andere culturen draden de sterrenbeelden dan ook geheel andere namen dan de bij ons gebruikelijke, of worden sterren tot andere beelden gecombineerd.
Sterrenbeelden dienden in de grijze Oudheid in de eerste plaats ter oriëntering van zeevaarders en werden verweven met mythen en sagen.Van groot belang waren debeelden die bij de cirkelgangvan de sterrenhemel 's avondsbeurtelings in de stralen van de ondergaande zon verdwijnen, om na enige tijd weer aan de ochtendhemel op te duiken. De hemelstrook aan weerszijden van de schijnbare zonnebaan (ecliptica) de dierenriem of zodiak werd verdeeld in twaalf tekens op gelijke afstanden: Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Steenbok, Waterman, Vissen. De meeste namen waren al in de oude culturen van Mesopotamië in gebruik en werden, al dan niet aangepast, door de Egyptenaren en Grieken overgenomen. De zon doorloopt elk 'beeld' in ongeveer dezelfde tijd als een lunatie (synodische maand, tijd tussen twee nieuwe manen). De populaire astrologie schrijft aan elk 'teken' van de dierenriem een werking toe, die ongeveer overeenkomt met de symboliek van het desbetreffende sterrenbeeld en die het karakter van de onder dit tekengeboren mensen bepaalt of op z'n minst beïnvloedt. De Oudchinese dierenriem kent geheel andere tekens: Rat, Rund, Tijger, Haas, Draak, Slang, Paard, Schaap, Aap, Haan, Hond en Varken, die elk achtereenvolgens een jaar beheersenen die eveneens het karakter van de in dat jaar geboren mensen bepalen. De posities van de tekens stemmen overigens niet meer overeen met die van de gelijknamige sterrenbeelden maar zijn, door de geleidelijke verplaatsing van het lentepunt, in de loop der eeuwen verschoven (men concludeert hieruit dat de plaats van de tekens ca. 2600 jaar geleden werd vastgelegd, op grond van de toenmalige stand van het lentepunt). Een Babylonische tekst uit het jaar 420 v. C. noemde de tekens: Arbeider (Ram), Pleiaden (Stier), Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Aar (Maagd met korenaar in de hand), Weegschaal, Schorpioen, boogschietende Kentaur (Boogschutter), Geitevis (Steenbok), Goela (Waterman) en Twee Staarten (Vissen).
De in het avondland gebruikelijke tekens van de dierenriem worden op verschillende wijzen ingedeeld, bijv. volgens drie 'kruisen' waartoe telkens vier tekens behoren: het 'kardinalekruis' Ram, Kreeft, Weegschaal en Steenbok, geassocieerd met de vier aartsengelen Gabriël, Rafaël, Michaël en Uriël; het 'vaste kruis' Stier, Leeuw, Schorpioen en Waterman, geassocieerd met de archaïsche wachters van de 'vierhoeken der aarde', en in aansluiting daarop met de vier evangelisten: Lucas (stier), Marcus (leeuw), Johannes (adelaar) en Matteüs (mens of engel). Tweelingen, Maagd, Schutter en Vissen vormen tenslotte het 'beweeglijk kruis'.Volgens de 'vier elementen' werden er vier trigonen (drietal dierenriemtekens op 120° van elkaar) onderscheiden: vuur (Ram, Leeuw, Schutter), aarde (Stier, Maagd, Steenbok), lucht (Tweelingen, Weegschaal, Waterman) en water (Kreeft, Schorpioen, Vissen). Al in de Oudheid werd aan elk teken een eigen symboliek toegekend, die overeenkomt met de huidige karakteristieken in de populaire astrologie, zoals de tekst 'Cenatrimalchionis' (gastmaal vanTrimalchio) van Petronius Arbiter (overleden in 66 n. C.) aantoont, waarbij onder meer als principe gold (en nog steeds geldt) 'nomen est omen' (de naam is een voorteken, is veelzeggend), zoals men ook mythologische namen wel etymologisch heeft willen verklaren. Deze symbolische analogieleer zou met name in het hellenistische Alexandrië in de 2e eeuw n.C. geformuleerd zijn en vandaar uit zijn verbreid. De afwijzing van de traditionele sterrencultus, zoals die nog in historische tijd in Harran onderhouden werd, vindt in de islamitische overlevering haar oorsprong in de legende van aartsvader Abraham. Er wordt verhaald hoe deze de eerste vijftien jaren van zijn leven verborgen in een grot doorbracht, verzorgd door de hand van Allah, om te ontsnappen aan koning Nimrod, die voor zijn macht vreesde. Daama liet zijn moeder hem gaan, onder geleide van de engel Djibril (Gabriël), 'Toen Abraham nu de avondster als een eenzaam licht aan de nachtelijke hemel aanschouwde, geloofde hij dat dit het hoogste wezen was en wilde hij het aanbidden; toen verbleektede ster, en Abraham bezwoer, niets te aanbidden dat onderging.
Zo verging het hem ook met de opgaande maan en ook met de zon in de vroege morgen. Telkens had Abraham de neiging, daarin het hoogste te zien en dit te aanbidden. Maar als ze waren ondergegaan, was hij bedroefd, en zo kwam hij tot het inzicht, slechts hem te aanbidden en naast hem niemand te erkennen, die deze lichten geschapen had en in hun baan gebracht' (Beltz 1980). De hemellichten zijn volgens de streng monotheïstische leer slechts symbolen van de Schepper zelf.
Het zoeken naar de diepste grond van de macht wordt in andere vorm in de christelijke legende van Christophorus verwoord.
In de christelijke tijd werd wel een symbolisch verband gelegd tussen de twaalf tekens van de dierenriem ( edelstenen) en de apostelen van Jezus: Ram (Petrus), Stier (Andreas), Tweelingen (Jacobus de meerdere), Kreeft (Johannes), Leeuw(Thomas), Maagd (Jacobus de mindere), Weegschaal (Filippus), Schorpioen (Bartolomeüs), Schutter (Matteüs, Steenbok (Simon), Waterman(Judas Taddeüs), Vissen (Mattias).
De zeven planeten komen symbolisch overeen met de zeven sterren in de Openbaring van Johannes; deze sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, voor wie zijn boodschap is bestemd. De twaalf tekens van de dierenriem verschijnen in de gedaante van de twaalf sterren, die als krans het hoofd van de hemelse vrouw omgeven (Openbaring 12: 1).
Uit de hemel vallende sterren zijn voorboden van de ondergang van de wereld.
De kerstster, die de drie wijzen (magiërs, astrologen) uit het oosten naar Bethlehem leidde, wordt in de kunst vaak als komeet voorgesteld. Sterren komen geregeld als wapenbeeld voor, in de Duitse heraldiek vooral in de vorm van een hexagram, in de Romaans een Engelse meestal vijfpuntig, soms ook achtpuntig.
Sinds 1889 is het wapen van Brazilië getooid met een sterrenbeeld (het Zuiderkruis). Rode sterren zijn bekend van marxistische nationale wapens, witte ondermeer van de 'stars and stripes' van de V. S., waar ze het aantal staten symboliseren. De vijfsterren in het wapen van Singapore symboliseren democratie, vrede, vooruitgang, recht en gelijkheid.
Zie ook: Christophorus; evangelistensymbolen; hexagram; kreeft; leeuw; maagd; planeten; ram; schorpioen; steenbok; stier; tweelingen; vis; weegschaal
stier.
In veel oude culturen een indringend symbool. Paleolithische rotstekeningen in cultische grotten hadden, naast paarden, wilde runderen (wisent, oeros) als voomaamste motief. De oerstier maakte ongetwijfeld indruk als toonbeeld van levenskracht en mannelijkheid, maar zijn symbolische betekenis is ambivalent.
Hoewel kracht en wildheid imponeren, boezemtde botte bruutheid van zijn aanvallen, zoals de mens die ervaart, angst in.
Godsdiensthistorisch is de rol van de stier hoogst belangrijk; deze komt tot uiting in stierenculten, die veelal met de vruchtbaarheid samenhangen. Zijn hoorns, die aan de maansikkel doen denken, zijn al even belangrijk (hier geldt hetzelfde voor de koe). Anderzijds zijn er talloze symbolische riten, die betrekking hebben op het bedwingen van de stier en op het stierenoffer. Kretenzische culten, zoals die vermoedelijk in soortgelijkevorm ook in andere culturen bekend waren, maakten de stier tot object van atletisch artistieke over sprong dansen, waarmee de mens zijn superioriteit wilde aantonen en de animale en grofzinnelijke natuur van het dier overwon. Dit hangt samen met het streven, het rund te temmen en dienstbaar aan de mens te maken. Terwijl ossen als werkdieren gebruikt worden, hebben ongecastreerde stieren vaak een gewijde status (bijv. de Egytpische Apis, die ook gemummificeerd wordt) en worden ze als vruchtbaarheidssymbool vereerd.
Vruchtbaarheid, dood en opstanding worden vaak met de stier geassocieerd, zoals in de laatantieke Mithras cultus. DeKretenzische Minotaurus (mens met stierekop) werd door koning Minos in het labyrint opgesloten en later door Theseus gedood. De stieregevechten in Zuidwest Europa moet men, vellicht niet zozeer als een'sportieve' vertoning zien maarals een geritualiseerde vorm van oude mediterrane stierspelen, die uitlopen op het offeren van deze even gerespecteerde als geduchte vertegenwoordiger van de ongetemde natuurkracht (rood). In de astrologische symboliek van de dierenriem ( sterren) is de Stier het tweede teken van de zodiak; aan degenen die onderdit 'aardteken' geboren zijn, worden eigenschappen als zwaartillend zijn, binding aan grond en bodem, standvastigheid en vitaliteit toegeschreven. Het teken beheerst de periode tussen 21 april en 21 mei en is het 'nachthuis' van Venus, hetgeen een mythologische samenhang doet vermoeden tussen de stiergod en de liefdesgodin. De sterrensagen van de Grieken zien in de hemelse stier de Minotaurus, maar ook het wilderund dat ooit de akkers rond Marathon vemielde en doorTheseus werd gedood. Op de rug van de Stier ligt de sterrenhoop van de Pleiaden, de zevendochters van Atlas, die door de jager Orion ( Schorpioen) achtervolgd werden, waama Artemis ze beschermde door ze eerst in witte duiven en daarna in sterren (het Zevengesternte)te veranderen. Het heldere oog van de Stier is de ster Aldebaran.
Zie ook: hooms; koe; os
storm
wordt in de mythologieen de symboliek meestal duidelijk van het waaien van de windonderscheiden en geldt als gewelddadige uiting van hogerhand of als uiting van de goddelijke wil. De verwoestende kracht van de stormwind, zoals van de Japanse godheid Soesanoo of van Huracàn bij de Maya's van het hoogland (vandaar En. hurricane, orkaan; Sp.huracàn) leidt tot bezweringsriten, maar omdat de storm tevens vaak de nodige regen brengt, hebben zijn personificaties een ambivalent karakter (zoals de Babylonische regenen stormgod Adad, Syrisch Hadad, die ook 'heer van de overvloed' heet, omdat hij ook voor de vruchtbaarheid van het landzorgt). Stormgoden zijn vaak tevens bliksem en donder goden. De Oudindische Maroets, onweers en stormgeesten, begeleiders van de god Indra, slaan met hun strijdbijlen de wolken stuk, om de regen eruit te laten stromen. In de Germaanse mythologie wordt de stormwind vaak geassocieerd met 'Wodans jacht' of de 'Wilde Jacht', een geestenjacht die zich met luid geraas door de lucht bewoog. Om de windgeesten te kalmeren, strooide men wel meel en broodkruimels in de lucht ('windvoeren', als satansdienst veroordeeld).
Zie ook: bliksem; donder; wind
struisvogel
(Struthio camelus), een vogel die in de Oudheid niet altijd duidelijk gedetermineerd was. In Griekenland had hij oorspronkelijk dezelfde naam als de mus (strothos); later werder ter onderscheid 'megas'(groot), of'katagaios' (onderaards, op de grond) aan toegevoegd, en kreeg hij ook de naam 'strothokamelos' (kameelstruis), op grond van zijn grootte en zijn anatomie.
Het dier is sinds de 5e eeuw v.C. inde landen rond de Middellandse Zee bekend en kwam destijds nog in Noord Afrika voor, getuige zijn afbeelding op rotstekeningen uit de prehistorie en de vroegste geschiedenis.
Aristoteles beschouwde hem als een mengvorm van vogel en landzoogdier. De veer als symbool van de Egyptische godin Maét was waarschijnlijk een struisveer. De vroegchristelijke tekst 'Physiologus' (2e eeuw) roemt de 'mooie, bonte, glanzende'veren en zegt van de struis : deze 'vliegt vlak boven de grond ...Alles wat hij vindt, dient hem als voedsel. En wanneer hij bij de smid komt, eet hij het gloeiende ijzer op en scheidt het meteen weer, nog evengloeiend, via de darm uit. Dat ijzer wordt echter door de vertering lichter en gelouterd, zoals ik op Khios met eigen ogen gezien heb
(1). De struis legt eierenen broedt deze niet zoals gebruikelijk uit, maar gaat ertegenover zitten en kijkt ze scherp met de ogen aan; ze worden door zijn ogen verwarmd en daardoor kunnen de jongen eruit kruipen ... Daarom wordende eieren in de kerk als voorbeeld voor ons opgehangen: alswij daar gezamenlijk in gebed staan, moeten wij het oog opGod gericht hebben, omdat hijonze zonden weggenomen heeft.' Een zeer sterke maag wordt nog wel een struisvogelmaag genoemd. Een andere voorstelling, volgens welke de warmte van de zon de struiseieren uitbroedt, diende als gelijkenis van de opwekking van Jezus uit het graf, en het vermeende uit het ei kruipen zonder toedoen van de ouders als zinnebeeld van het maagdelijke moederschap van Maria. Het verhaal dat de struisvogel bij gevaar de kop in het zand steekt om niet gezien te worden (vandaar ook 'struisvogelpolitiek'), in plaats van te vluchten, maakte het dier tot symbool van de 'synagoge' (de Israëlitische kerk) en van de traagheid. Omdat deze loopvogel niet kan vliegen, wordt hij in middeleeuwse dierenboeken (bestiaria), net als de zwaan, wel als symbool van de huichelarij voorgesteld.
Hoewel hij vaak zijn vleugels uitspreidt, weet hij zich niet van de grond te verheffen 'precies zoals de huichelaars, die zich wel heilig voordoen, maar het in feite nooit zijn ... Zo wordt de huichelaar door de zware last van zijn aardse goederen en zorgen belet, zich tot hemelse zaken teverheffen' (Unterkircher), in tegenstelling tot valken en reigers, wier lichaam lichter en minder aardgebonden is. Ook in de wapenkunst speelt de struisvogel een rol, bijv. (samen met een hoefijzer) in het wapen van de stad Leoben (Stiermarken, Oostenrijk), als verwijzing naar de sterke maag van de struis en de plaatselijke ijzer industrie.
Zie ook: vogel
Sulphur en Mercurius
(sulfer enmercuur), letterlijk zwavel en kwik vormen in de alchemistische symboliek een dualiteit van twee oeressenties of 'elementen', waaruit alle materie bestaat, namelijk een 'brandend'en een 'vluchtig' bestanddeel, in uiteenlopende graad van zuiverheid en mengverhouding. Voorzover het streven naar het vervaardigen van goud letterlijk werd opgevat, moesten de tweeelementen gezuiverd worden en moest het gehalte aan 'geestrijk' mercuur verhoogd worden.
Door Paracelsus (1493-l54l) of de alchemist BasiliusValentinus, over wie historische gegevens ontbreken, werd als derde 'filosofisch' element'sal'(letterlijk: zout) toegevoegd,dat de 'tastbaarheid' vertegenwoordigde: als hout verbrandt, komt de vlam uit sulfer voort, gaat mercuur in rook op en blijft sal als as over.
Deze pseudoelementenleer doet denken aan die van de kemfysica, volgens welke de materie grotendeels uit protonen, elektronenen neutronen bestaat. Pas in de nieuwe tijd werd deze leer verlaten, toen aangetoond werd dat het echte element zwavel in zuivere metalen niet voorkomt.
Zie ook: alchemistische symbolen; caduceus
swastika
(hakenkruis), een bijzondere vorm van het kruis, vooral bekend geworden door het nationaal socialisme, dat het ten onrechte als specifiek Indogermaans of Germaans ('Arisch') symbool voorstelde. De swastika duikt in veel culturen van de Oude en de Nieuwe Wereld op en kan beschouwd worden als een variant van het assenkruis in een cirkel. De vier aan het eind in een zelfde richting omgebogen armen van het kruis geven een bewegingsrichting in de zin van een cirkel aan ('dynamisering'). Daarmee suggereert het teken bijvoorbeeld het cyclisch terugkeren van de jaargetijden van het zonnejaar. Het komt in linksdraaiende en rechtsdraaiende vorm voor, is al rond 2000 v.C. in de Mohendsjo Darocultuur (Indus beschaving) bekend en is in het oude China als 'want-soe' een symbool van de oriëntering naar de vier hemelstreken. Sinds ca. 700 n.C. neemt het daar ook de betekenis van het getal tienduizend ('oneindigheid') aan. In het Indische boeddhisme geldt het als 'zegel op het hart van Boeddha', en ook in Tibet is het een heilig en gelukbrengend symbool. In het Indische jaïnisme vertegenwoordigen de vier armen de levensruimten van de godenwereld, de mensenwereld, de dierenwereld en de onderwereld. In het mediterrane gebied werden de haken ook wel opgerold of meanderachtig gebroken weer gegeven. Als verviervoudiging van de Griekse letter gamma (r) werd het teken ook wel als 'crux gammata' (gammakruis) aangeduid.
Bij de Noordgermanen werd ook de donderhamer van Thor (Mjüllnir) als amuletsymbool als hakenkruis afgebeeld. In de precolumbiaanse Amerikaanse culturen wordt de swastika minder vaak aangetroffen. Van 1935 tot 1945 was het hakenkruis onder de rijksadelaar het symbool van het Derde Rijken van het 'germanendom'. Laat antieke gnostische sekten voerden een soort swastika van bij de knieën gebogen benen als geheim symbool, vergelijkbaar met de triscele.
Zie ook: kruis; runen; triscele