Maçonnieke encyclopedie-M.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


M MICHURIN, IVAN VLADIMIROVITSJ (I854-I935)
MILITIA-BEWEGING
MIRIN DAJO
MISSING LINK
MISTPOFFERS
MITOGENETISCHE STRALING
MOEHEIDSSYNDROOM, CHRONISCH
MOENS, HERMAN MARIE BERNELOT (I875-1938)
MOERMAN, CORNELIS (1893-1988)
MOKELE MBEMBE
MONTGOMERY, RUTH (191Z)
MORFOGENETISCHE VELDEN
MORIA, STICHTING
MORTON, SAMUEL G. (1799-1851)
MOSS, HENRY
MU
MULLER, MAX (1823-1900)
MUMMIA
MURPHEY, BRIDEY
MUTUAL UFO NETWORK (MUFON)
MYERS, FREDERICK W.H. (1843-1901)








Michurin, Ivan Vladimirovitsj (I854-I935)
Russische fruitteler die een methode meende ontdekt te hebben om snel nieuwe rassen te ontwikkelen. Michurin geldt als een voorloper van de bekende 'vemieuwer' van de sovjetlandbouw, Trofim *Lysenko.
Michurin erfde een marginaal producerende fruitboomgaard van zijn vader, en probeerde daar, aanvankelijk vooral in zijn vrije tijd, toch iets van te maken. Hij wilde nieuwe rassen kweken die beter bestand waren tegen het klimaat in Centraal Rusland, en experimenteerde daartoe met hybriden (gemengde rassen). In het geval van fruitbomen is dat een hoogst onzekere methode, omdat de meeste commerciële rassen in wezen al zeer complexe samenstellingen zijn, en de uitkomsten van kruisingen daardoor onzeker. Daarbij kwam dat hij geen jaren wilde wachten om het resultaat te kunnen zien, maar zijn kweekproducten al in een zeer vroeg stadium, op basis van zijn intuïtie, selecteerde.
Michurin ontwikkelde een curieuze techniek om twee rassen op hun aanstaande kruising voor te bereiden : hij entte een takje van de een op de stam van de ander (dat was 'vegetatieve versmelting') en als daarna kruisbestuiving onverhoopt niet mocht lukken, mengde hij het stuifmeel van het andere ras met wat 'eigen' stuifmeel. Dat moest de ontvanger als het ware aansporen het vreemde stuifmeel te accepteren. (In wezen zorgde hij er zo voor dat zelfbestuiving zo alsnog een kans kreeg).
Michurin was allesbehalve een theoretisch geneticus. Hij zwoer bij allerlei folkloristische tradities en hij hield zijn critici voor dat hun pogingen om erfelijkheid mathematisch te beschrijven op niets uit zouden lopen. Volgens hem zat er geen enkele regelmaat in dergelijke processen. In zijn geschriften is het allemaal een zaak van ongrijpbare, bijna bovennatuurlijke processen.
Ten tijde van de tsaren deed Michurin al vele pogingen zijn 'proeistation' oificieel erkend en gefinancierd te krijgen als nationaal proeistation, waarbij hij in toenemende mate opschepte over zijn prestaties en de vermeende buitenlandse belangstelling voor zijn werk. Die erkenning heeft hij echter nooit gekregen. Ná de communistische revolutie van I9I7 had hij meer succes. De nieuwe revolutionaire regering toonde belangstelling voor zijn werk, en de doorbraak kwam in I923, na de eerste Al-Russische landbouwtentoonstelling. Michurin was toen zélf niet of nauwelijks aan bod gekomen, maar kort daama verscheen in de krant Izvestia een artikel waarin hij uitgebreid werd geprezen als een revolutionaire vernieuwer van de fruitteelt (een vernieuwer die naar de vs dreigde te vertrekken omdat men daar veel meer waardering voor hem zou hebben). Vanaf dat moment genoot hij de warme steun van de sovjetregering. Zijn staf werd uitgebreid om ook voor andere landstreken veelbelovende rassen te kunnen ontwikkelen.
Medewerkers ontdekten echter al snel dat Michurin uitsluitend geïnteresseerd was in hem welgevallige resultaten, hetgeen tot de nodige conflicten leidde.
Ondanks de steun in de pers en van de sovjetregering bleef de wetenschappelijke wereld hem negeren. Zijn proeistation bleef ook ondergeschikt aan het instituut voor plantenproductie in Leningrad. Dat veranderde in I931. In die jaren ging de Communistische Partij, zwaar teleurgesteld in de resultaten van de enige jaren daarvoor doorgezette collectivisatie van de landbouw, zich in sterke mate bemoeien met wetenschappelijke discussies. Een onderzoeksteam constateerde dat Michurin veel te weinig steun genoot. Zijn positie groeide daama aanzienlijk. Zijn instituut kreeg een onafhankelijke status en cordineerde het onderzoek in de fruitteelt in een groot deel van de ussr. Vanaf dat moment werd hij ook alom geprezen als een geniale revolutionair. Een week voor zijn dood werd hij benoemd tot erelid van de Academie van Wetenschappen.
Alhoewel zijn ideeën spoedig weer in de vergetelheid raakten, werd Michurin daama nog vele decennia beschouwd als een voorbeeld van de revolutionaire wetenschapper. Lysenko zou hem steeds weer naar voren schuiven als zijn grote voorloper en een martelaar in de strijd tegen de reactionaire wetenschap. Pas na de val van Lysenko, begin jaren '60, was het ook met de reputatie van Michurin gedaan.
Bron; Joravsky, D., The Lysenko affair. Chicago,1986.
Militia-beweging
Los georganiseerde paramilitaire beweging in de vs. De militia-beweging ontstond begin jaren '90 uit een bonte verzameling rechts-extreme (al dan niet neonazi-) groepjes, die met elkaar in contact traden door middel van radiozenders maar tegenwoordig ook veel modeme communicatiemiddelen gebruiken zoals fax en Intemet. De militia-ideologie wordt gekenmerkt door een radicaal en gewelddadig afwijzen van alles wat met de federale overheid te maken heeft.
Deze zou onderdeel uitmaken van de *Grote Samenzwering geleid door duistere, duivelse krachten. Andere betrokkenen bij deze vermeende samenzwering zijn het internationale bankwezen (dat lijkt op de ouderwetse beschuldiging aan het adres van 'joodse bankiers', maar antisemitisme komt in de militia-beweging niet echt veel voor) en de VN. Doel van deze samenzwering is het onderdrukken en uitroeien van de mensheid, en de voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang.
Iedere wetgeving gericht op het terugdringen van persoonlijk wapenbezit is bijvoorbeeld een teken aan de wand, en de militiagroepjes houden elkaar ook op de hoogte van de laatste 'geheimzinnige troepenbewegingen' en de mysterieuze vluchten van 'zwarte helikopters'. De militia-beweging verzamelt en verstopt wapens en munitie om zich, als het zover komt, te kunnen verdedigen. Dat neemt niet weg dat het regelmatig tot een treffen komt met agenten van de FBI. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie is tot nog toe slechts zeer terughoudend opgetreden tegen de militia-groepjes, waarschijnlijk om een escalatie van geweld te voorkomen. Maar wellicht was het deze tolerantie die de militia-beweging stimuleerde tot haar meest beruchte gewelddaad, de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Builing in Oklahoma City, op 19 april I995, waarbij meer dan I50 doden vielen.
Net zoals de militia-beweging geen strakke organisatie kent, zo is ook de ideologie van de beweging niet strak gedefinieerd. De rabiate haat tegenover de federale overheid lijkt afkomstig van de Posse Comitatus, een gewelddadige beweging die rond I980 veel aandacht trok. De militia-versie van de Grote Samenzwering lijkt geïnspireerd op de ideeën van Lyndon *LaRouche.
Opmerkelijk is dat een groot deel der militia zich gaarne presenteert als godvrezende christenen, en de samenzwering waartegen zij strijdt beschouwt als een complot van de duivel. Deze opvatting is ontstaan door de nauwe contacten met de rechts-extreme *Christian Identitity. Een opmerkelijke militiaideoloog, die de Grote Samenzwering en duivel heefti weten te combineren met *ufo's, is radiopresentator en auteur William *Cooper.
Bron; Stem, K., A force upon the plain. New York, 1996.
Mirin Dajo
(eigenlijk : Amold Henskens) Nederlandse fakir die tussen I940 en I960 volle zalen trok met zijn demonstraties waarbij hij degens inslikte en zijn eigen lichaam met messen en ijzeren pinnen doorboorde.
Mirin Dajo doorstak zijn buik en ledematen met allerlei naalden, zwaarden en messen, en leek daar nauwelijks last van te hebben. De Utrechtse hoogleraar parapsychologie Wilhelm *Tenhaeff kwam tot de conclusie dat Mirin Dajo gebruikmaakte van een 'intrasomatisch *psychokinetisch proces', dus dat hij met geestkracht dingen in zijn lijf kon laten bewegen. De Belgische medicus Albert *Bessemans ging het 'raadsel' experimenteel te lijf, en bewees dat er aan deze demonstraties niks paranormaals te beleven was. Zijn muizen en konijnen lieten zich zonder al te veel problemen op dezelide 'gruwelijke' wijze doorboren. Ze werden wel wat suf van al die pinnen door hun lichaam, maar eenmaal van de ijzerwaar verlost waren ze spoedig weer de oude. De inwendige organen gingen kennelijk ofwel opzij, of ze konden zonder veel moeite doorboord worden. Mirin Dajo stieri aan de gevolgen van een infectie aan interne verwondingen die hij had opgelopen door een 35 centimeter lange dolk nét iets te ruw in te slikken.
Missing link
(Engels : ontbrekende schakel) Het van de aardbodem verdwenen evolutionaire stadium tussen mens en aap. In de eerste decennia na de publicatie van de evolutietheorie van Charles *Darwin gingen vele onderzoekers op zoek naar dit bewijs voor diens stelling dat de mens af zou stammen van de apen. Er waren vier mogelijkheden :
. De missing iink was uitgestorven en men diende dus te gaan zoeken naar zijn resten. (De beroemdste vondst in dit verband is waarschijnlijk die van de *Piltdown-schedel.) . De missing link leefde nog ergens op aarde (aanhangers van deze hypothese wijzen graag op de voortdurende geruchten over de *yeti en de *Bigioot).
. De missing lïnk bestond niet meer, maar kon opnieuw worden geschapen door een mens (bij voorkeur de 'primitieve' neger) te kruisen met een aap (het voorstel van Herman *Moens).
. De missing link was herkenbaar in de trekken van idioten en verstandelijk gehandicapten.
Dit was een idee van de Duitse arts en bioloog Carl *Vogt (I8I7-I89S), die ook de aandacht trok met zijn opvatting dat de breinen van zwarten duidelijk primitiever zijn dan die van blanken, omdat ze lijken op de hersenen van vrouwen en kinderen.
Het idee geldt tegenwoordig als achterhaald. In de loop van de tijd werd het naar de achtergrond gedrongen door vondsten als de Pithecantropus erectus in I89I en van de resten van de Australopithecus africanus in I924. Uit deze en andere vondsten bleek dat de geschiedenis van het ontstaan van de mens veel gecompliceerder was dan de simpele gang van aap naar missing link naar mens. Modeme biologen wijzen het idee dat er een missing link heeft bestaan dan ook van de hand. In de lange weg die zowel leidde tot het ontstaan van de moderne mensapen als van de mens, is er geen soort aan te wijzen die als een dergelijk tussenstadium kan worden opgevat.
Mistpoffers
Een van de vele benamingen voor de krachtige, doffe knallen die soms langs Europese en andere kusten worden gehoord. De poffers zijn te horen tijdens rustig warm weer, overdag of tegen de avond, en soms bij mist, zoals de naam aangeeft. In andere streken zijn er andere namen. Een serie meldingen van knallen rond de monding van de Ganges, eind I9de eeuw, kreeg bijvoorbeeld de aanduiding'de kanonnen van Barisal' mee. Eenzelfde fenomeen doet zich overigens voor langs de oevers van grote meren.
Soms is het mogelijk de oorzaak van dergelijke knallen op te sporen. Het gaat dan om vliegtuigen die de geluidsbarrière doorbreken, ontploflingen op grote afstanden of militaire activiteiten. In veel gevallen is en blijft de 'pofier' echter een raadsel.
Mogelijk is er sprake van een nog onbekend meteorologisch verschijnsel. Ook langs de Nederlandse kust worden zo nu en dan onverklaarbare knallen gehoord. Een bekend recent geval was de *Friese knal om halfelf's avonds op 19 augustus I992, die misschien door een ultrasoon vliegtuig werd veroorzaakt, maar misschien ook wel door een meteoor (*meteorieten).
Bron; Corliss, W., Handbook of unusual natural phenomena. New York, I983
Mitogenetische straling
Uiterst zwakke ultraviolette straling die door alle levende wezens zou worden uitgestraald. Deze werd ontdekt door de sovjetbioloog Alexandr Gavrilowitsj Gurwitsj (1874-I954). Volgens Gurwitsj werd het proces van celdeling (mitogenese) in gang gezet door deze straling.
Hij had dit in I923 ontdekt doordat wortels van uienplanten die dicht bij elkaar groeiden elkaars ontwikkeling beïnvloedden, en dat die invloed werd tegengehouden door glas, maar niet door kwarts. De straling zelf werd niet waargenomen.
Aanvankelijk kreeg Gurwitsj veel bijval en leek het alsof vrijwel al het levende materiaal deze straling uitzond. Gaandeweg waren er steeds minder onderzoekers die zijn resultaten konden dupliceren, terwijl Gurwitsj in samenwerking met onder anderen zijn vrouw en dochter zijn theorie steeds verder uitbouwde tot een universele theorie van biologische velden die een directe voorloper is van Sheldrakes theorie van *morfogenetische velden.
De ontwikkeling van de theorie van Gurwitsj is door Irving *Langmuir genoemd als voorbeeld van pathologische wetenschap. Langmuirs bewering dat dit soort wetenschap geleidelijk wegsterft, klopt hier dus niet. Bovendien is het idee van Gurwitsj opgepikt door F.-A. *Popp. Het dient thans als verklaring voor allerhande subtiele invloeden.
Moeheidssyndroom, chronisch
Mysterieuze ziekte die gekenmerkt wordt door chronische moeheid, spierpijnen, lusteloosheid, et cetera. Dergelijke klachten zijn al heel oud en zijn in de medische literatuur ook al op vele verschillende manieren benoemd (bijvoorbeeld *neurasthenie), maar een duidelijke oorzaak is er nooit gevonden. De bewust neutraal gehouden term 'chronische moeheid' werd in 1988 geïntroduceerd. Aangezien de klachten aanvankelijk vooral gemeld werden door (tot dan toe) jonge, actieve mensen, ontstond echter ook al spoedig de (door de slachtoffers verafschuwde) aanduiding 'yuppie-griep'.
Lijders aan chronische moeheid spreken bij voorkeur van Myalgische Encephalomyelitis (ME), hetgeen zoveel betekent als 'ontsteking in het centrale zenuwstelsel gepaard gaande met spierpijn'. Die omschrijving veronderstelt dat chronische moeheid een duidelijke fysiologische oorzaak heeft (en geen psychologische, zoals de term 'chronische moeheid' suggereert), maar zo ver zijn de deskundigen nog lang niet. Chronische moeheid mag zich inmiddels wel in een stijgende belangstelling verheugen. Gezien de vage kenmerken en het gebrek aan een duidelijke test is het echter moeilijk vast te stellen wie nu mag zeggen dat hij iets mankeert, en wie niet. In Nederland zijn in ieder geval vele duizenden ervan overtuigd dat ze deze kwaal onder de leden hebben.
Onderzoek naar medische oorzaken van chronische moeheid heefi nog niets opgeleverd. Er lijkt geen sprake van 'vergifiiging' (door chemische stoffen uit het milieu), of een verstoring van het immuunsysteem (zoals door de patiënten veelal wordt gedacht), en ook virusinfecties (of de naweeën daarvan) lijken niet verantwoordelijk.
Voor de lijders aan ME, en de ME-stichting uiteraard, is deze situatie onverteerbaar. Zij blijven erop hameren dat er een medische oorzaak bestaat en dat deze gevonden dient te worden. Psychologisch onderzoek wordt door hen als bedreigend ervaren. Gezien de opmerkelijke groei van het aantal patiënten lijkt een sociale verklaring voor chronische moeheid evenzeer op haar plaats. Lijders aan ME vaÌlen vaak in handen van beoefenaars van *altematieve geneeskunde, die de diagnose *hypoglycaemie oi candidiasis stellen ; ook de *klinische ecologen weten wel raad met deze klacht.
Bron; Swanink, C.M.A., Chronic fatigue syndrome: clinical micro biological and immunological aspects. Nijmegen, 1996 (proefschrift).
Moens, Herman Marie Bernelot (I875-1938)
Nederlands bioloog. Moens behoort met Herman *Wirth tot de meest originele Nederlandse pseudowetenschappers. Opgeleid als houtvester raakte hij al spoedig in de ban van het vraagstuk van de afstamming van de mens en de * missing lïnk tussen mens en aap, en hij bedacht dat deze tussenvorm gevonden zou kunnen worden door een mens en een aap te kruisen. Hij achtte het mogelijk en ethisch aanvaardbaar dit te bereiken door vrouwelijke mensapen te insemineren met het sperma van negers. In I905 schreef hij een brief van deze strekking aan de beroemde Duitse bioloog Ernst *Haeckel, die het allemaal zeer interessant vond en hem enige tips gaf maar uiteindelijk weigerde zijn naam aan het project te verbinden.
Moens' eerste zorg was het vinden van geldschieters die zijn verblijf in de tropen en het verzamelen van apen moesten bekostigen. Hiertoe benaderde hij in I907 koningin Wilhelmina. Zijn verzoek (waarin overigens slechts sprake is van 'fysiologische experimenten') belandde bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, waar men er weinig heil in zag. Het werd dan ook oflicieel afgewezen, maar desondanks verleende Wilhelmina (en haar moeder Emma, en gemaal prins Hendrik) wel degelijk een aanzienlijke subsidie voor de ondememing. Waarom is niet bekend. Wellicht was men onder de indruk van een 'zijlijn' in zijn voorstel, waarin sprake was van onderzoek naar syfilis. Hendrik leed aan deze geslachtsziekte en werd om die reden verantwoordelijk geacht voor de vele miskramen van de koningin. De koning-moeder droeg wellicht wat bij uit schuldgevoel. Zij had aangedrongen op dit niet bepaald eugenetische huwelijk (*eugenetica).
Moens publiceerde zijn voorstel een jaar later in een brochure getiteld Waarheid Proefondervindelijke onderzoekingen omtrent de afstamming van den mensch (I908). De publicatie veroorzaakte een storm van protest (waar Moens in I909 weer op inging in de brochure Aan hen, die willen denken), maar geld kwam er niet op tafel.
In I9I4 vertrok Moens, inmiddels danig aan lager wal geraakt, naar de vs. Na enige omzwervingen kwam hij in dienst van de Roxana-olie-maatschappij, een dochter van de Nederlandse Koninklijke Olie. Moens moest in het geheim geologisch veldonderzoek verrichten, en zijn antropologische interessen fungeerden hierbij als dekrnantel. Hij leek toen vooral geïnteresseerd in 'mensentypen' en de gevolgen van rassenvermenging. In tegenstelling tot wat velen in die tijd van de daken schreeuwden beschouwde hij die vermenging niet als ongewenst of zelfs gevaarlijk.
Integendeel, hij was ervan overtuigd dat op die manier een nieuwe *supermens zou ontstaan.
Om de effecten van de rassenvermenging te bestuderen verzamelde hij foto's van (volgens hem) 'zuivere typen' en van 'mengvormen' - bij voorkeur jonge dames. Hij reisde hiertoe scholen af en maakt daarbij (om de schoolhoofden over te halen mee te werken) gebruik van indrukwekkende aanbevelingsbrieven. 'Was dat nog niet verdacht genoeg, in zijn omgeving gonsde het inmiddels van de geruchten dat hij een Duitse spion zou zijn, belust op het opwekken van rassenrellen. Lang kon het dus niet goed gaan. Het Bureau of Investigation (voorloper van de FBI ) ging hem in de gaten houden en greep in de zomer van I9I8 in. Inspecteurs ondervroegen een meisje dat regelmatig bij Moens op bezoek kwam, en met hem naar bed ging. Bij een inval werden al zijn 'obscene' foto's in beslag genomen. Het was de bedoeling op die manier tijd te winnen om zijn spionageactiviteiten te ontrafelen, maar daarvoor werd uiteindelijk geen flinter bewijs gevonden en het proces draaide uiteindelijk uitsluitend om de wetenschappelijke dan wel pornografische waarde van de ioto's. De wetenschappelijke waarde werd verdedigd door (nota bene) de racist Robert Schuieldt, maar een andere getuige-deskundige, de beroemde antropoloog Ales Hrdlicka (1869-I943) veegde ze als waardeloos en vunzig van tafel. Moens werd veroordeeld, hij tekende beroep aan, en dat ging zo enige jaren verder. Pas in I923 werd de zaak definitief geseponeerd.
Het jaar daarvoor had Moens nog Towards perfect man gepubliceerd, een bundeling van reeds verschenen artikelen waarin uiteraard weer een pleidooi werd gehouden voor rassenvermenging.
Opvallender was een hoofdstukje over zijn deelname aan jury's tijdens schoonheidswedstrijden.
Moens had daar verscheidene malen in gezeten en sprak de hoop uit dat hij de deelnemers aan dergelijke wedstrijden ooit werkelijk wetenschappelijk (dat wil zeggen : naakt) zou kunnen beoordelen.
Het proces tegen Moens trok in de vs grote belangstelling. Na afloop werd het echter stil.
Moens publiceerde nog wat, maar vertrok in I926 naar Frankrijk en waarschijnlijk in I930 naar de internationale zone van Tanger. In I928 verscheen nog een artikel van zijn hand in de Review of nations, weer een oproep om discriminatie achter ons te laten en een nieuwe mens te maken door het beste van alle rassen te combineren. In I93I sprak hij nog op het 15de intemationale antropologische congres, waar hij een voorstel deed de mensheid niet op basis van fysieke maar op grond van zijn uniek-menselijke, geestelijke eigenschappen in te delen.
Vier jaar later publiceerde L'lnstitut supranational d'Anthropologie (vestigingsplaats : Tanger) een pamflet van ene A.F. de Zayas Kraczewska, getiteld S.N Supra Nation. H.M. Bernelot Moens. L illustre citoyen du monde. Son oeure, portrait, et autographe. Het is een korte biografische schets van Moens, aangevuld met een lijst van publicaties en interviews en lange citaten daaruit. Volgens De Zayas Kraczewska (ze bestond echt) werden er in Tanger regelmatig grote congressen gehouden en zou het 'instituut' ook een tijdschrift uitgeven, getiteld Supra Nation.
Hierover is verder niets bekend. Het pamflet is het laatste levensteken van deze bijzondere Nederlander. Moens stieri in I9j8 in een ziekenhuis te Casablanca.
Moerman, Cornelis (1893-1988)
Nederlands alternatief arts, vooral bekend vanwege zijn 'Moermandieet' (*dieet) dat zou helpen tegen kanker. Moerman werd na zijn studie te Leiden huisarts te Vlaardingen. Hij experimenteerde met duiven, en kwam tot de conclusie dat bij deze dieren geen kanker voorkwam, ook niet nadat hij ze met kankercellen had ingespoten. Elders las hij dat Franse wijnbouwers bijzonder weinig last hadden van kanker, en zo kwam hij tot zijn 'Moermandieet', gebaseerd op de aanwezigheid van acht volgens hem uiterst belangrijke stoffen :
jodium, zwavel, ijzer, citroenzuur, gist en de vitamines A, C en E. Een ander onderdeel van zijn redenering was dat gedurende de Duitse bezetting in de periode I940-I945 de mensen steeds gezonder gingen eten (geen wittebrood, margarine, suiker, vlees) en dat daardoor de kankersterfte zo tegen I945 in Den Haag een dieptepunt bereikte. Dat mensen misschien wel door gewone ondervoeding aan iets anders doodgingen nam hij niet in overweging. Moerman ontwikkelde ook een geheel eigen methode om vast te stellen of iemand gevaar liep kanker te krijgen of al te hebben. Hij lette daarbij niet alleen op vermagering, verminderde eetlust en kanker in de familie (waar nog iets voor te zeggen is), maar ook op eeltvorming op de voetzolen, brokkelige nagels, dof haar, oedeem, bloedend tandvlees, onfrisse adem, trek in zuur voedsel, blauwe plekken, en de symptomen van wat tegenwoordig wel het chronisch *moeheidssyndroom heet. Wie veel van zulke 'symptomen' had, verkeerde volgens hem al in het precancereuze stadium. Ook in dit stadium kon het dieet goede diensten bewijzen.
Geheel in de lijn van andere vormen van *altematieve geneeskunde worden tal van andere narigheden (angina pectoris, astmatische bronchitis, depressiviteit, eczeem, hoge bloeddruk, kinderloosheid, maagzweer, migraine, multiple sclerose, open been, oogaandoeningen, pijn, reuma, schizoirenie, verstopping) met dit dieet behandeld. Ook worden de gebruikelijke lamentaties aangeheven dat de goeroe een miskend genie zou zijn, ditmaal een tweede *Semmelweis.
Naar eigen zeggen genas Moerman in I940 zijn eerste patiënt, en in de jaren daama ontstond een ruime schare toegewijde volgelingen. De medische wereld was echter minder onder de indruk. Achtereenvolgende onderzoeken op basis van patiëntengegevens (door de commissie van C.H. Delprat in I956 en de commissie van R. Drion, begin jaren '70) kwamen tot de conclusie dat er geen reden was om in de effectiviteit van deze therapie te geloven. Het rapport-Delprat merkte ook op dat duiven en Franse wijnboeren wel degelijk kanker krijgen. Een rapport van een commissie van drie (waaronder twee Moermanartsen) gepubliceerd in november I99I was qua toonzetting positiever, maar qua resultaat even bedroevend. Zo moeten naar schatting I00 000 patiënten dit dieet geprobeerd hebben, waarvan er 384 gemeend hebben erdoor genezen te zijn. Het rapport liet hier 2I gevallen van over, op soms dubieuze gronden (zo is bijvoorbeeld niet in alle gevallen zeker dat de diagnose 'kanker' wel klopte). Al met al houdt dit in dat het aantal genezingen bij het Moermandieet niet duidelijk groter is dan het te verwachten aantal spontane genezingen - hoewel schattingen wat dat betreft nogal uiteenlopen. In elk geval bleef onbelicht hoeveel van die I00 000 patiënten door hun vertrouwen in het dieet een effectieve therapie zijn misgelopen. Sinds dit laatste onderzoek lijkt de ooit zo verontwaardigde en triomfantelijke toon van de Moermanartsen en van zijn 'geredde' patiënten enigszins getemperd.
Een voorbeeld - anekdotisch uiteraard - van hoe men ten onrechte een optimistisch beeld van de eigen methode kan krijgen, is dat van de Moermanarts die uit het wegblijven van een patiënt had geconcludeerd dat deze genezen was, terwijl deze in werkelijkheid was overleden.
Moerman hield er niet alleen curieuze medische ideeën op na. Zo publiceerde hij in I956 het boek De Wedergeboorte van het Christendom, waarin hij waarschuwde voor de *joodse grote samenzwering.
Mokele mbembe
(in de Lingala-taal : 'Hij die de loop der rivieren stopt') Vermeend dinosaurusachtig wezen dat zich op zou houden in de Centraal-Airikaanse oerwouden. In Afrika bestaan veel verhalen over (en aanduidingen voor) monsterachtige wezens, maar de mokele mbembe is er op de een of andere manier in geslaagd de aandacht te trekken van de *cryptozoölogie. In de jaren '70 kwam het tot de eerste expedities speciaal gericht op het vinden van het monster, onder leiding van James Powell jr. Hij ging op zoek in Gabon. In I980 ging cryptozoöloog Roy Mackal op zoek naar het monster in het noorden van Za'ire, en dan vooral in en om de Telerivier. Hij verzamelde veel getuigenverklaringen, maar zag zelf niets. Een tweede expeditie een jaar later leverde weer verhalen en wat mogelijke sporen op - en verder niets.
In diezelfde tijd arriveerde de Amerikaan Herman Regusters bij de Tele-rivier, en hij beweerde het monster gezien te hebben. Hetzelfde vertelde de Zaïrese bioloog Marcellin Agnagna, die in I983 het meer bezocht en de mokele mbembe twintig minuten lang zou hebben geobserveerd (maar helaas geen foto's of films kon laten zien). Latere expedities hadden echter geen succes. Het enige opmerkelijke resultaat van'operation Congo' in de zomer van 1986 was dat de expeditieleden het erover eens waren dat Agnagna, die als gids fungeerde, volstrekt onbetrouwbaar was.
Kortom, er wordt gezocht maar tot nog toe is er niets gevonden. Het is niet uitgesloten dat zich in de bossen van Centraal-Mrika een groot beest schuilhoudt, maar dat het hierbij gaat (zoals vele cryptozoölogen vermoeden) om een nog levende vertegenwoordiger van de 65 miljoen jaar geleden uitgestorven dinosauriërs, is erg onwaarschijnlijk.
Voorlopig moeten we nog steeds wachten op het eerste stukje bewijs dat het legendarische monster überhaupt bestaat.
Bron; Clark, J., Encyciopedia ofstrange and unexplained physical phenomena. Detroit, I993.
Montgomery, Ruth (1912)
Amerikaans *channeling medium. Montgomery was journalist en maakte halverwege de jaren '50 kennis met het ouderwetse *spiritisme. In I958 ontmoette ze *medium Arthur *Ford, die haar tot zijn dood in I97I bij zou staan. Montgomery gebruikte aanvankelijk het *ouijabord maar schakelde rond I960 over op *automatisch schrift. Hierbij kwam een *geleidegeest door, 'Lily', die (zoals dat hoort) voor haar de contacten met de geestenwereld zou organiseren. (Na de dood van Ford zou diens 'geest' dezelfde functie gaan vervullen.) Montgomery geloofde dat zij en Ford elkaar al vele malen eerder waren tegengekomen, in plaatsen als *Atlantis, Tibet, het oude Griekenland, in Palestina (uiteraard ten tijde van Jezus) en nog veel meer. Ze schreef ook boeken. Een van haar bekendste werken is A gift of prophecy (I965), over helderziende Jeane *Dixon (die aan dit volstrekt kritiekloze werk haar wereldfaam heeft te danken).
Daamaast schreef ze Here and hereafter (1968), over *reïncarnatie, A world beyond (I97I ; met als letterlijke ghost writer Arthur Ford) en Strangers among us (1979). Dit laatste boek handelt over de door haar ontdekte walk-ins: hoogontwikkelde, niet-stofselijke wezens, afkomstig van andere planeten of uit de zesde dimensie, die een menselijk lichaam in bezit nemen om een bepaalde boodschap te verkondigen en de wereld zo op een hoger plan te trekken. Volgens Montgomery waren Jezus, Columbus, *Einstein en Gandhi eigenlijk zulke buitenaardse walk-ins.
Montgomery geldt als een van de belangrijkste mediums van de *New Age.
Bron; Guiley, R., Encyclopedia of mysticai and paranormal experience. Londen, I99I.
Morfogenetische velden
Onzichtbare en (voor de moderne natuurkunde) onmeetbare velden die de hele kosmos zouden doordringen en die verantwoordelijk zouden zijn voor 'morfische resonantie': het verschijnsel dat als er ergens in de kosmos iets is gebeurd, de kans dat hetzelfde zich ergens anders herhaalt, groter is dan verwacht. De bedenker van deze velden (de term zelf is afkomstig uit de embryologie) is de Britse bioloog Rupert Sheldrake (geb. I942).
Sheldrake werkte dit idee uit in een aantal boeken, onder meer in A new science of life (I98I) en The presence of the past (1988). Sheldrake stelt bijvoorbeeld dat het feit dat spinnen allemaal pakweg hetzelfde web produceren een voorbeeld is van morfische resonantie. Hetzelfde geldt voor het vermeende identieke uiterlijk van ijskristallen in sneeuwvlokken. In het algemeen leent alles wat ook maar enigszins van doen heeft met ritmische beweging of zich herhalende patronen zich voor 'resonantie': seizoensritmen, signaalvoortplanting in zenuwen, de hartslag uiteraard, lopen, rennen, vliegen, zwemmen, enzovoorts, tot en met 'copulatorische bewegingen'. Dat genen de ontwikkeling van embryo's sturen is bekend, maar niet precies hoe ze dat doen. Volgens Sheldrake zijn de betrokken genen een soort antennes voor het moriogenetische veld. 'Moriogenetische resonantie' is een begrip zoals 'natuurwet', met dat verschil dat met weinig moeite alles eronder te vangen valt: herinnering is resonantie van het brein met zichzelf op een eerder tijdstip, *telepathie is resonantie met een brein van iemand anders, de wetten van Maxwell zijn het gevolg van resonantie met het gedrag van de allereerste elektrische ladingen die in het universum ontstonden, enzovoorts, enzovoorts. Als je iets niet begrijpt zeg je gewoon maar resonantie, dat spaart verder onderzoek.
Sheldrake beperkt zich niet tot het 'verklaren' van algemene verschijnselen, maar hij richt zich ook op anekdotisch materiaal en onduidelijke of controversiële onderzoeksresultaten. Toen in Engeland na de Tweede Wereldoorlog de melkboeren de melkflessen bij de voordeur achterlieten, ontdekten koolmeesjes al vlug hoe ze door de doppen open te pikken bij de room konden komen. Ditzelfde gedrag werd daarna ook in andere landen waargenomen. Volgens Sheldrake was dit resonantie van het doppikveld. Hij ging niet na of dit exploratieve gedrag normaal is voor mezen, en evenmin of het de vogelliefhebbers waren die elkaars rapportagegedrag imiteerden, en eigenlijk ook niet wat de vogelkundigen er zelf van vonden. Ook de 'resultaten' van *Lysenko en ander onherhaalbaar gebleken onderzoek schrijft Sheldrake aan morfische resonantie toe.
Sheldrakes theorie is getest met elektronische apparatuur die natuurlijk heel snel bepaalde handelingen kan herhalen. De tests mislukten.
Een ander door Sheldrake gepropageerd voorbeeld van morfische resonantie is het vermogen van duiven om over grote afstanden hun nest terug te vinden. Ook een Nederlandse test, in 1994 uitgevoerd door de Utrechtse emeritus-hoogleraar J.F.W. Nuboer met behulp van duiven en verplaatsbare hokken, leverde een negatief resultaat.
Duiven vliegen voomamelijk op het gezicht, en als ze bij aankomst hun hok niet zien staan op de plaats van vertrek, dan zijn ze de kluts kwijt. Op zijn best gaan ze zoeken op plekken waar het hok eerder stond.
Dergelijke experimenten zijn natuurlijk leerzaam, maar wekken de indruk dat het hier om een zinvolle wetenschappelijke hypothese zou gaan. Dat is echter niet het geval. Sheldrakes gezeur over onzichtbare velden waar we verder niets van weten en die zo nu en dan - maar als het uitkomt overal - hun werk doen, is vergelijkbaar met het bij tijd en wijle introduceren van Gods wil door enthousiaste gelovigen. Dat religieuze aspect verklaart misschien wel waarom het idee veel weerklank vindt, met name onder aanhangers van de *New Age.
Moria, stichting
Een in Hilversum gevestigde stichting onder leiding van J.I, van Baaren, die folders uitgeeft waarin gewaarschuwd wordt voor de invloed van de Duivel in de moderne samenleving. Mikpunten van Moria zijn onder andere de (als heidens omschreven) *New-Age-beweging, popmuziek (die, indien achteruit afgespeeld, duivelse boodschappen bevat) en zaken als streepjescodes (deze bevatten het *Getal van het Beest, 666). De uitgaven van Moria bevatten regelmatig vage verwijzingen naar literatuur betreffende de *Grote Samenzwering.
Morton, Samuel G. (1799-1851)
Amerikaans arts en schedelmeetkundige (*cranio-metrie). Morton verzamelde een groot aantal schedels en bepaalde daar de inhoud van. Aanvankelijk deed hij dat nog met behulp van zaad maar uiteindelijk meende hij dat hagelkogeltjes hiertoe het meest geschikt waren. Zijn eerste onderzoek, neergelegd in de Crania Americana (I839) had betrekking op de Amerikaanse Indianen. Morton concludeerde dat zij een apart ras vormden dat qua schedelinhoud (en wat Morton aanging dus ook qua geestelijke vermogens) inferieur was aan het blanke en het mongolide ras. In zijn Crania Aegyptiaca (1844) breidde hij zijn onderzoek uit naar schedels van negers. Zij bleken qua herseninhoud nog beneden de Indianen te vallen.
Vijf jaar na Crania Aegyptiaca deed hij al zijn metingen en berekeningen nog eens over, en constateerde dat zijn conclusies juist waren geweest :
het blanke ras had de grootste schedelinhoud, dan het mongolide ras, dan het Indiaanse en ten slotte het negroïde. De Amerikaanse paleontoloog Stephen Jay Gould deed Mortons werk in 1977 nog eens dunnetjes over, en concludeerde dat Morton fundamentele statistische fouten had gemaakt, en te weinig rekening had gehouden met de invloed van factoren als lichaamsgrootte en geslacht op de grootte van de schedel. Gould concludeerde dat de verschillen tussen de rassen qua gemiddelde herseninhoud in feite verwaarloosbaar zijn.
Morton trok veel belangstelling met zijn onderzoek. Zijn metingen werden uitgebreid geprezen door de beroemde Franse anatoom Paul *Broca, die zelf ook dat soort werk verrichtte aan schedels van verschillende typen Europeanen.
Bron; Gould, S. J., The mismeasure of man. New York, I98I.
Moss, Henry
Amerikaanse negerslaaf die leefde rond het eind van de I8de eeuw en beroemd werd als 'de neger die langzaam een blanke werd' - en die daar goed geld mee verdiende door zichzelf tentoon te stellen in een kroeg in Philadelphia. (Een blik op zijn blekende huid kostte I,25 dollar.)
Deze voorloper van Michael Jackson kreeg bezoek van dominee Samuel Stanhope Smith (I750-I8I9), hoogleraar moraalfilosofie in Princeton, die in deze wonderneger het bewijs zag voor zijn stelling dat negers geen andere soort waren maar gewone mensen die door het extra zonlicht bruin waren geworden. Smith was, met andere woorden, een tegenstander van het *polygenisme.
Een andere bezoeker was ene dokter Benjamin Rush. Ook hij onderzocht Moss en concludeerde dat de zwarte huid van Moss een milde vorm van lepra was. Moss was kennelijk geen neger, en bovendien gewoon langzaam aan het genezen. Moss wist dankzij zijn zeldzame huidafivijking uiteindelijk genoeg geld bij elkaar te krijgen om zichzelf vrij te kopen.
Bron; Waal Malefijt, A. de, Images of man. New York, 1974.
Mu
Een zogenaamd verzonken continent, voor het eerst beschreven door de Brit James *Churchward. Hij zou erover gelezen hebben in geheime bibliotheken in India, die angstvallig bewaakt werden door hindoepriesters. Mu zou gelegen hebben in de Stille Oceaan. Het zou omstreeks I2 000 jaar geleden zijn verzonken, en daarbij is het gros van de bewoners omgekomen. Enkelen wisten te vluchten naar Azië, Airika en Amerika, alwaar zij de stichters werden der grote beschavingen. Churchwards ontdekking is een flauwe herhaling van de mythe van *Atlantis en *Lemurië.
Muller, Max (1823-1900)
Duits-Brits filoloog en mytholoog. Müller (van Duitse afkomst, maar hij heeft het grootste deel van zijn leven in Oxford doorgebracht) stelde in zijn The sacred books of the East (1879) dat alle Europese mythen en sagen terug te voeren waren op Oudindische teksten (en vanuit India naar Europa waren gebracht door de Ariërs). In zijn latere jaren reconstrueerde hij op vergelijkbare wijze een *oergodsdienst die aan de basis zou liggen van álle mythen, gebaseerd op aanbidding van de zon.
Müllers werk vormde een van de bronnen voor dat van Madame *Blavatsky. Niet dat hij haar gebruik van zijn werk erg kon waarderen. Hij omschreef haar tweede boek, The secret doctrine (1888), als 'een samenraapsel van bekende maar over het algemeen verkeerd begrepen brahmaanse en boeddhistische leerstellingen'. De teksten waren echter 'verward geraakt en verkeerd begrepen...
De meest alledaagse termen zijn verkeerd gespeld of verkeerd begrepen.' (geciteerd in Marion Meades boek Madame Blavatsky uit I980).
Mummia
(Perzisch : pek, asfalt) Middeleeuws geneesmiddel (*altematieve geneeskunde) bestaande uit gemalen Egyptische mummies. Oorspronkelijk ging het om pek die in het Midden-Oosten hier en daar uit rotsen sijpelde, en die door de Perzen als een kostbaar medicijn werd beschouwd. Middeleeuwse reizigers naar Egypte zagen de in hars gedrenkte, en in de loop der eeuwen zwart geworden mummies en meenden dat deze lijken gehuld waren in dat wonderbaarlijke mummia (vandaar de naam).
Egypte was natuurlijk veel beter dan Perzië in staat om aan de Europese vraag naar 'mummia' te voldoen, en spoedig werd de zwart geworden mummiehars naar Europa geëxporteerd. Niet lang daarna volgden de bijbehorende (vermalen) botten en gedroogde spieren van de mummies (veelal van katten). In de I6de en I7de eeuw werd de ruwe grondstof naar Europa verscheept, dat wil zeggen complete Egyptische mummies. De eerste Europeaan die een mummie uitpakte was dan ook een apotheker.
Bron; Brier, B., Egyptian mummies. New York, 1994.
Murphey, Bridey
De naam van een vrouw die in het begin van de I9de eeuw in de Ierse provincie Cork zou hebben geleefd, en vervolgens gereïncarneerd zou zijn (*reïncarnatie) in het lichaam van de 29-jarige Amerikaanse huisvrouw Virginia Bums Tighe (I923- I995). Deze vrouw wist zich in I952-I953 onder *hypnose namelijk allerlei details uit dat vorige leven te 'herinneren'. Haar relaas werd in I954 gepubliceerd in een Amerikaanse krant, en in I956 als boek onder de titel The search for Bridey Murphey. Auteur was de zakenman en amateurhypnotiseur Morey Bernstein. Het boek veroorzaakte een ware golf van belangstelling voor reïncamatie en de 'wonderen' van de hypnose.
Bemstein was al voor hij begon te hypnotiseren gegrepen door de mogelijkheden van buitenzintuiglijke waameming, de onderzoekingen van J.B. *Rhine en de mededelingen van Edgar *Cayce.
Kort na de verschijning van het boek ontbrandde er in Chicago een strijd tussen twee kranten. De Chicago American spoorde Virginia Tighe op (in het boek was het pseudoniem Ruth Simmons gebruikt) en vond allerlei details over haar echte leven. Ze zou tegenover een Ierse mevrouw Bridie Corkell, geboren Murphy, gewoond hebben, op wier zoon ze nog verlieid was geweest. De concurrerende krant, Céicago Daily News, sloeg terug met de onthulling dat mevrouw Corkell niet aan de telefoon wou komen, dat haar meisjesnaam Murphy niet bij de parochie bekend was, en dat ze de moeder was van de redacteur die voor het verhaal verantwoordelijk was. De lerares die volgens de ene krant beweerd had dat Virginia onder haar begeleiding lange monologen zou hebben geleerd in het Ierse dialect, herinnerde zich - volgens de andere krant - de hele Virginia nauwelijks en de Ierse monologen helemaal niet. Een 'Ierse' tante van wie Virginia als klein meisje massa's verhalen had gehoord bleek in New York geboren, en had haar - volgens Virginia - nooit verhalen over Ierland verteld en ze had bovendien die tante voor haar achttiende nauwelijks gekend.
Veel van de onthullingen van de Chicago American waren uit de duim gezogen. Wat de krant toen niet vertelde was dat Virginia tot de leeftijd van drieeneenhalf was opgevoed door gedeeltelijk Ierse ouders.
In A scientific report on 'The search for Bridey Murphey'(I956) van Milton V. Kline (red.) maakte bibliothecaris W.B. Ready van de Leland Staniord University korte metten met de door velen zo authentiek gevonden 'Ierse' elementen in haar herinneringen. Andere onderzoekers konden vrijwel geen van de feiten door 'Bridey' genoemd natrekken. De naam van een kerk, een school, een straat en een winkel bleken niet te bestaan. De echtgenoot van 'Bridey', een advocaat genaamd Joseph Maccarthy ( !), bleek onvindbaar en haar dood was nergens geregistreerd. Anderzijds, vele folkloristische details van het Ierse leven moeten in Virginia's jeugd ruime bekendheid hebben genoten. In I893 was er in Chicago een grote tentoonstelling, met onder andere een compleet 'Iers dorp' met vijftien huizen en een kopie van de toren van Blamey Castle, dagelijkse dans- en zanguitvoeringen en ander vermaak. Ruim drie miljoen bezoekers keken er hun ogen uit, en in I904 werd in St. Louis nog eens zo'n dorp opgebouwd. Dit werd overigens pas bekend door het onderzoek van de Britse radiojoumalist Melvin Harris in 1986.
Maar het boek van Bemstein was al een bestseller (uiteindelijke oplage één miljoen exemplaren) toen de eerste kritische geluiden kwamen en deze hebben de door dit boek in het leven geroepen, groeiende stroom 'reïncamaties' die *hypnotherapeuten produceerden, nauwelijks kunnen stelpen. Het verhaal van Bridey Murphey vormt een van de belangrijkste oorzaken voor de modeme hypno-rage.
Begin jaren '50 was bekend dat een gehypnotiseerd persoon vaak goed antwoord kan geven op vragen naar de oorsprong van 'herinneringen'.
Bernstein heefit zulke vragen niet gesteld, hoewel hij goed op de hoogte was van de mogelijkheid. Wel vroeg hij naar allerlei details over het leven aan Gene Zijde. Wat deze werkwijze betrefti zette hij dus ook de toon.
Bron Edwards, P., Reincarnation. A critical examination. Amherst, 1996.
Mutual UFO Network (MUFON)
(oorspronkelijk : Midwest ufo Network) Amerikaanse ufo-organisatie (*ufo's), in 1969 afgesplitst van de organisatie APRO van het echtpaar *Lorenzen. MUFON nam veeÌ leden over van het toen zieltogende NICAP (*Keyhoe). In tegenstelling tot het vier jaar later door J. Allen *Hynek opgerichte cufos, had MUFON van meet af aan grote belangstelling voor de meldingen waarin *ufonauten voorkwamen. MUFON is op dit moment de grootste en meest actieve UFO- organisatie ter wereld.
Myers, Frederick W.H. (1843-1901) Brits parapsycholoog. Myers, oorspronkelijk classicus, dichter en literair criticus, was een van de oprichters van de *Society ior Psychical Research (SPR). Hij drukte zo'n groot stempel op de organisatie dat zijn vroegtijdig overlijden een zware klap voor de SPR vormde, die zij eigenlijk nooit meer te boven is gekomen.
Myers is de bedenker van de termen *telepathie en telekinese en bedacht ook de term 'subliminal self' voor dat deel van ons denken waar visioenen en dromen ontstaan, en geldt daarmee als een voorloper van Sigmund *Freud, voor wie hij overigens als een van de eersten in Europa waardering had. Samen met Edmund *Gumey en Frank *Podmore schreef hij Phantasms of the living (1886) en hij werkte ook mee aan de uitwerking van de nationale Census on éaiiucinations (verschenen in 1894).
Myers werd al van jongs af aan geobsedeerd door de dood. Zijn belangrijkste werk is dan ook het postuum verschenen Human personaility and its survival of bodily death (I903). Zijn morbide belangstelling werd sterk aangewakkerd door de zelfmoord in 1876 van Annie Marshall, de vrouw van zijn neef voor wie hij een hartstochtelijke doch heimelijke liefde koesterde. Na haar tragische einde bezocht Myers vele *mediums om in contact te komen met haar geest, onder wie ene Rosalie Thompson en Leonora *Piper. Deze *seances bevestigden zijn geloof in een leven na de dood.
Myers' aantekeningen van zijn seances met Mrs.Thompson werden later door zijn vrouw vemietigd en het hoofdstuk hierover bestemd voor Human survival werd geschrapt.
Myers was zó overtuigd van het leven na de dood, en de mogelijkheid Annie weer te ontmoeten, dat hij zijn sterfbed vol vertrouwen, bijna vrolijk tegemoet ging. Hij liet een boodschap achter in een verzegelde envelop die hij van Gene Zijde nog eens door zou geven, maar deze test liep op een mislukking uit. Zijn geest zou wel bijgedragen hebben aan het onderzoek naar *kruiscorrespondenties.
Bron; Berger, A. en J., The encyclopedia of parapsychology and psychical researcé. New York, I99I.