Maçonnieke encyclopedie-M.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
M
MICHURIN, IVAN VLADIMIROVITSJ (I854-I935)
MILITIA-BEWEGING
MIRIN DAJO
MISSING LINK
MISTPOFFERS
MITOGENETISCHE STRALING
MOEHEIDSSYNDROOM, CHRONISCH
MOENS, HERMAN MARIE BERNELOT (I875-1938)
MOERMAN, CORNELIS (1893-1988)
MOKELE MBEMBE
MONTGOMERY, RUTH (191Z)
MORFOGENETISCHE VELDEN
MORIA, STICHTING
MORTON, SAMUEL G. (1799-1851)
MOSS, HENRY
MU
MULLER, MAX (1823-1900)
MUMMIA
MURPHEY, BRIDEY
MUTUAL UFO NETWORK (MUFON)
MYERS, FREDERICK W.H. (1843-1901)
Michurin, Ivan Vladimirovitsj (I854-I935)
Russische fruitteler die een methode meende ontdekt te hebben om snel nieuwe
rassen te ontwikkelen. Michurin geldt als een voorloper van de bekende
'vemieuwer' van de sovjetlandbouw, Trofim *Lysenko.
Michurin erfde een marginaal producerende fruitboomgaard van zijn vader, en
probeerde daar, aanvankelijk vooral in zijn vrije tijd, toch iets van te maken. Hij
wilde nieuwe rassen kweken die beter bestand waren tegen het klimaat in
Centraal Rusland, en experimenteerde daartoe met hybriden (gemengde rassen).
In het geval van fruitbomen is dat een hoogst onzekere methode, omdat de meeste
commerciële rassen in wezen al zeer complexe samenstellingen zijn, en de
uitkomsten van kruisingen daardoor onzeker. Daarbij kwam dat hij geen jaren
wilde wachten om het resultaat te kunnen zien, maar zijn kweekproducten al in
een zeer vroeg stadium, op basis van zijn intuïtie, selecteerde.
Michurin ontwikkelde een curieuze techniek om twee rassen op hun aanstaande
kruising voor te bereiden : hij entte een takje van de een op de stam van de ander
(dat was 'vegetatieve versmelting') en als daarna kruisbestuiving onverhoopt niet
mocht lukken, mengde hij het stuifmeel van het andere ras met wat 'eigen'
stuifmeel. Dat moest de ontvanger als het ware aansporen het vreemde stuifmeel
te accepteren. (In wezen zorgde hij er zo voor dat zelfbestuiving zo alsnog een
kans kreeg).
Michurin was allesbehalve een theoretisch geneticus. Hij zwoer bij allerlei
folkloristische tradities en hij hield zijn critici voor dat hun pogingen om
erfelijkheid mathematisch te beschrijven op niets uit zouden lopen. Volgens hem
zat er geen enkele regelmaat in dergelijke processen. In zijn geschriften is het
allemaal een zaak van ongrijpbare, bijna bovennatuurlijke processen.
Ten tijde van de tsaren deed Michurin al vele pogingen zijn 'proeistation' oificieel
erkend en gefinancierd te krijgen als nationaal proeistation, waarbij hij in
toenemende mate opschepte over zijn prestaties en de vermeende buitenlandse
belangstelling voor zijn werk. Die erkenning heeft hij echter nooit gekregen. Ná
de communistische revolutie van I9I7 had hij meer succes. De nieuwe
revolutionaire regering toonde belangstelling voor zijn werk, en de doorbraak
kwam in I923, na de eerste Al-Russische landbouwtentoonstelling. Michurin was
toen zélf niet of nauwelijks aan bod gekomen, maar kort daama verscheen in de
krant Izvestia een artikel waarin hij uitgebreid werd geprezen als een
revolutionaire vernieuwer van de fruitteelt (een vernieuwer die naar de vs dreigde
te vertrekken omdat men daar veel meer waardering voor hem zou hebben).
Vanaf dat moment genoot hij de warme steun van de sovjetregering. Zijn staf
werd uitgebreid om ook voor andere landstreken veelbelovende rassen te kunnen
ontwikkelen.
Medewerkers ontdekten echter al snel dat Michurin uitsluitend geïnteresseerd
was in hem welgevallige resultaten, hetgeen tot de nodige conflicten leidde.
Ondanks de steun in de pers en van de sovjetregering bleef de wetenschappelijke
wereld hem negeren. Zijn proeistation bleef ook ondergeschikt aan het instituut
voor plantenproductie in Leningrad. Dat veranderde in I931. In die jaren ging de
Communistische Partij, zwaar teleurgesteld in de resultaten van de enige jaren
daarvoor doorgezette collectivisatie van de landbouw, zich in sterke mate
bemoeien met wetenschappelijke discussies. Een onderzoeksteam constateerde
dat Michurin veel te weinig steun genoot. Zijn positie groeide daama aanzienlijk.
Zijn instituut kreeg een onafhankelijke status en cordineerde het onderzoek in de
fruitteelt in een groot deel van de ussr. Vanaf dat moment werd hij ook alom
geprezen als een geniale revolutionair. Een week voor zijn dood werd hij
benoemd tot erelid van de Academie van Wetenschappen.
Alhoewel zijn ideeën spoedig weer in de vergetelheid raakten, werd Michurin
daama nog vele decennia beschouwd als een voorbeeld van de revolutionaire
wetenschapper. Lysenko zou hem steeds weer naar voren schuiven als zijn grote
voorloper en een martelaar in de strijd tegen de reactionaire wetenschap. Pas na
de val van Lysenko, begin jaren '60, was het ook met de reputatie van Michurin
gedaan.
Bron; Joravsky, D., The Lysenko affair. Chicago,1986.
Militia-beweging
Los georganiseerde paramilitaire beweging in de vs. De militia-beweging
ontstond begin jaren '90 uit een bonte verzameling rechts-extreme (al dan niet
neonazi-) groepjes, die met elkaar in contact traden door middel van radiozenders
maar tegenwoordig ook veel modeme communicatiemiddelen gebruiken zoals fax
en Intemet. De militia-ideologie wordt gekenmerkt door een radicaal en
gewelddadig afwijzen van alles wat met de federale overheid te maken heeft.
Deze zou onderdeel uitmaken van de *Grote Samenzwering geleid door duistere,
duivelse krachten. Andere betrokkenen bij deze vermeende samenzwering zijn
het internationale bankwezen (dat lijkt op de ouderwetse beschuldiging aan het
adres van 'joodse bankiers', maar antisemitisme komt in de militia-beweging niet
echt veel voor) en de VN. Doel van deze samenzwering is het onderdrukken en
uitroeien van de mensheid, en de voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang.
Iedere wetgeving gericht op het terugdringen van persoonlijk wapenbezit is
bijvoorbeeld een teken aan de wand, en de militiagroepjes houden elkaar ook op
de hoogte van de laatste 'geheimzinnige troepenbewegingen' en de mysterieuze
vluchten van 'zwarte helikopters'. De militia-beweging verzamelt en verstopt
wapens en munitie om zich, als het zover komt, te kunnen verdedigen. Dat neemt
niet weg dat het regelmatig tot een treffen komt met agenten van de FBI. Het
Amerikaanse Ministerie van Justitie is tot nog toe slechts zeer terughoudend
opgetreden tegen de militia-groepjes, waarschijnlijk om een escalatie van geweld
te voorkomen. Maar wellicht was het deze tolerantie die de militia-beweging
stimuleerde tot haar meest beruchte gewelddaad, de bomaanslag op het Alfred P.
Murrah Federal Builing in Oklahoma City, op 19 april I995, waarbij meer dan I50
doden vielen.
Net zoals de militia-beweging geen strakke organisatie kent, zo is ook de
ideologie van de beweging niet strak gedefinieerd. De rabiate haat tegenover de
federale overheid lijkt afkomstig van de Posse Comitatus, een gewelddadige
beweging die rond I980 veel aandacht trok. De militia-versie van de Grote
Samenzwering lijkt geïnspireerd op de ideeën van Lyndon *LaRouche.
Opmerkelijk is dat een groot deel der militia zich gaarne presenteert als
godvrezende christenen, en de samenzwering waartegen zij strijdt beschouwt als
een complot van de duivel. Deze opvatting is ontstaan door de nauwe contacten
met de rechts-extreme *Christian Identitity. Een opmerkelijke militiaideoloog, die
de Grote Samenzwering en duivel heefti weten te combineren met *ufo's, is
radiopresentator en auteur William *Cooper.
Bron; Stem, K., A force upon the plain. New York, 1996.
Mirin Dajo
(eigenlijk : Amold Henskens) Nederlandse fakir die tussen I940 en I960 volle
zalen trok met zijn demonstraties waarbij hij degens inslikte en zijn eigen lichaam
met messen en ijzeren pinnen doorboorde.
Mirin Dajo doorstak zijn buik en ledematen met allerlei naalden, zwaarden en
messen, en leek daar nauwelijks last van te hebben. De Utrechtse hoogleraar
parapsychologie Wilhelm *Tenhaeff kwam tot de conclusie dat Mirin Dajo
gebruikmaakte van een 'intrasomatisch *psychokinetisch proces', dus dat hij met
geestkracht dingen in zijn lijf kon laten bewegen. De Belgische medicus Albert
*Bessemans ging het 'raadsel' experimenteel te lijf, en bewees dat er aan deze
demonstraties niks paranormaals te beleven was. Zijn muizen en konijnen lieten
zich zonder al te veel problemen op dezelide 'gruwelijke' wijze doorboren. Ze
werden wel wat suf van al die pinnen door hun lichaam, maar eenmaal van de
ijzerwaar verlost waren ze spoedig weer de oude. De inwendige organen gingen
kennelijk ofwel opzij, of ze konden zonder veel moeite doorboord worden.
Mirin Dajo stieri aan de gevolgen van een infectie aan interne verwondingen die
hij had opgelopen door een 35 centimeter lange dolk nét iets te ruw in te slikken.
Missing link
(Engels : ontbrekende schakel) Het van de aardbodem verdwenen evolutionaire
stadium tussen mens en aap. In de eerste decennia na de publicatie van de
evolutietheorie van Charles *Darwin gingen vele onderzoekers op zoek naar dit
bewijs voor diens stelling dat de mens af zou stammen van de apen. Er waren vier
mogelijkheden :
. De missing iink was uitgestorven en men diende dus te gaan zoeken naar zijn
resten. (De beroemdste vondst in dit verband is waarschijnlijk die van de
*Piltdown-schedel.) . De missing link leefde nog ergens op aarde (aanhangers van
deze hypothese wijzen graag op de voortdurende geruchten over de *yeti en de
*Bigioot).
. De missing lïnk bestond niet meer, maar kon opnieuw worden geschapen door
een mens (bij voorkeur de 'primitieve' neger) te kruisen met een aap (het voorstel
van Herman *Moens).
. De missing link was herkenbaar in de trekken van idioten en verstandelijk
gehandicapten.
Dit was een idee van de Duitse arts en bioloog Carl *Vogt (I8I7-I89S), die ook
de aandacht trok met zijn opvatting dat de breinen van zwarten duidelijk
primitiever zijn dan die van blanken, omdat ze lijken op de hersenen van vrouwen
en kinderen.
Het idee geldt tegenwoordig als achterhaald. In de loop van de tijd werd het naar
de achtergrond gedrongen door vondsten als de Pithecantropus erectus in I89I en
van de resten van de Australopithecus africanus in I924. Uit deze en andere
vondsten bleek dat de geschiedenis van het ontstaan van de mens veel
gecompliceerder was dan de simpele gang van aap naar missing link naar mens.
Modeme biologen wijzen het idee dat er een missing link heeft bestaan dan ook
van de hand. In de lange weg die zowel leidde tot het ontstaan van de moderne
mensapen als van de mens, is er geen soort aan te wijzen die als een dergelijk
tussenstadium kan worden opgevat.
Mistpoffers
Een van de vele benamingen voor de krachtige, doffe knallen die soms langs
Europese en andere kusten worden gehoord. De poffers zijn te horen tijdens
rustig warm weer, overdag of tegen de avond, en soms bij mist, zoals de naam
aangeeft. In andere streken zijn er andere namen. Een serie meldingen van
knallen rond de monding van de Ganges, eind I9de eeuw, kreeg bijvoorbeeld de
aanduiding'de kanonnen van Barisal' mee. Eenzelfde fenomeen doet zich
overigens voor langs de oevers van grote meren.
Soms is het mogelijk de oorzaak van dergelijke knallen op te sporen. Het gaat
dan om vliegtuigen die de geluidsbarrière doorbreken, ontploflingen op grote
afstanden of militaire activiteiten. In veel gevallen is en blijft de 'pofier' echter een
raadsel.
Mogelijk is er sprake van een nog onbekend meteorologisch verschijnsel.
Ook langs de Nederlandse kust worden zo nu en dan onverklaarbare knallen
gehoord. Een bekend recent geval was de *Friese knal om halfelf's avonds op 19
augustus I992, die misschien door een ultrasoon vliegtuig werd veroorzaakt, maar
misschien ook wel door een meteoor (*meteorieten).
Bron; Corliss, W., Handbook of unusual natural phenomena. New York, I983
Mitogenetische straling
Uiterst zwakke ultraviolette straling die door alle levende wezens zou worden
uitgestraald. Deze werd ontdekt door de sovjetbioloog Alexandr Gavrilowitsj
Gurwitsj (1874-I954). Volgens Gurwitsj werd het proces van celdeling
(mitogenese) in gang gezet door deze straling.
Hij had dit in I923 ontdekt doordat wortels van uienplanten die dicht bij elkaar
groeiden elkaars ontwikkeling beïnvloedden, en dat die invloed werd
tegengehouden door glas, maar niet door kwarts. De straling zelf werd niet
waargenomen.
Aanvankelijk kreeg Gurwitsj veel bijval en leek het alsof vrijwel al het levende
materiaal deze straling uitzond. Gaandeweg waren er steeds minder onderzoekers
die zijn resultaten konden dupliceren, terwijl Gurwitsj in samenwerking met
onder anderen zijn vrouw en dochter zijn theorie steeds verder uitbouwde tot een
universele theorie van biologische velden die een directe voorloper is van
Sheldrakes theorie van *morfogenetische velden.
De ontwikkeling van de theorie van Gurwitsj is door Irving *Langmuir genoemd
als voorbeeld van pathologische wetenschap. Langmuirs bewering dat dit soort
wetenschap geleidelijk wegsterft, klopt hier dus niet. Bovendien is het idee van
Gurwitsj opgepikt door F.-A. *Popp. Het dient thans als verklaring voor
allerhande subtiele invloeden.
Moeheidssyndroom, chronisch
Mysterieuze ziekte die gekenmerkt wordt door chronische moeheid, spierpijnen,
lusteloosheid, et cetera. Dergelijke klachten zijn al heel oud en zijn in de
medische literatuur ook al op vele verschillende manieren benoemd (bijvoorbeeld
*neurasthenie), maar een duidelijke oorzaak is er nooit gevonden. De bewust
neutraal gehouden term 'chronische moeheid' werd in 1988 geïntroduceerd.
Aangezien de klachten aanvankelijk vooral gemeld werden door (tot dan toe)
jonge, actieve mensen, ontstond echter ook al spoedig de (door de slachtoffers
verafschuwde) aanduiding 'yuppie-griep'.
Lijders aan chronische moeheid spreken bij voorkeur van Myalgische
Encephalomyelitis (ME), hetgeen zoveel betekent als 'ontsteking in het centrale
zenuwstelsel gepaard gaande met spierpijn'. Die omschrijving veronderstelt dat
chronische moeheid een duidelijke fysiologische oorzaak heeft (en geen
psychologische, zoals de term 'chronische moeheid' suggereert), maar zo ver zijn
de deskundigen nog lang niet. Chronische moeheid mag zich inmiddels wel in een
stijgende belangstelling verheugen. Gezien de vage kenmerken en het gebrek aan
een duidelijke test is het echter moeilijk vast te stellen wie nu mag zeggen dat hij
iets mankeert, en wie niet. In Nederland zijn in ieder geval vele duizenden ervan
overtuigd dat ze deze kwaal onder de leden hebben.
Onderzoek naar medische oorzaken van chronische moeheid heefi nog niets
opgeleverd. Er lijkt geen sprake van 'vergifiiging' (door chemische stoffen uit het
milieu), of een verstoring van het immuunsysteem (zoals door de patiënten veelal
wordt gedacht), en ook virusinfecties (of de naweeën daarvan) lijken niet
verantwoordelijk.
Voor de lijders aan ME, en de ME-stichting uiteraard, is deze situatie
onverteerbaar. Zij blijven erop hameren dat er een medische oorzaak bestaat en
dat deze gevonden dient te worden. Psychologisch onderzoek wordt door hen als
bedreigend ervaren. Gezien de opmerkelijke groei van het aantal patiënten lijkt
een sociale verklaring voor chronische moeheid evenzeer op haar plaats.
Lijders aan ME vaÌlen vaak in handen van beoefenaars van *altematieve
geneeskunde, die de diagnose *hypoglycaemie oi candidiasis stellen ; ook de
*klinische ecologen weten wel raad met deze klacht.
Bron; Swanink, C.M.A., Chronic fatigue syndrome: clinical micro biological and
immunological aspects. Nijmegen, 1996 (proefschrift).
Moens, Herman Marie Bernelot (I875-1938)
Nederlands bioloog. Moens behoort met Herman *Wirth tot de meest originele
Nederlandse pseudowetenschappers. Opgeleid als houtvester raakte hij al spoedig
in de ban van het vraagstuk van de afstamming van de mens en de * missing lïnk
tussen mens en aap, en hij bedacht dat deze tussenvorm gevonden zou kunnen
worden door een mens en een aap te kruisen. Hij achtte het mogelijk en ethisch
aanvaardbaar dit te bereiken door vrouwelijke mensapen te insemineren met het
sperma van negers. In I905 schreef hij een brief van deze strekking aan de
beroemde Duitse bioloog Ernst *Haeckel, die het allemaal zeer interessant vond
en hem enige tips gaf maar uiteindelijk weigerde zijn naam aan het project te
verbinden.
Moens' eerste zorg was het vinden van geldschieters die zijn verblijf in de tropen
en het verzamelen van apen moesten bekostigen. Hiertoe benaderde hij in I907
koningin Wilhelmina. Zijn verzoek (waarin overigens slechts sprake is van
'fysiologische experimenten') belandde bij de Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen, waar men er weinig heil in zag. Het werd dan ook oflicieel
afgewezen, maar desondanks verleende Wilhelmina (en haar moeder Emma, en
gemaal prins Hendrik) wel degelijk een aanzienlijke subsidie voor de
ondememing. Waarom is niet bekend. Wellicht was men onder de indruk van een
'zijlijn' in zijn voorstel, waarin sprake was van onderzoek naar syfilis. Hendrik
leed aan deze geslachtsziekte en werd om die reden verantwoordelijk geacht voor
de vele miskramen van de koningin. De koning-moeder droeg wellicht wat bij uit
schuldgevoel. Zij had aangedrongen op dit niet bepaald eugenetische huwelijk
(*eugenetica).
Moens publiceerde zijn voorstel een jaar later in een brochure getiteld Waarheid
Proefondervindelijke onderzoekingen omtrent de afstamming van den mensch
(I908). De publicatie veroorzaakte een storm van protest (waar Moens in I909
weer op inging in de brochure Aan hen, die willen denken), maar geld kwam er
niet op tafel.
In I9I4 vertrok Moens, inmiddels danig aan lager wal geraakt, naar de vs. Na
enige omzwervingen kwam hij in dienst van de Roxana-olie-maatschappij, een
dochter van de Nederlandse Koninklijke Olie. Moens moest in het geheim
geologisch veldonderzoek verrichten, en zijn antropologische interessen
fungeerden hierbij als dekrnantel. Hij leek toen vooral geïnteresseerd in
'mensentypen' en de gevolgen van rassenvermenging. In tegenstelling tot wat
velen in die tijd van de daken schreeuwden beschouwde hij die vermenging niet
als ongewenst of zelfs gevaarlijk.
Integendeel, hij was ervan overtuigd dat op die manier een nieuwe *supermens
zou ontstaan.
Om de effecten van de rassenvermenging te bestuderen verzamelde hij foto's van
(volgens hem) 'zuivere typen' en van 'mengvormen' - bij voorkeur jonge dames.
Hij reisde hiertoe scholen af en maakt daarbij (om de schoolhoofden over te halen
mee te werken) gebruik van indrukwekkende aanbevelingsbrieven. 'Was dat nog
niet verdacht genoeg, in zijn omgeving gonsde het inmiddels van de geruchten dat
hij een Duitse spion zou zijn, belust op het opwekken van rassenrellen.
Lang kon het dus niet goed gaan. Het Bureau of Investigation (voorloper van de
FBI ) ging hem in de gaten houden en greep in de zomer van I9I8 in.
Inspecteurs ondervroegen een meisje dat regelmatig bij Moens op bezoek kwam,
en met hem naar bed ging. Bij een inval werden al zijn 'obscene' foto's in beslag
genomen. Het was de bedoeling op die manier tijd te winnen om zijn
spionageactiviteiten te ontrafelen, maar daarvoor werd uiteindelijk geen flinter
bewijs gevonden en het proces draaide uiteindelijk uitsluitend om de
wetenschappelijke dan wel pornografische waarde van de ioto's. De
wetenschappelijke waarde werd verdedigd door (nota bene) de racist Robert
Schuieldt, maar een andere getuige-deskundige, de beroemde antropoloog Ales
Hrdlicka (1869-I943) veegde ze als waardeloos en vunzig van tafel. Moens werd
veroordeeld, hij tekende beroep aan, en dat ging zo enige jaren verder. Pas in
I923 werd de zaak definitief geseponeerd.
Het jaar daarvoor had Moens nog Towards perfect man gepubliceerd, een
bundeling van reeds verschenen artikelen waarin uiteraard weer een pleidooi
werd gehouden voor rassenvermenging.
Opvallender was een hoofdstukje over zijn deelname aan jury's tijdens
schoonheidswedstrijden.
Moens had daar verscheidene malen in gezeten en sprak de hoop uit dat hij de
deelnemers aan dergelijke wedstrijden ooit werkelijk wetenschappelijk (dat wil
zeggen : naakt) zou kunnen beoordelen.
Het proces tegen Moens trok in de vs grote belangstelling. Na afloop werd het
echter stil.
Moens publiceerde nog wat, maar vertrok in I926 naar Frankrijk en
waarschijnlijk in I930 naar de internationale zone van Tanger. In I928 verscheen
nog een artikel van zijn hand in de Review of nations, weer een oproep om
discriminatie achter ons te laten en een nieuwe mens te maken door het beste van
alle rassen te combineren. In I93I sprak hij nog op het 15de intemationale
antropologische congres, waar hij een voorstel deed de mensheid niet op basis
van fysieke maar op grond van zijn uniek-menselijke, geestelijke eigenschappen
in te delen.
Vier jaar later publiceerde L'lnstitut supranational d'Anthropologie
(vestigingsplaats : Tanger) een pamflet van ene A.F. de Zayas Kraczewska,
getiteld S.N Supra Nation. H.M. Bernelot Moens. L illustre citoyen du monde.
Son oeure, portrait, et autographe. Het is een korte biografische schets van
Moens, aangevuld met een lijst van publicaties en interviews en lange citaten
daaruit. Volgens De Zayas Kraczewska (ze bestond echt) werden er in Tanger
regelmatig grote congressen gehouden en zou het 'instituut' ook een tijdschrift
uitgeven, getiteld Supra Nation.
Hierover is verder niets bekend. Het pamflet is het laatste levensteken van deze
bijzondere Nederlander. Moens stieri in I9j8 in een ziekenhuis te Casablanca.
Moerman, Cornelis (1893-1988)
Nederlands alternatief arts, vooral bekend vanwege zijn 'Moermandieet' (*dieet)
dat zou helpen tegen kanker. Moerman werd na zijn studie te Leiden huisarts te
Vlaardingen. Hij experimenteerde met duiven, en kwam tot de conclusie dat bij
deze dieren geen kanker voorkwam, ook niet nadat hij ze met kankercellen had
ingespoten. Elders las hij dat Franse wijnbouwers bijzonder weinig last hadden
van kanker, en zo kwam hij tot zijn 'Moermandieet', gebaseerd op de
aanwezigheid van acht volgens hem uiterst belangrijke stoffen :
jodium, zwavel, ijzer, citroenzuur, gist en de vitamines A, C en E. Een ander
onderdeel van zijn redenering was dat gedurende de Duitse bezetting in de
periode I940-I945 de mensen steeds gezonder gingen eten (geen wittebrood,
margarine, suiker, vlees) en dat daardoor de kankersterfte zo tegen I945 in Den
Haag een dieptepunt bereikte. Dat mensen misschien wel door gewone
ondervoeding aan iets anders doodgingen nam hij niet in overweging.
Moerman ontwikkelde ook een geheel eigen methode om vast te stellen of
iemand gevaar liep kanker te krijgen of al te hebben. Hij lette daarbij niet alleen
op vermagering, verminderde eetlust en kanker in de familie (waar nog iets voor
te zeggen is), maar ook op eeltvorming op de voetzolen, brokkelige nagels, dof
haar, oedeem, bloedend tandvlees, onfrisse adem, trek in zuur voedsel, blauwe
plekken, en de symptomen van wat tegenwoordig wel het chronisch
*moeheidssyndroom heet. Wie veel van zulke 'symptomen' had, verkeerde
volgens hem al in het precancereuze stadium. Ook in dit stadium kon het dieet
goede diensten bewijzen.
Geheel in de lijn van andere vormen van *altematieve geneeskunde worden tal
van andere narigheden (angina pectoris, astmatische bronchitis, depressiviteit,
eczeem, hoge bloeddruk, kinderloosheid, maagzweer, migraine, multiple sclerose,
open been, oogaandoeningen, pijn, reuma, schizoirenie, verstopping) met dit dieet
behandeld. Ook worden de gebruikelijke lamentaties aangeheven dat de goeroe
een miskend genie zou zijn, ditmaal een tweede *Semmelweis.
Naar eigen zeggen genas Moerman in I940 zijn eerste patiënt, en in de jaren
daama ontstond een ruime schare toegewijde volgelingen. De medische wereld
was echter minder onder de indruk. Achtereenvolgende onderzoeken op basis van
patiëntengegevens (door de commissie van C.H. Delprat in I956 en de commissie
van R. Drion, begin jaren '70) kwamen tot de conclusie dat er geen reden was om
in de effectiviteit van deze therapie te geloven. Het rapport-Delprat merkte ook
op dat duiven en Franse wijnboeren wel degelijk kanker krijgen. Een rapport van
een commissie van drie (waaronder twee Moermanartsen) gepubliceerd in
november I99I was qua toonzetting positiever, maar qua resultaat even
bedroevend. Zo moeten naar schatting I00 000 patiënten dit dieet geprobeerd
hebben, waarvan er 384 gemeend hebben erdoor genezen te zijn. Het rapport liet
hier 2I gevallen van over, op soms dubieuze gronden (zo is bijvoorbeeld niet in
alle gevallen zeker dat de diagnose 'kanker' wel klopte). Al met al houdt dit in dat
het aantal genezingen bij het Moermandieet niet duidelijk groter is dan het te
verwachten aantal spontane genezingen - hoewel schattingen wat dat betreft
nogal uiteenlopen. In elk geval bleef onbelicht hoeveel van die I00 000 patiënten
door hun vertrouwen in het dieet een effectieve therapie zijn misgelopen.
Sinds dit laatste onderzoek lijkt de ooit zo verontwaardigde en triomfantelijke
toon van de Moermanartsen en van zijn 'geredde' patiënten enigszins getemperd.
Een voorbeeld - anekdotisch uiteraard - van hoe men ten onrechte een
optimistisch beeld van de eigen methode kan krijgen, is dat van de Moermanarts
die uit het wegblijven van een patiënt had geconcludeerd dat deze genezen was,
terwijl deze in werkelijkheid was overleden.
Moerman hield er niet alleen curieuze medische ideeën op na. Zo publiceerde hij
in I956 het boek De Wedergeboorte van het Christendom, waarin hij
waarschuwde voor de *joodse grote samenzwering.
Mokele mbembe
(in de Lingala-taal : 'Hij die de loop der rivieren stopt') Vermeend
dinosaurusachtig wezen dat zich op zou houden in de Centraal-Airikaanse
oerwouden. In Afrika bestaan veel verhalen over (en aanduidingen voor)
monsterachtige wezens, maar de mokele mbembe is er op de een of andere
manier in geslaagd de aandacht te trekken van de *cryptozoölogie. In de jaren '70
kwam het tot de eerste expedities speciaal gericht op het vinden van het monster,
onder leiding van James Powell jr. Hij ging op zoek in Gabon. In I980 ging
cryptozoöloog Roy Mackal op zoek naar het monster in het noorden van Za'ire,
en dan vooral in en om de Telerivier. Hij verzamelde veel getuigenverklaringen,
maar zag zelf niets. Een tweede expeditie een jaar later leverde weer verhalen en
wat mogelijke sporen op - en verder niets.
In diezelfde tijd arriveerde de Amerikaan Herman Regusters bij de Tele-rivier, en
hij beweerde het monster gezien te hebben. Hetzelfde vertelde de Zaïrese bioloog
Marcellin Agnagna, die in I983 het meer bezocht en de mokele mbembe twintig
minuten lang zou hebben geobserveerd (maar helaas geen foto's of films kon laten
zien). Latere expedities hadden echter geen succes. Het enige opmerkelijke
resultaat van'operation Congo' in de zomer van 1986 was dat de expeditieleden
het erover eens waren dat Agnagna, die als gids fungeerde, volstrekt
onbetrouwbaar was.
Kortom, er wordt gezocht maar tot nog toe is er niets gevonden. Het is niet
uitgesloten dat zich in de bossen van Centraal-Mrika een groot beest schuilhoudt,
maar dat het hierbij gaat (zoals vele cryptozoölogen vermoeden) om een nog
levende vertegenwoordiger van de 65 miljoen jaar geleden uitgestorven
dinosauriërs, is erg onwaarschijnlijk.
Voorlopig moeten we nog steeds wachten op het eerste stukje bewijs dat het
legendarische monster überhaupt bestaat.
Bron; Clark, J., Encyciopedia ofstrange and unexplained physical phenomena.
Detroit, I993.
Montgomery, Ruth (1912)
Amerikaans *channeling medium. Montgomery was journalist en maakte
halverwege de jaren '50 kennis met het ouderwetse *spiritisme. In I958 ontmoette
ze *medium Arthur *Ford, die haar tot zijn dood in I97I bij zou staan.
Montgomery gebruikte aanvankelijk het *ouijabord maar schakelde rond I960
over op *automatisch schrift. Hierbij kwam een *geleidegeest door, 'Lily', die
(zoals dat hoort) voor haar de contacten met de geestenwereld zou organiseren.
(Na de dood van Ford zou diens 'geest' dezelfde functie gaan vervullen.)
Montgomery geloofde dat zij en Ford elkaar al vele malen eerder waren
tegengekomen, in plaatsen als *Atlantis, Tibet, het oude Griekenland, in Palestina
(uiteraard ten tijde van Jezus) en nog veel meer. Ze schreef ook boeken. Een van
haar bekendste werken is A gift of prophecy (I965), over helderziende Jeane
*Dixon (die aan dit volstrekt kritiekloze werk haar wereldfaam heeft te danken).
Daamaast schreef ze Here and hereafter (1968), over *reïncarnatie, A world
beyond (I97I ; met als letterlijke ghost writer Arthur Ford) en Strangers among us
(1979). Dit laatste boek handelt over de door haar ontdekte walk-ins:
hoogontwikkelde, niet-stofselijke wezens, afkomstig van andere planeten of uit
de zesde dimensie, die een menselijk lichaam in bezit nemen om een bepaalde
boodschap te verkondigen en de wereld zo op een hoger plan te trekken. Volgens
Montgomery waren Jezus, Columbus, *Einstein en Gandhi eigenlijk zulke
buitenaardse walk-ins.
Montgomery geldt als een van de belangrijkste mediums van de *New Age.
Bron; Guiley, R., Encyclopedia of mysticai and paranormal experience. Londen,
I99I.
Morfogenetische velden
Onzichtbare en (voor de moderne natuurkunde) onmeetbare velden die de hele
kosmos zouden doordringen en die verantwoordelijk zouden zijn voor 'morfische
resonantie': het verschijnsel dat als er ergens in de kosmos iets is gebeurd, de
kans dat hetzelfde zich ergens anders herhaalt, groter is dan verwacht. De
bedenker van deze velden (de term zelf is afkomstig uit de embryologie) is de
Britse bioloog Rupert Sheldrake (geb. I942).
Sheldrake werkte dit idee uit in een aantal boeken, onder meer in A new science
of life (I98I) en The presence of the past (1988). Sheldrake stelt bijvoorbeeld dat
het feit dat spinnen allemaal pakweg hetzelfde web produceren een voorbeeld is
van morfische resonantie. Hetzelfde geldt voor het vermeende identieke uiterlijk
van ijskristallen in sneeuwvlokken. In het algemeen leent alles wat ook maar
enigszins van doen heeft met ritmische beweging of zich herhalende patronen
zich voor 'resonantie': seizoensritmen, signaalvoortplanting in zenuwen, de
hartslag uiteraard, lopen, rennen, vliegen, zwemmen, enzovoorts, tot en met
'copulatorische bewegingen'. Dat genen de ontwikkeling van embryo's sturen is
bekend, maar niet precies hoe ze dat doen. Volgens Sheldrake zijn de betrokken
genen een soort antennes voor het moriogenetische veld. 'Moriogenetische
resonantie' is een begrip zoals 'natuurwet', met dat verschil dat met weinig moeite
alles eronder te vangen valt: herinnering is resonantie van het brein met zichzelf
op een eerder tijdstip, *telepathie is resonantie met een brein van iemand anders,
de wetten van Maxwell zijn het gevolg van resonantie met het gedrag van de
allereerste elektrische ladingen die in het universum ontstonden, enzovoorts,
enzovoorts. Als je iets niet begrijpt zeg je gewoon maar resonantie, dat spaart
verder onderzoek.
Sheldrake beperkt zich niet tot het 'verklaren' van algemene verschijnselen, maar
hij richt zich ook op anekdotisch materiaal en onduidelijke of controversiële
onderzoeksresultaten. Toen in Engeland na de Tweede Wereldoorlog de
melkboeren de melkflessen bij de voordeur achterlieten, ontdekten koolmeesjes al
vlug hoe ze door de doppen open te pikken bij de room konden komen. Ditzelfde
gedrag werd daarna ook in andere landen waargenomen. Volgens Sheldrake was
dit resonantie van het doppikveld. Hij ging niet na of dit exploratieve gedrag
normaal is voor mezen, en evenmin of het de vogelliefhebbers waren die elkaars
rapportagegedrag imiteerden, en eigenlijk ook niet wat de vogelkundigen er zelf
van vonden. Ook de 'resultaten' van *Lysenko en ander onherhaalbaar gebleken
onderzoek schrijft Sheldrake aan morfische resonantie toe.
Sheldrakes theorie is getest met elektronische apparatuur die natuurlijk heel snel
bepaalde handelingen kan herhalen. De tests mislukten.
Een ander door Sheldrake gepropageerd voorbeeld van morfische resonantie is
het vermogen van duiven om over grote afstanden hun nest terug te vinden. Ook
een Nederlandse test, in 1994 uitgevoerd door de Utrechtse emeritus-hoogleraar
J.F.W. Nuboer met behulp van duiven en verplaatsbare hokken, leverde een
negatief resultaat.
Duiven vliegen voomamelijk op het gezicht, en als ze bij aankomst hun hok niet
zien staan op de plaats van vertrek, dan zijn ze de kluts kwijt. Op zijn best gaan
ze zoeken op plekken waar het hok eerder stond.
Dergelijke experimenten zijn natuurlijk leerzaam, maar wekken de indruk dat het
hier om een zinvolle wetenschappelijke hypothese zou gaan.
Dat is echter niet het geval. Sheldrakes gezeur over onzichtbare velden waar we
verder niets van weten en die zo nu en dan - maar als het uitkomt overal - hun
werk doen, is vergelijkbaar met het bij tijd en wijle introduceren van Gods wil
door enthousiaste gelovigen. Dat religieuze aspect verklaart misschien wel
waarom het idee veel weerklank vindt, met name onder aanhangers van de *New
Age.
Moria, stichting
Een in Hilversum gevestigde stichting onder leiding van J.I, van Baaren, die
folders uitgeeft waarin gewaarschuwd wordt voor de invloed van de Duivel in de
moderne samenleving. Mikpunten van Moria zijn onder andere de (als heidens
omschreven) *New-Age-beweging, popmuziek (die, indien achteruit afgespeeld,
duivelse boodschappen bevat) en zaken als streepjescodes (deze bevatten het
*Getal van het Beest, 666). De uitgaven van Moria bevatten regelmatig vage
verwijzingen naar literatuur betreffende de *Grote Samenzwering.
Morton, Samuel G. (1799-1851)
Amerikaans arts en schedelmeetkundige (*cranio-metrie). Morton verzamelde een
groot aantal schedels en bepaalde daar de inhoud van. Aanvankelijk deed hij dat
nog met behulp van zaad maar uiteindelijk meende hij dat hagelkogeltjes hiertoe
het meest geschikt waren. Zijn eerste onderzoek, neergelegd in de Crania
Americana (I839) had betrekking op de Amerikaanse Indianen. Morton
concludeerde dat zij een apart ras vormden dat qua schedelinhoud (en wat
Morton aanging dus ook qua geestelijke vermogens) inferieur was aan het blanke
en het mongolide ras. In zijn Crania Aegyptiaca (1844) breidde hij zijn onderzoek
uit naar schedels van negers. Zij bleken qua herseninhoud nog beneden de
Indianen te vallen.
Vijf jaar na Crania Aegyptiaca deed hij al zijn metingen en berekeningen nog
eens over, en constateerde dat zijn conclusies juist waren geweest :
het blanke ras had de grootste schedelinhoud, dan het mongolide ras, dan het
Indiaanse en ten slotte het negroïde. De Amerikaanse paleontoloog Stephen Jay
Gould deed Mortons werk in 1977 nog eens dunnetjes over, en concludeerde dat
Morton fundamentele statistische fouten had gemaakt, en te weinig rekening had
gehouden met de invloed van factoren als lichaamsgrootte en geslacht op de
grootte van de schedel. Gould concludeerde dat de verschillen tussen de rassen
qua gemiddelde herseninhoud in feite verwaarloosbaar zijn.
Morton trok veel belangstelling met zijn onderzoek. Zijn metingen werden
uitgebreid geprezen door de beroemde Franse anatoom Paul *Broca, die zelf ook
dat soort werk verrichtte aan schedels van verschillende typen Europeanen.
Bron; Gould, S. J., The mismeasure of man. New York, I98I.
Moss, Henry
Amerikaanse negerslaaf die leefde rond het eind van de I8de eeuw en beroemd
werd als 'de neger die langzaam een blanke werd' - en die daar goed geld mee
verdiende door zichzelf tentoon te stellen in een kroeg in Philadelphia. (Een blik
op zijn blekende huid kostte I,25 dollar.)
Deze voorloper van Michael Jackson kreeg bezoek van dominee Samuel
Stanhope Smith (I750-I8I9), hoogleraar moraalfilosofie in Princeton, die in deze
wonderneger het bewijs zag voor zijn stelling dat negers geen andere soort waren
maar gewone mensen die door het extra zonlicht bruin waren geworden. Smith
was, met andere woorden, een tegenstander van het *polygenisme.
Een andere bezoeker was ene dokter Benjamin Rush. Ook hij onderzocht Moss
en concludeerde dat de zwarte huid van Moss een milde vorm van lepra was.
Moss was kennelijk geen neger, en bovendien gewoon langzaam aan het genezen.
Moss wist dankzij zijn zeldzame huidafivijking uiteindelijk genoeg geld bij elkaar
te krijgen om zichzelf vrij te kopen.
Bron; Waal Malefijt, A. de, Images of man. New York, 1974.
Mu
Een zogenaamd verzonken continent, voor het eerst beschreven door de Brit
James *Churchward. Hij zou erover gelezen hebben in geheime bibliotheken in
India, die angstvallig bewaakt werden door hindoepriesters. Mu zou gelegen
hebben in de Stille Oceaan. Het zou omstreeks I2 000 jaar geleden zijn
verzonken, en daarbij is het gros van de bewoners omgekomen. Enkelen wisten te
vluchten naar Azië, Airika en Amerika, alwaar zij de stichters werden der grote
beschavingen. Churchwards ontdekking is een flauwe herhaling van de mythe van
*Atlantis en *Lemurië.
Muller, Max (1823-1900)
Duits-Brits filoloog en mytholoog. Müller (van Duitse afkomst, maar hij heeft het
grootste deel van zijn leven in Oxford doorgebracht) stelde in zijn The sacred
books of the East (1879) dat alle Europese mythen en sagen terug te voeren
waren op Oudindische teksten (en vanuit India naar Europa waren gebracht door
de Ariërs). In zijn latere jaren reconstrueerde hij op vergelijkbare wijze een
*oergodsdienst die aan de basis zou liggen van álle mythen, gebaseerd op
aanbidding van de zon.
Müllers werk vormde een van de bronnen voor dat van Madame *Blavatsky. Niet
dat hij haar gebruik van zijn werk erg kon waarderen. Hij omschreef haar tweede
boek, The secret doctrine (1888), als 'een samenraapsel van bekende maar over
het algemeen verkeerd begrepen brahmaanse en boeddhistische leerstellingen'. De
teksten waren echter 'verward geraakt en verkeerd begrepen...
De meest
alledaagse termen zijn verkeerd gespeld of verkeerd begrepen.' (geciteerd in
Marion Meades boek Madame Blavatsky uit I980).
Mummia
(Perzisch : pek, asfalt) Middeleeuws geneesmiddel (*altematieve geneeskunde)
bestaande uit gemalen Egyptische mummies. Oorspronkelijk ging het om pek die
in het Midden-Oosten hier en daar uit rotsen sijpelde, en die door de Perzen als
een kostbaar medicijn werd beschouwd. Middeleeuwse reizigers naar Egypte
zagen de in hars gedrenkte, en in de loop der eeuwen zwart geworden mummies
en meenden dat deze lijken gehuld waren in dat wonderbaarlijke mummia
(vandaar de naam).
Egypte was natuurlijk veel beter dan Perzië in staat om aan de Europese vraag
naar 'mummia' te voldoen, en spoedig werd de zwart geworden mummiehars naar
Europa geëxporteerd. Niet lang daarna volgden de bijbehorende (vermalen)
botten en gedroogde spieren van de mummies (veelal van katten). In de I6de en
I7de eeuw werd de ruwe grondstof naar Europa verscheept, dat wil zeggen
complete Egyptische mummies. De eerste Europeaan die een mummie uitpakte
was dan ook een apotheker.
Bron; Brier, B., Egyptian mummies. New York, 1994.
Murphey, Bridey
De naam van een vrouw die in het begin van de I9de eeuw in de Ierse provincie
Cork zou hebben geleefd, en vervolgens gereïncarneerd zou zijn (*reïncarnatie) in
het lichaam van de 29-jarige Amerikaanse huisvrouw Virginia Bums Tighe (I923-
I995). Deze vrouw wist zich in I952-I953 onder *hypnose namelijk allerlei details
uit dat vorige leven te 'herinneren'. Haar relaas werd in I954 gepubliceerd in een
Amerikaanse krant, en in I956 als boek onder de titel The search for Bridey
Murphey. Auteur was de zakenman en amateurhypnotiseur Morey Bernstein. Het
boek veroorzaakte een ware golf van belangstelling voor reïncamatie en de
'wonderen' van de hypnose.
Bemstein was al voor hij begon te hypnotiseren gegrepen door de mogelijkheden
van buitenzintuiglijke waameming, de onderzoekingen van J.B. *Rhine en de
mededelingen van Edgar *Cayce.
Kort na de verschijning van het boek ontbrandde er in Chicago een strijd tussen
twee kranten. De Chicago American spoorde Virginia Tighe op (in het boek was
het pseudoniem Ruth Simmons gebruikt) en vond allerlei details over haar echte
leven. Ze zou tegenover een Ierse mevrouw Bridie Corkell, geboren Murphy,
gewoond hebben, op wier zoon ze nog verlieid was geweest. De concurrerende
krant, Céicago Daily News, sloeg terug met de onthulling dat mevrouw Corkell
niet aan de telefoon wou komen, dat haar meisjesnaam Murphy niet bij de
parochie bekend was, en dat ze de moeder was van de redacteur die voor het
verhaal verantwoordelijk was. De lerares die volgens de ene krant beweerd had
dat Virginia onder haar begeleiding lange monologen zou hebben geleerd in het
Ierse dialect, herinnerde zich - volgens de andere krant - de hele Virginia
nauwelijks en de Ierse monologen helemaal niet. Een 'Ierse' tante van wie
Virginia als klein meisje massa's verhalen had gehoord bleek in New York
geboren, en had haar - volgens Virginia - nooit verhalen over Ierland verteld en
ze had bovendien die tante voor haar achttiende nauwelijks gekend.
Veel van de onthullingen van de Chicago American waren uit de duim gezogen.
Wat de krant toen niet vertelde was dat Virginia tot de leeftijd van drieeneenhalf
was opgevoed door gedeeltelijk Ierse ouders.
In A scientific report on 'The search for Bridey Murphey'(I956) van Milton V.
Kline (red.) maakte bibliothecaris W.B. Ready van de Leland Staniord University
korte metten met de door velen zo authentiek gevonden 'Ierse' elementen in haar
herinneringen. Andere onderzoekers konden vrijwel geen van de feiten door
'Bridey' genoemd natrekken. De naam van een kerk, een school, een straat en een
winkel bleken niet te bestaan. De echtgenoot van 'Bridey', een advocaat genaamd
Joseph Maccarthy ( !), bleek onvindbaar en haar dood was nergens geregistreerd.
Anderzijds, vele folkloristische details van het Ierse leven moeten in Virginia's
jeugd ruime bekendheid hebben genoten. In I893 was er in Chicago een grote
tentoonstelling, met onder andere een compleet 'Iers dorp' met vijftien huizen en
een kopie van de toren van Blamey Castle, dagelijkse dans- en zanguitvoeringen
en ander vermaak. Ruim drie miljoen bezoekers keken er hun ogen uit, en in I904
werd in St. Louis nog eens zo'n dorp opgebouwd. Dit werd overigens pas bekend
door het onderzoek van de Britse radiojoumalist Melvin Harris in 1986.
Maar het boek van Bemstein was al een bestseller (uiteindelijke oplage één
miljoen exemplaren) toen de eerste kritische geluiden kwamen en deze hebben de
door dit boek in het leven geroepen, groeiende stroom 'reïncamaties' die
*hypnotherapeuten produceerden, nauwelijks kunnen stelpen. Het verhaal van
Bridey Murphey vormt een van de belangrijkste oorzaken voor de modeme
hypno-rage.
Begin jaren '50 was bekend dat een gehypnotiseerd persoon vaak goed antwoord
kan geven op vragen naar de oorsprong van 'herinneringen'.
Bernstein heefit zulke vragen niet gesteld, hoewel hij goed op de hoogte was van
de mogelijkheid. Wel vroeg hij naar allerlei details over het leven aan Gene Zijde.
Wat deze werkwijze betrefti zette hij dus ook de toon.
Bron Edwards, P., Reincarnation. A critical examination. Amherst, 1996.
Mutual UFO Network (MUFON)
(oorspronkelijk : Midwest ufo Network) Amerikaanse ufo-organisatie (*ufo's), in
1969 afgesplitst van de organisatie APRO van het echtpaar *Lorenzen. MUFON
nam veeÌ leden over van het toen zieltogende NICAP (*Keyhoe). In tegenstelling
tot het vier jaar later door J. Allen *Hynek opgerichte cufos, had MUFON van
meet af aan grote belangstelling voor de meldingen waarin *ufonauten
voorkwamen. MUFON is op dit moment de grootste en meest actieve UFO-
organisatie ter wereld.
Myers, Frederick W.H. (1843-1901)
Brits parapsycholoog. Myers, oorspronkelijk classicus, dichter en literair criticus,
was een van de oprichters van de *Society ior Psychical Research (SPR). Hij
drukte zo'n groot stempel op de organisatie dat zijn vroegtijdig overlijden een
zware klap voor de SPR vormde, die zij eigenlijk nooit meer te boven is
gekomen.
Myers is de bedenker van de termen *telepathie en telekinese en bedacht ook de
term 'subliminal self' voor dat deel van ons denken waar visioenen en dromen
ontstaan, en geldt daarmee als een voorloper van Sigmund *Freud, voor wie hij
overigens als een van de eersten in Europa waardering had. Samen met Edmund
*Gumey en Frank *Podmore schreef hij Phantasms of the living (1886) en hij
werkte ook mee aan de uitwerking van de nationale Census on éaiiucinations
(verschenen in 1894).
Myers werd al van jongs af aan geobsedeerd door de dood. Zijn belangrijkste
werk is dan ook het postuum verschenen Human personaility and its survival of
bodily death (I903). Zijn morbide belangstelling werd sterk aangewakkerd door
de zelfmoord in 1876 van Annie Marshall, de vrouw van zijn neef voor wie hij
een hartstochtelijke doch heimelijke liefde koesterde. Na haar tragische einde
bezocht Myers vele *mediums om in contact te komen met haar geest, onder wie
ene Rosalie Thompson en Leonora *Piper. Deze *seances bevestigden zijn geloof
in een leven na de dood.
Myers' aantekeningen van zijn seances met Mrs.Thompson werden later door zijn
vrouw vemietigd en het hoofdstuk hierover bestemd voor Human survival werd
geschrapt.
Myers was zó overtuigd van het leven na de dood, en de mogelijkheid Annie
weer te ontmoeten, dat hij zijn sterfbed vol vertrouwen, bijna vrolijk tegemoet
ging. Hij liet een boodschap achter in een verzegelde envelop die hij van Gene
Zijde nog eens door zou geven, maar deze test liep op een mislukking uit. Zijn
geest zou wel bijgedragen hebben aan het onderzoek naar
*kruiscorrespondenties.
Bron; Berger, A. en J., The encyclopedia of parapsychology and psychical
researcé. New York, I99I.