Maçonnieke encyclopedie-D.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

Dactylen
Dervent.Waters
Deventer O.°.
Dharma
Diaken
Dialectiek
~D. in de middeleeuwen
~ dialectisch
~dialectische theologie,
~dialogiek, v.,
~dialogisch
~dialoog
~D.-Filosofie.
~D.-F-. Het dialogisch denken ;
~D.-Godsdienst
Dienende Broeders
Diepte
Dignitarissen
Dinant
Diploma
Djocjacarta
Doesburg O.°.
Dogma
~•Volgens de protestantse opvatting
~-geschiedenis, v.,
~D-ticus [Lat.], m. (-tici),
~D-tiek', v.,
~D.-tisch, bn. en bw.,
~D.-tise'ren
~D.-tis'me, o.
Dokkum O.°.
Dolk
Don Gratuit
Doorgang
Doorluchtig
Dordrecht O.°.
Dormer Stanhope
Dorson
Dresden
Drie
Driehoek
Drietand
Drievuldigheid
~D.- (Broederschap der heilige-)
~Ridder van het kruis van de D.-
~D.-Ridder
D.H.
Druïden.
~De hoofdsleer van de D. -
~V Heden
Druzen
Duchentau
Ducth
Duinkerken
Duisternis
Duitsland
~A. "Deutscher Freimaurerbund"
~B: "Deutsche Union der XXll."
~C.De geschiedenis van de Vrijmij.°.
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.; de afdwalingen.
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. Oostenrijk
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1780
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. na 1780
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.Na 't jaar 1830
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. over de Elzas en Lotharingen
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1884
Dunstan
Du Puy
Dupanloup
Dweperij
Keurmerk







Dervent.Waters (Lord Charles Radcliffe) geb. 1693, de derde zoon van Frans Earl of Dervent-Waters en Maria Tudor. De stichter van de Franse Vrijmij.°. en de eerste Gr.°..°. Mr.°. in Frankrijk 1728. - Hij was een vurig aanhanger van de Schotse pretendent ( de Stuards) en werd daarom de 19 Dec. 1746 te Londen onthoof'd.

Deventer O.°.
Deventer, O.°..N.F.
-A.°.L.°.1062 Sint Jan, Rijkmanstraat 10, 0570/615366
-L.°.v.V.°.67 Het Oosten, idem
Deventer O.°., Stad in Overijsel, 64.000 inw. Hier is een Loge, genaamd "Le Préjugé Vaincu", gesticht in 1784. Kleuren geel en zwart. Deze Loge heeft het Weduwen- en Wezenfonds "Charitas" opgericht.Juli 1801 werd deze Loge geplundert, maar herstelde zich weldra weer en kon reeds in 180l de grondslagen leggen voor een bibliotheek.

Dharma, Dharma [<Sanskriet: dhar, dragen; Pali: dhamma ], het totaal van eigenschappen en eigenaardigheden die iemand of iets krachtens zijn natuurlijke aard eigen zijn, en de regel maat, harmonie en wetmatigheid in natuur en mensenwereld, die een ieder in stand moet houden. Processen in de natuur, sociale verhoudingen en religieuze verplichtingen behoren volgens de dharma, d.i. volgens de aan hun aard eigen orde en wetmatigheid, te verlopen. Inbreuk op of afwijking van de dharma op sociaal, moreel, juridisch, ritueel of kosmisch terrein, brengen de vaste verhoudingen in de war en slepen automatisch kwade gevolgen met zich mee. Maar ook omgekeerd: constateert men ergens iets abnormaals (b.v. een zonsverduistering, een misdaad, een mismaakte), dan heeft er schending van de dharma plaats gehad, en moeten er verzoeningsriten verricht worden. De voornaamste kenbron van de dharma is de Veda. (Summa ency.)
Diaken ( Deacons) heet in de Loge de beambte die voor handhaving van de orde zorgt. LDH Nederland: De bevelen en boodschappen overbrengen cq volgen van de Opzz. (of VM en een Opz.) en de kandidaten geleid incl de tuilage van de graad. (Oosrspronkelijk de taak van de Diak. van de graad en later de taak van beide diakk. [meestal niet zo uitgevoerd door gebrek aan ruimte]) Zij zorgden ook voor de ordehandhaving op de kolommen op bevel van een van de Opzieners.

Keurmeester
De Keurmeester brengt bij elke tempelzitting het licht terug in de tempel door de fakkel, van waaraan de kaarsen worden ontstoken, te dragen.
Hij ziet toe op het formele onderricht van LL. en GG.
Hij kontrolleerd de visiteurs
Hij gaat bij de inw. de stoet voor en doet de tuillage van de graad voor.(en reikt bij elke 'rangverhoging' de woorden, tekens en aanrakingen van de graad aan.)
Hij ontfermt zich ook vaak over de profanen, resp. lln en gezellen, bij elke inwijdingsplechtigheid (of verhoging).
Dialectiek ~D. in de middeleeuwen
~ dialectisch
~dialectische theologie,
~dialogiek, v.,
~dialogisch
~dialoog
~D.-Filosofie.
~D.-F-. Het dialogisch denken ;
~D.-Godsdienst

(dialektiek) [<Gr. dialektikos, tot het disputeren behorend], v.,
1. kennisleer die gebruik maakt van de dialoogvorm; het denken vanuit twee richtingen;
2. kunst van logisch te redeneren of begrippen te ontwikkelen; redeneerkunde of disputeerkunst;
3. vaardigheid in het voeren van discussies of twistgesprekken;
4. wijsgerige denk wijze waarin tegenstellingen worden benadrukt (ENc.).
Dialectiek is een term die in de geschiedenis van de filosofie diverse betekenissen kreeg. Oorspronkelijk bedoelden de Grieken met deze term de door de sofisten (sofistiek) beoefende vaardigheid om behoorlijk te argumen teren. Sokrates en Platoon verhieven deze vaardigheid tot methode van de filosofie. Platoon noemde dialektiek wel eens de kunst om de begrippen of de dingen in te delen naar soorten en geslachten. Aristoteles onderscheidde analytiek en dialectiek. De eerste is de, leer van het bewijs; de tweede heeft tot inhoud de redenering in zoverre ze wordt toegepast op meningen die slechts waarschijnlijk zijn.
D. in de middeleeuwen. Zoals de opkornst van de dialectiek van de sofistiek in Griekenland op verzet stuitte, zo manifesteerde zich de eerste ontplooung van de dialectiek in de middeleeuwen in de 11e eeuw (in het kader van de zelfstandigwording van een filosofie die een eigen plaats zocht naast de theologie) als een verbeten strijd. Het ging erom of de methode van de dialectiek, die steunde op de toen bekende logische werken van Aristoteles, Porphyrius' Isagoge en Boethius' commen taren, toegepast mocht worden op het dogma. Berengarius van Tours was de meest op de voorgrond tredende aan hanger van de dialectische denkwijze; de grootste bestrijder was Petrus Damiani. Een middenweg vonden Lanfranc en vooral Anselmus van Canterbury, die met zijn credo ut intellsgam( het program van het scholastieke denken voor de komende eeuwen formuleerde. Na de middeleeuwen is bij Kant de (transcendentale) dialectiek het vermogen van de rede (Vernunft) om ideeen te vormen die geen empirische inhoud omvatten. Deze (zuivere) ideeen (God, de wereld, het Ik) hebben slechts een ordenende of regelende maar geen reele waarde. Voor Hegel is de wetmatigheid van het denken identiek met de wetma tigheid van het zijn. Deze wetmatigheid bestaat in de noodzakelijkheid om elke stelling (thesis) samen te brengen met haar contradictie (antithesis) in een hoger verzoenend þegrip (synthesis). Deze bepaling van de dialectiek werd ook door Marx overgenomen, zij het dan in een radicaal gewijzigde context.marxisme. LITT. J.P. Sartre, l.a critique de la raison dialectique (1960); l.. SichiroIlo, Dia legesthai (1966); H. Heirnsoeth, Trannszendentale Dialektik (4 dln. 1967-d 1 ) ;Th. Adorno, Negative Dialektik (1970); W. Becker, Idealistische und materialistische dialektik ( l 970).
dialectisch, bn. en bw.,
1. tot de dialectiek behorend;
2 op dialectiek berustend: dialectische theologie; - materialisme, de wereldbeschouwing van het marxisme;
3. aan een bijzondere tongval eigen: een dialectische uitspruaak hebben; bw.: dat woord komt slechts -voor.
dialectische theologie, Een Theologische richting die na W.O.1 binnen het protestantisme is opgetreden en waaraan de namen van Barth, Brunner, Bultman, Gogarten verbonden waren.
De term dialectische theologie heeft betrekking op de dialectische structuur van de openbaringen Gods, die verenigt wat elkaar uitsluit, o.a. God en mens, eeuwigheid en tijd, openbaring en verborgenheid. De eenheid van deze tegen delen is onaanschouwelijk. Men kan er nooit in definitieve stellingen over spreken zonder bij de negatie te blijven staan; elk 'Ja ' roept een `nee ' op. Kenmerkend voor de dialectische theologie werd steeds meer het denken van Christus uit. De dialectische theologie had in Nederland grote invloed. Sinds 1934 viel de stroming uiteen, vooral door de toegenomen verschillen tussen Barth en Brunner naar aanleiding van het pleidooi van de laatste voor een zeker herstel van de natuurlijke theologie.
Berkhouwer, De triomf der genade in de theologie van Karl Barth (1954) H Zahrnt, Die Sache mit Gott (1966)
dialogiek, v., verhouding die berust op een dialoog, een tweegesprek (in over drachtelijke zin).
dialogisch [<Gr. dialogos,tweegesprek], bn. en bw.
de vorm hebbend van een dialoog; resp. bij wijze van een samenspraak of tweegesprek.
dialogise'ren [<Gr.] (dialogiseerde, heeft gedialogiseerd)
in de vorm van een dialoog þrengen; in een gespreksvorm inkleden.
dialoog [CGr.], m. (-logen)
1. tweegesprek of samenspraak, als litterair genre toegepast in romans en toneelstukken als methode geþruikt voor de ontwikkeling van filosofische vraagstukken
2. in de muziek (zangspel) het gesproken gedeelte tegenover het gezongen gedeelte;
3. vorm van communnicatie tussen de mensen onderling en tussen aanhangers van uiteenlopende levens- en wereldbeschouwingen, m.n. om te begrijpen en begrepen te worden, b.v. christenen en niet-christenen, Christenen en marxisten (ENC.).
D.-Filosofie. De dialoog vindt men voor het eerst bij de Grieken. Platoon hanteerde de dialoog, die lang voor hem bekend was, met ongekend meesterschap, al moet gezegd worden dat zijn dialogen verkapte monologen zijn. Het humanisme (Erasmus, Hutten) bracht de dialoog tot nieuwe bloei. Ook in later tijd blijft hij een geliefde methodiek: Malebranche, Berkeley, Lessing, Wieland, Herder, Schelling, W.S. Landor, H.Bahr
In het moderne leven en denken is de dialoog een fandamenteel begrip dat dee1 uitmaakt van een ideeencomplex waartoe ook o.a. termen als communisme, ontmoeting, medemenselijkheid, solidariteit gerekend kunnen worden. Dat genoemde begrippen in demoderne tijd een vooraanstaande rol spelen hangt samen met een aantal voor de moderne samenleving kenmerkende tendensen. Als zodanig kunnen o.a. genoemd worden: het steeds verdergaande functieverlies van de gesloten groepsverbanden, traditionalistische leef - en denkwijze; de daarmee gepaard gaande erkenning van de waarde van de opvattingen en leefpatronen van andere culturele, religieuze en politieke groeperingen dan de eigen; het verzakelijkingsproces in de westerse maatschappij,waarbij de betrekkingen tussen de mensen in toenemende mate door gezichtspunten van functionaliteit, doelmatigheid, effectiviteit worden beheerst, het democratiseringsproces, met de daarachter werkzame veranderde mens- en gezagsopvatting, waarbij beslissingen niet van hogerhand opgelegd, maar in onderling overleg van alle betrokkenen
D.-F-. Het dialogisch denken ; dat als filosofische stroming opkwam in de loop van de 19e eeuw, kan het best begrepen worden tegen de achtergrond van de rationalistische filosofie van de laatste eeuwen, zoals die sinds Descartes uiging van het rationele, zelbewuste ik. Dit ik staat in volstrekte zelfgenoegzaamheid teþenover de geheel anderssoortige wereld van de materiele objecten, die in dit verband als materiaal van de scheppende en ordenende activiteit van het subject worden beschouwd. Er schuilen in deze filosofische positie twee kardinale problemen: enerzijds betekent zij de volstrekte vervreemding van de mens tegenover de hem omringende natuur, anderzijds ook de isolering van het ik ten opzichte van zijns gelijken. Immers, het subject staat hier ofwel in een relatie van ingrijpen, maken, beheersen tegenover de wereld van de dingen, ofwel in een onmiddellijk zelfbewuste verhouding tot zichzelf; het kent ofwel objecten ofwel als subject alleen eigen innerlijk. Van andere subjecten als subjecten heeft het ik, althans direct, geen weet. Wat van een ander ervaren wordt is zijn lichamelijke verschijningsvorm in de wereld van ruimte en tijd. Omdat ik uit zelfobservatie weet dat bepaalde uitdrukkins vormen (gebaren, mimiek) gepaard gaan met bepaalde innerlijke toestanden, ervaringen, stemmingen (b v. huilen met verdriet, schreeuwen met woede), besluit ik, als ik bij `een ander` dergelijke bewegingen, expressies waarneem, tot eenzelfde innerlijkheid als bij mij zelf.
De ander blijft op die manier echter een (onzekere) constructe van mij, bezit derhalve niet werkelijk de status van subject De moderne westerse filosofie heeft zich dan ook steeds weer geplaatst gezien tegenover de (meestal ongewilde) consequentie van het solipsisme [<Lat; 'solus ipse, alleen ik zelf], de positie die sceptisch staat tegenover de kenbaarheid en zelfs het bestaan van andere subjecten buiten mij. De geschetste dubbele problematiek van het 'klassieke' westerse denken leidde tot een reactie in tweeërlei zin. Enerzijds wordt tegenover de idee van het `zuivere', rationele, boven-historisch-identieke ego, dat de wereld van de dingen ordent, maar er zelf geheel onafhankelijk tegenover staat, de conceptie geplaatst van een subject geplaatst in zijn cultureel-historisch gesitueerd zijn (Dilthey), zijn maatschappelijke ( Marx) en zijn driftmatige (Nietzsche, Freud) bepaaldheid, zijn lichamelijkheid ( Merleau- Ponty), kortom, het zuivere ik wordt een geïncarneerd subject. Anderzijds wordt tegenover de idee van het zelfgenoegzame subject, ddat zijn ik zijn van zich uit altijd al bezit, eventueel zichzelf ontplooit, de wezenijke en onherleidbare aard van de ik-gij-verhouding gesteld als grondthema van modern filosoferen, dat dan in vele varianten uitwerking vindt.
Van dit inzicht een eerste uiteenzetting gegeven te hebben is de verdienste geweest van Ludwig Feuerbach die daarmee als een van de grondleggers van het dialogisch denken in eigenlijke zin beschouwd kan worden. Denken `is geen monoloog van de eenzame denker met zich zelf, maar een dialoog tussen ik en gij'. Zelfs de objectiviteit van een wereld van de dingen buiten mij hangt bij Feuerbach aan de ontmoeting, met de medemens: `Wat ik alleen zie, daaraan twijfel ik, wat de ander ook ziet dat is pas zeker'. Een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van het dialogisch denken heeft Martin Buber geleverd. Deze ziet het mens-zijn gekarakteriseerd door een tweevoudige relatie tot de werkelijkheid: de ik-het- en de ik-gij-verhouding. In eerstgenoemde relatie staan wij in een objectiverende, distantie-nemende houding tegenover de dingen, Op de bodem van deze beschouwende relatie tot de dingen staat de techniek, evenals b.v. een puur economische beschouwingswijze, die de werkelijkheid (zelfs menselijke verhoudingen) in termen van rendement beoordeelt. Van volstrekt andere aard is de ik-gij-verhouding, gekenmerkt door de ontmoeting met de ander, waarbij beiden zich door elkaar laten bepalen. Wezenlijk voor deze relatie is het wederkerigheidskarakter, de wederzijdse aanvaarding van de ander zoals hij is, de erkenning en bevestiging van partners door elkaar. Juist in een dergelijke verhouding ontplooit zich werkelijk mens-zijn: het betekent dat niet van verschillende kanten personen met hun autonome zelf in een situatie intreden, maar dat menselijk zelfzijn zich eerst vormt (`constitueert') ten overstaan van een gij.
Als vertenwoordigers van het dialogische denken noemt Buber uit de "vrije", d.w.z. religieus niet gebonden filosofie. Th Litt. K, Lowith, E. Grisebach en K. Jaspers. de laatste een prominent reprepresant van de zgn. existentiefilosofie, waarvan het grondthema de realisering van het menszijn als authentiek zelfzijn (existeren) is.
D.-Godsdienst. In het christelijke religieuze denken van de 20e eeuw, speciaal sinds Wereldoorlog 1, speelt het dialogische thema een belangrijke rol. Van rooms-katholieke zijde zijn in dit verband de namen tenoemen van Ebner, G.Marcel, en R. Guardini van Protestantse zijde o.a. Fr. Gogarten, E. Brunner en K. Barth. Steeds wordt mens-zijn hier verstaan als leven in persoonlijke betrekkingen, in partnerschaprelaties tussenmenselijke betrekkingen blijven echter door een stuk objectivering, verzakelijking en utiliteitsdenken gekenmerkt, en zo verwijzen alle menselijke ik-gij-betrekkingen naar de zuivere dialogische relatie tot het goddelijke 'oer-gij'. In het religieuze dialogische denken is geloven antwoorden op het aangesproken zijn door God; de mens is primair verantwoordelijk wezen: `Het zijn van de mens als persoon berust niet op zijn denken, maar op zijn verantwoordelijkheid, daarop dat een hoogste ik hem roept en zich aan hem meedeelt' (Brunner). Motieven uit het dialogisch denken worden in zeer verschillende samenhang opgenomen; steeds gaat het daarbij om 'humanisering' van de menselijke betrekkingen en om het terugdringen van de onpersoonlijk-formele verhoudingen in het openbare leven (b.v. in de verhouding van functionarissen en burgers), in het arbeidsproces, in de rechtspraak en in gezagshierarchieen.
Litt. E. Brunner, Wahrheit als Begegnung (1963); M. Theanissen, Der Andere (1965); K. Lbwith, Das Individuum in der Rolle des Mitmenschen (1969); H.H. Schrey, Dialogisches Denken (1970); B.R. Voss, Der Dialog der fruhchristlichen Lit. (1970).

Dienende Broeders
DIENENDE BRÜDER
. (Fr. Fréres servants) zijn die Bb.°. die bij Loge-vergaderingen hun diensten bewijzen. Ze zijn van betaling van contributie vrigesteld en ontvangen vergoeging voor de arbeid die zij verrichten. Ovorigens zijn ze geheel leden van de 0.°. en komen ook voor in de onderscheidene Grr.°. Reeds in 1720 worden ze in de Engelse Loges gevonden.
Diepte Maç.°. . Een L.°. gaat symbolis van de oppervlakte der aarde tot haar middenpunt.

Dignitarissen
Lennhoff
heeten in de Franse Loges de zes eerste Officc.°.: de Reg.°. Mr.°., de Ged.°. Mr.°., de beide Opzieners, de Redenaar en de Secretaris.
Dinant de, Or.°..B.F.
-R.°.L.°.1432 La voute Etoilee Route de Furfooze 26 - 5500 Dréhance-Dinant
Diploma
Lennhoff.
, is het bewijsstuk, afgegeven door het Opperbest.°., dat de bezitter in de Mr.°.Gr.°. is aangenomen. Een op perkament geschreven stuk, opgesteld in het Latijn en in de landstaal en voorzien van het zegel van het Gr.°. 0.°. en van dat de L.°. waarbij de opname geschiedde.
Djocjacarta (Jogjacarta) hoofdplaats van de residentie Djocjakarta (Vorstenlanden), eiland Java, aan de voet van de Gunning Merapi. Inw. 342.000 . Hier is een Loge "Mataram" gesticht in 1870. Kleuren rood en goud. Door deze Loge is een gymnastiekschool en een volksbibliotheek opgericht.
Doesburg O.°. stad in Gelderland 9730 inw. Hier is een Loge, genaamd "Broedertrouw", gesticht 1881 Kleuren rood en wit
Dogma Volgens de rooms-katholieke theologie Volgens de protestantse opvatting
geschiedenis, v.,
D-ticus [Lat.], m. (-tici),
D-tiek', v.,
D.-tisch, bn. en bw.,
D.-tise'ren
D.-tis'me, o.
[<Gr, dokein, menen], o. (-'s, -ta)
1. vastomlijnd geloofsartikel, iedere waarheid waarvan de kerk plechtig heeft verklaard dat zij door God geopenbaard is en door de mens geloofd moet worden (ENC.) ; het - der onfeilbaarheid; oneig. politieke, economische dogma's, leerstellingen die haar geloofwaardigheid aan zichzelf of aan het gezag van een leermeester ontlenen;
2. geloofsleer, geheel van geloofsartikelen: dat behoort tot het calvinistische -; het regeert, het blind geloof regeert, er wordt niet onderzocht of verkondigde stellingen waar zijn.
Volgens de rooms-katholieke theologie zijn de dogma's in de betekenis van kerkelijke uitspraken een voortzetting van het kerygma of evangelie, dat de meest oorspronkelijke verkondiging van het heil in Christus is (b.v. 1 Kor.15,1-4), via de samenvattende geloofsbelijdenissen of symbola. Het concilie van Nicea (325) preciseerde een bestaand doopsymbolum en voegde een veroordelende canon (regel) of anathema(tisme) toe; het concilie van Chalkedon (451) gaf als eerste een leerstuk naar het symbolum. Leerstukken, gevolgd door veroordelende canones, zijn de gewone vorm waarin dogma's gegeven worden. Een dogma kan gedefinieerd worden als: een uitspraak waarin de dragers van het herderlijk gezag in de kerk (paus en episcopaat in concilie of in een andere vorm van samenspel) de christelijke heilsboodschap belijdend en tevens lerend (als leergezag) tot uitspraak brengen, meestal in een polemische situatie. De voornaamste eigenschappen van het dogma zijn daarom:
1. zijn gezag ten overstaan van de vrije geloofsaanvaarding. Het ontleent dit gezag aan de heilsboodschap die erin verwoord wordt en aan het herderlijk ambt van hen die het uitspreken. Maar het wordt als boodschap voorgehouden aan het geloof, waarvan hetzelfde leergezag (b.v. in Vaticanum 1 en II) de vrijheid vaststelde. Juist omdat (en niet ofschoon) het kerkelijk gezag in dogma's tot het geloof spreekt, moet het de vrije gewetensbeslissing tegenover openbaring en godsdienst proclarneren.
2. Zijn definitieve karakter in historische ontwikkeling. Het dogma deelt in het definitieve van de bood schap omtrent Gods uiteindelijke (en daarom steeds nieuwe) heil in Jezus Christus, en wel in de mate dat het de heilsboodschap in zijn totaliteit tot uitdrukking brengt. Het dogma doet dit altijd in een bepaalde historische situatie, b.v. als antwoord op bepaalde vragen. Juist als polemisch spreken tegenover een ketterij of dwaling kan een dogma bepaalde zijden van de heilsboodschap accentueren en andere in de schaduw laten. Vandaar een dogmageschiedenis, die als dogmaontwikkeling de vroegere uitspraken steeds aanvult en ze in dienst van de heilsboodschap en de huidige situatie, steeds opnieuw interpreteert.
LITT. R. Bultmann, Glauben und Verstehen ; W. Kasper, Gods woord en het dogma ; A.D.R. Polman, Gereformeerde katholieke dogmatiek (1970); J. Nolte, Dogma in Geschichte ( 197 1 ) ; H. Feld e.a., Grenzen des Dogmas (1972).
Volgens de protestantse opvatting ligt de oorsprong van het kerkelijke dogma niet in de verkondiging, maar in het op de verkondiging antwoordende belijden: 'In elk dogma sluimert het loflied' Gunnin . De bedoeling en zin van het dogma is om het objectieve van de natuurlijk altijd weer existentieel te grijpen) heilswaarheid uit te spreken. De sprekende instantie is hier de kerk, bij de protestanten niet in leergezag, maar in de belijdenissen. De 2Oe eeuw wordt in deze ook in protestantse kerken gekenmerkt enerzijds door het verlangen om in het dogma het oecomenisch karakter en de continuïteit van de christelijke kerk vast te houden, anderzijds door de behoefte om te onderscheiden tussen het in de vanouds geformuleerde dogma's bedoelde en de formuleringen zelf. Litt K Barth, Kirchliche Dogmatik
geschiedenis, v., de wetenschap van de ontwikkeling van de leer, dogma, van de christelijke kerk.
D-ticus [Lat.], m. (-tici),
1. leraar in de dogmatiek;
2. iemand die zich aleen aan de dogma's van een godsdienst houdt
3. iemand die zich alleen aan de theorie houdt.
D-tiek', v.,
1. leer van de dogmas, wetenschappelijke behandeling van de inhoud van het dogma, in die zin dat deze inhoud als geloofswaarheid geldt.
2. de gezamenlijke dogma's.
D.-tisch, bn. en bw.,
1. op een dogma of dogma's berustend; van, volgens een dogma;
2. geen tegenspraak duldend: een dogmatische toon.
D.-tise'ren (dogmatizeren), (dogmatiseerde, heeft gedogmatiseerd)
1.leerstellig onderricht geven; (bij uitbreiding) apodictisch beweren;
2. tot een dogma, een leer vormen
D.-tis'me, o.het vooropstellen van- en vasthouden aan dogma's; onzelfstandig, van de geloofsleer afhankelijk denken.
Het dogmatisme is een houding die weinig oog heeft voor de veelvormigheid van de werkelijkheid. Dit wordt gewoonlijk zichtbaar in schoot-, sekte- en partijvorming en gaat doorgaans samen met onverdraagzaamheid ten aanzien van de opvattingen van anderen. Vaak is het dogmatisme niet zozeer bij de scheppende personen van de geestes geschiedenis aanwijsbaar als wel bij hun navolgers, die van een rijke geestesarbeid in toenemende mate slechts de vormen, niet de motieven en tendensen zien. Dogmatisme komt op elk gebied voor: Godsdienst, kunst, politiek, Vrijmij.°. en wetenschap. Het uit zich zowel positief als negatief, zowel in het huldigen, als in het formeel verwerpen en bestrijden van bepaalde meningen.
Dokkum O.°. Stad in Friesland, 11.000 inw. Een van de oudste steden in Nederland. Sedert 1864 bestond hier een Loge "Exelsior", Kleuren stroogeel en lichtblauw. Op initiatief van de Loge is te D.- een fonds gesticht, genaamd "Onderling hulpbetoon", met het doel om aan de nagelaten betrekkingen van een van de leden van het fonds een uitkering voor eenmaal te verzekeren.
DolkEen wapen wat in de IOGVM door de binnendekker gebruikt wordt en tevens in andere Or.°. een kleinnood van de Uitverkorenen en R. van de Kados.
Don Gratuit
DON GRATUIT
of support. Bijdrage van de l.°. aan het Gr.°.O.°.
Doorgang Orde woord om al de delen of plaatsen aanteduiden die naar de T.°. geleiden.
Doorluchtig 13°van het Mytzraïmsysteem
Dordrecht O.°.. Stad in Zuid-Holland , 101.000 inw. Hier is een Loge, genaamd "La Flamboyante", gest. 1814. Kleuren blauw en oranje.
Dormer Stanhope ( Philippus), Graaf van Chesterfield, geb. 1694 , overl. 1775, was Engels gezant in Nederland en beklede in 1731 het voorzitterschap in de Loge, waarin Frans 1, Groot-Hertog van Torborne, V.°. M.°. werd gerecipieerd.
Dorson , naam van een van de 9 Meesters die Salomo uitzond om de Meester Hiram te zoeken
Dresden
Lennhoff
, zie Saksen.
Drie, Een getal dat reeds bij de Egyptenaren en bij de geheele oudheid voor heilig werd gehouden en a1s gelukaanbrengend beschouwd werd. Men hield namelijk de oneven getallen voor gelukkige en de evene voor ongelukkige, en daar nu drie het eerste oneven getal is werd dit gelukvoorspellend bij uitnemendheid. -In de Christelijke kerk was drie ook reeds een heilig getal. Bij de Vrijmij.°. had dit getal ook altijd een grote beteekenis en komt nog vele malen voor in de symbolieke taal en Logegebruiken van de Broederen. Zinrijk is de verklaring die Krause geeft en die wij hier mededelen. " De V.°. M.°..", zo zegt hij, "moet de getallen 1, 2 , 3 begrijpen en daarnaar arbeiden: want ze zijn de teekenen der eenheid, der tegenstelling en der harmonie, waarop de ware mens bij al zijn denken, spreken en handelen letten moet. Het eerste herinneren de V.°.M.°. dat eenheid, zelfstandigheid en vrijheid het eerste moet zijn waarnaar hij als zelf bewust wezen streven moet, en dat de mensheid een geheel is; ook dat hij in alle dingen de éénheid moet bevorderen. Twee is het symbool der tegenstelting, maar van twee overigens gelijksoortige wezens, of ook van twee dingen die onderscheiden, maar darom niet afgescheiden behooren te zijn. De V.°.M.°. moet zo zoeken te verenigen wat wel onderscheiden moet blijven, maar nooit mag afscheiden worden; zo b.v. lichaam en geest. Drie is 't leerteken van liefde en eendracht. -De tegenstellingen van twee worden hier tot hogere eenheid gebracht. Daarom herinnert drie de V.°.M.°. aan liefde en vereniging zodat de tegenstellingen meer en meer in hogere eenheid worden opgelost zo zoeken zij naar harmonie van geest en vlees, van man en vrouw van wetenschap en kunst, van werkelijkheid en ideaal".
Driehoek De gelijkzijdige D.- betekende in de geheimleer van de Egyptenaren de godheid als zinnebeeld van het oneindige. Volgens Plutarchus was de gelijkzijdige D. het zinnebeeld van de oneindigheid, van de Godheid, de gelijkbeneige dat van een genius, en de ongelijkzijdige dat der mensen. Volgens een andere verklaring betekent de D.- de natuur van het heelal, de eene zijde het mannelijk, de tweede het vrouwelijk wezen en de basis het voortgebrachte. Daarom de D.- het zinnebeeld van het wereldburgerschap. - Een beeld van 't heelal werd ook getekend door een dubbelen in elkaar gelegden driehoek. De Met de spits naarboven staande beduide het vuur, de omgekeerde het water. Deze zeshoek werd ook in de Pythagoreische scholen als leerteken, mogelijk ook als herkenningsteken gewardeerd. Deze dubbele D.- wordt ook in de synagoge gevonden, waar het Salomo's of David`s schild wordt genoemd. De Israëlitische kerken worden met dit schild Davids versierd. - De Nieuwe Tempeliers in Noord-Amerika hebben een drievoudige driehoek als zinnebeeld van de Godheid.- In `t algemeen geldt de gelijkzijdige driehoek als beeld van de oneindigheid en dientengevolge ook van de volmaaktheid
Drietand Een vork bij de Tafelloge
Drievuldigheid ~D.- (Broederschap der heilige-)
~Ridder van het kruis van de D.-
~D.-Ridder
D.- (Broederschap der heilige-). Dit genootschap word in 1379 (?) te Lubeck door eenige aanzienlijke gesticht die- naar men beweert - met het bestaande op kerkelijk gebied geen vrede hadden. Zij kwam welda zeer in aanzien en vormde later het eerst de 12 collegiën die met de Raad de Wetgevende macht uitmaakten. In 't begin van deze eeuw is deze broederschap op de achtergrond geraakt. Ze bezat oude kerkelijke privigilegiën van 1485, 1641, 1674, 1709 en werd voor de laatste maal nog bekrachtigd door Josef II bij decreet van 18 Mei 1778. -De broederschap was verdeeld in Heeren, broeders en gezellen; de leden droegen vroeger behalve de eigenaardige mantel (Hoike) ook de bijzondere ordeteekens, bestaande uit een cirkel waarin een geopende passer, van daar dat zij ook passerbroeders genoemd werden. Dit ordeteken werd door Jozef ll eenigszins gewijzigd.
Ridder van het kruis van de D.- . Een orde tussen 1785 en 1790 te Grünstadt gesticht, maar spoedig weer opgeheven. De stichter van Assum beriep zich op een onbekende overste (vgl. Charter van Keulen) en gaf als doel van zijn ordo op, de herstelling van de Vrijmij.°. in haar oorspronkelijke waarde.
D.-Ridder Graad in 3 klassen (14/15/16) van het Mitzraïm systeem.
Grootmeester der Orde van de heilige D. - , 14° Gr.°. van de Rit Mizraïm.
D.H. "Le Droit Humain" Nederlandse Federatie IOGVM. zie Nederlandse Federatie
Druïden. m (-n)
Lennhoff
De hoofdsleer van de D. -
V Heden
.-.I. Naam van de priesterschap bij de Kelten in Gallië, Brittannië enz. die met de adel de twee standen vormden die in Caesar 's dagen het meest in aanzien waren. Men leidt deze naam af van het griekse Eik of van het Keltise Daru, Deru, Derw; in ieder geval hangt hij samen met deze heilige boom. De priesterschap was in drie afdelingen verdeeld: de eigenijke priesters die voor de eeredienst zorgden (Druïden in engere zin); zieners, verkondigen de toekomst (vates, Fad (veet) Fhada) en zangers of barden. Aan 't hoofd van allen stond de Opperdruïde, die een onbeperkte macht had en levenslang regeerde.
- Hoewel ze gehuwd waren vormden de Druïen toch een ordo die zich ook door een bijzondere geestelijke kleding onderscheidde. Ieder vrij en en edel geboren jongeling kon onder hen worden opgenomen, maar moest een lange soms twintigjarige leertijd doorbrengen. Het onderwijs werd slechts mondeling gegeven. In alle zaken die niet met de godsdienst samenhingen gebruikten ze bijzondere schrijftekens (de Runen) die, omdat ze enige overeenkomst hadden met de grieksche letters, door de Romeinen, "Graecae litterae" genoemd werden.
De hoofdsleer van de D. - werd als heilig mysterium voor het volk verborgen gehouden en bevatte allerlei bespiegelingen over de ziel, de wereld en de godheid. Het grondbeginsel was:
( 1God, geen Tempel, geen beeltenissen en een altaar van zoden.) God vereren, niet kwaad doen en dapper zijn. De ziel is onsterfelijk; gaat na de dood in andere lichamen over en wordt na een bepaalde tijd tot een nieuw mensenleven herboren. De wereld is uit niet geschapen en is onvergankelijk, maar zal eens door vuur en water overweldigd worden, God was het groot mysterie. - Ze kwamen in holen en bergen samen; eilanden als Mona (Anglesey) waren de heilige plaatsen bij uitnemendheid. In Caesars tijd waren de Druïden in Gallië reeds in verval en was Brittannië de hoofdzetel van de Orde, zodat allen die naar de geheime wetenschap verlangden derwaarts trokken De keizers Tiberius, Augustus en Claudius namen allerlei maatregelen tegen de Keltische mysterieën, ze konden slechts de naam doen verdwijnen; voormalige Druïden traden nu openlijk in de grootere steden als leraren op en vormden daar een soort van Akademie Ze moesten eindelijk voor de invloed van het Christendom wijken, maar in de llle eeuw na C. werden toch nog sporen van hen en hun mensenoffers aangetroffen
.-.ll In Brittanië hielden de D. het langste stand, zij losten zich langzamerhand op in een genootschap van Barden. In de Vle eeuw stonden de Barden daar in aanzien. In Wales en Ierland werd de geheimleer van de Druïden met christelijke bestanddelen vermengd, en bestond tot in de XIlle eeuw werkelijk een soort van Barden orde. Men beweert dat de Schotse zendeling Columba veel van het Druïdendom in `t Christendom heeft ingevoerd en op zijn eiland Jona eigenlijk een Druïdenorde stichtte. Het Bardenwezen was zeer georganiseerd Op onderscheidene plaatsen waren Bardenzetels (cadair), die hun bijzondere wetten (barn) hadden. Op onderscheidene plaatsen werden vergaderingen van de Barden gehouden, of voor al de Barden van Brittannië tezamen , of de Barden van een provincie, of die van een enkele cedair (zetel); die vergaderingen hadden plaats op de vier heilige dagen (10 Dec., 10 Maart, 10 Juni en 10 Sept.). Iedere vergadering werd met een gebed geopend. De Barden waren in drie graden of rangen verdeeld. In de hoogste graden (dyscybl pencerddiaidd) mocht men deelnemen aan de openlijke zangwedstrijd. Had iemand in zo een wedstrijd driemaal de overwinning behaald, dan werd hij in een algemene vergadering met de waardigheid van een meester-zanger ( pencerdd) bekleed en heette nu, daar hij nu `t recht had te onderwijzen, meester-zanger (barad cadeiriaw of athrau cadeiriaw). In de onderscheidene graden droeg men ook verschillende kleeding- Langzamerhand verviel het Bardenwezen en werden ze eenvoudige reizende zangers. -
lll. Men heeft vooral in Engeland de Vrijmij.°. met de Druïden in betrekking gebracht. Zo beweert Oliver dat de maç.°. gebruiken aan de plechtigheden van de D.- ontleend zijn, terwijl anderen omgekeerd beweren, dat de Druïden vele gebruiken van de Metselaren hebben over genomen, die oorspronkelijk weer aan de Magieërs ontleend waren. Daartoe bestond zeer zeker eenige aanleiding, en het is niet te ontkennen dat de Druïden de ruimste en beste begrippen hadden van alle oud-germaanse heidenen. -
lV. In latere dagen bestond er nog een Druïden-orde, die haar naam afleidt van een in 1781 te Londen gestichte vereniging die zich weldra her- en derwaarts verspreidde. Ze had hoofdzakelijk ten doel reizende leden van de club die werk zochten te ondersteunen en elkander in tijd van nood bij te staan. Ze hadden een Rituaal dat veel overeenkomst had met dat van de VV.°.MM.°., en op de oude Druïdische overleveringen gebasseerd was. In 1858 bestonden in Engcland alleen 27 onderling onafhankelijke Druïden-verenigingen en nog heden leven zo voort. De oudste tak van de D.- is de Ancient Order of Druids , die nog heden te Londen haar hoofdzetel heeft. later breidde zich die Orde aanmerkeljk uit, zodat ze nu ook haar vertakkingen heeft in Australië en in de U.S.A. en in Duitsland, en in de grond weinig verschilt van de gewone Vrijmij.°..- In Amerika begint de orde in verval te komen.
V Heden Het neo-druïdisme, waar in Engeland ook veel V.°.M.°. lid van zijn, zoals dat bij de Kymrische Eisteddfod te pas komt. is een uitvinding van de 19e eeuw en heeft geen historische basis.
Druzen
Lennhoff
een merkwaardige Syrisch-Arabische volksstam in het Libanon-gebergte. Aangaande hun oorsprong is veel gezegd dat tot het rijk van de traditie behoort. Langen tijd leefden de Druzen in ongetemde vrijheid en namen slechts in schijn de Islam aan. Onder Amurath II (1588) werden ze in naam aan de Porto onderworpen, maar tot nu toe heþben ze, tot op zekere hoogte, hun vrijheid gehandhaafd. Ze hebben eigenaardige gebruiken; een priesterschap bestaat bij hen niet, maar zij onderscheiden in Akal of Akul, d.w.z. wetenden, geestelijken, ingewijden, die onder drie Sheiks staan en in Dsiahhel, d.w.z. wereldlijken. De Akal vormen een geheime Orde, die in graden verdeeld en alleen in 't bezit is van de geheimen van de Druzenleer, eigenlijk een soort van Pantheisme. -Hun godsdienstige voorschriften zijn van zuiver zedelijke aard. Van hun eeredienst is weinig bekend. Ze hadden hun herkenningstekens, en men heeft beweerd dat de Tempeliers hun gebruiken aan hen ontleend hadden.
Duchentau, Mysticus en theosoof in midden 18e eeuw. Hij gaf een kaart uit met de titel: "Carte philosophique et mathematique" met o.m.kaarten van Sabatier en Tycho de Brahe. Hij stierf toen hij een proefop zichzelf toepaste op een door Cagliostro voorgeschreven wijze, om zo tot de wedergeboorte van het lichaam te raken.
Ducth (William of Willem) zou een bij 't Engelse gezantschap in den Haag geattacheerd Engelsman zijn geweest, die de waardigheid van 2e Opz.°. bekleedde, toen de Groothertog van Toscane, later Keizer Frans I, in de Orde werd op genomen. - Later is gebleken dat W.D.-louter een verdichte naam is die aldus is onstaan: Anderson verhaalt ".........Mr. Benj. Hadley and a Hollandisch brother.." In de derde uitgave is dat al "...a Dutch brother" daar Dutch wil zeggen Nederlands. Men hield nu Dutch voor een eigennaam, waarbij men de letters t. c. omzette en er de voornamen aan toevoegde. Zo spon men in latere dagen voort aan de traditie !
Duinkerken De eerste L.°. in Frankrijk, waarvan de bvestiging werd bewezen was "l`Amitiè et la Fraternitè in 1721. gereconstrueerd in 1756. door de Gr.°.L.°. van Frankrijk
Duisternis, zie Licht. Zo noemtmen de staat waarin een prof.°. zich bevind
Duitsland Duitsland
DEUTSCH,.-.
~A. "Deutscher Freimaurerbund"
~B: "Deutsche Union der XXll."
~C.De geschiedenis van de Vrijmij.°.
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.; de afdwalingen.
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. Oostenrijk
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1780
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. na 1780
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.Na 't jaar 1830
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. over de Elzas en Lotharingen
~C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1884
Duitsland heden 1999
A. "Deutscher Freimaurerbund" Duitsl.Zur Bergischen Freiheit
A.-.L.-.Chemnitz Duitsl. Geschiedenis v.e.Loge
Duitsl. Nazi documenten
Duitsland
Symbolen van Duise Loges
Op het einde van de 18e eeuw ontwierp Bode het plan de gezamelijke Duitse Loges nader met elkaar te verbinden en nam daartoe deze naam voor zijn vereniging. Dit plan berustte op de volgende grondslagen: "De Bond der DuitseVrijmij.°. omvat geheel Duitsland, maar alleen wat de werkelijke Vrijmij.°. betreft; alle zogenaamde Oppergrr.°. zijn buitengesloten. Alle Loges die toetreden hebben gelijke rechten en verplichtingen. Alle in 1790 in Duitsland bestaande Loges, van waar ze ook hun constitutie ontvingen, kunnen in de Bond toetreden. Zo lang de Bond niet meer dan 27 Loges omvat, staat aan haar hoofd een Groot-Loge voor de behartiging van de bondsbelangen. Zodra echter het aantal Loges groter wordt, worden er meerdere Groot-Loges gekozen, ingericht naar het voorbeeld van de eerste. Het presidium van de Bond wordt door iedere Loge beurtelings uitgeoefend." Slechts 10 Loges traden toe en voor de dood van Bode (Dec. 1795) loste de Bond zich op.
B: "Deutsche Union der XXll." In 1788 beproefde zekere Br.°. Bahrdt een vereniging in 't leven te roepen tot verbreiding der "Aufklärung", die hij met de Vrijmij.°. in nader verband wilde brengen. Een gedrukte circulaire maakte het volgende bekend: "Een gezelschap van 22, deels staatsdienaren, deels geleerden, deels privaat- personen, heeft zich vereenigd tot uitvoering van een plan, dat, huns inziens, een afdoend middel aan de hand geeft om de verlichting en waarachtige beschaving van de mensheid te bevorderen en alle hinderpalen uit de weg te ruimen die dit alles belemmeren. Dit plan heeft bovendien nog dit goede, dat het een weldadige inrichting tot stand brengt. De dirigerende Broeders zouden langzamerhand de pers en de boekbandel zoeken meester te worden, om daardoor op alle klassen van de natie een overwegende invloed te kunnen uitoevenen. De laatste pogingen om dit plan te verwezenlijken dateeren uit de laatste maanden van het jaar 1788. Men zag terecht in dat dit fraaie plan alleen door Bahrdt met de meest zelfzuchtige bedoelingen was op touw gezet. Hij werd vervolgd wegens misleiding en oplichting, boette eenige tijd in de gevangenis en later zijn de laatste sporen van deze dwaasheid verdwenen.
C.De geschiedenis van de Vrijmij.°. De Vrijmij.°. in haar tegenwoordige gedaante werd reeds vroeg uit Engeland naar D.- overgebracht, en de eerste Duitse Loge van wier bestaan men met zekerheid weet was die te Hamburg, geopend 6 Dec. 1737, die in '41 den naam aannam die ze nog heden draagt "Absalom", nadat in 1740 door de Gr.°.L.°. van Engeland het eerste groote maç.°. lichaam was geconstitueerd, namelijk de provinciaal-Loge van Hamburg en Neder-Saksen. Door een deputatie van deze Loge (z d.) werd in 1738 te Brunswijk de toenmalige kroonprins van Pruissen, later koning Frederik lI in de 0.°. opgenomen. Onder bescherming van Frederik ontstond in 1740 de L.°."Aux trois Globes" te Berlijn, die in '44 de naam; aannam "Zu den drei Weltlkugeln" en in Pruissen tal van andere Loges stichtte. Uit Hamburg ging de 0.°. naar Hannover en Brunswijk; uit Berlijn naar Bayreuth, Meiningen, Breslau, enz. Van Fransen oorsprong waren de Loges te Dresden door welke weer de eerste Leipziger Loge, de nog bestaande Loge "Minervan zu den drei Palmen " (1741) gesticht werd, van welke weer een L.°. te Altenburg afstamde De Franse invloed die in dit tijdperk zeer groot was, bevorderde in D.- ook de invoering van de Hoogere graden en van de Schotse Vijmij.°.. De in de veldtochten uit de zevenjarige oorlog gevangen (1758) genomen officieren stichtten onder Tilly de Lernay een Franse L.°., waardoor ook het kap.°.van Clermont naar D.- kwam. Hiermede was helaas de grondslag gelegd voor de talrijke afdwalingen van de echte Vrijmij.°. die men later in D.- zou zien te voorschijn treden.
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.; de afdwalingen. Het Franse systeem van de tempelheeren was de bron van de straks zo weelderig opbloeiende Strikte Observantie (z.d.) de door baron von Hund in 1764 in 't leven werd geroepen. Een omstreeks; diezelfde tijd onder den naam van Johnson optredende bedrieger was reeds ontmaskerd geworden; maar nu trad een z.g. geestelijke orde op, het zogenaamde Klerikaat (z.d.). Op het convent te Kohlo (1772) werd een vereniging van de Strikte Observantie met het Klerikaat tot stand gebracht. Het optreden van Zinnendorf door wie (17?0) de Grote Landsloge van Duitsland gesticht werd, zette aan die afwijkingen paal en perk. -Te Berlijn werd toen een Provinciaal-directiorium gesticht onder de Grootmeester-Nationaal Prins Frederik Augustus van Brunswijk waarop de L.°. "Zu den drei Weltkugeln" te Berlijn het predikaat ontving van de Groot-Nationale Moederloge van de Pruissische Staten en onderscheidene Loges stichtte. De Strikte Observantie zocht het terrein, dat ze te Berlijn verloor in het westen en zuiden van D - te herwinnen, maar vond weer groten tegenstand bij de L.°."Zur Einigkeit" te Frankfort a/M die ondertussen tot Prov. Loge van de Boven- en beneden- Rijn verheven werd. - Om nu aan al die tweespalt een einde te maken, werd een convent te Brunswijk (1775) gehouden, dat echter geen resultaten opleverde. We zullen de verdere verwikkelingen niet vermelden die in deze periode van de Vrijmij.°. zo veel ernstig nadeel berokkende. Iedere poging tot verzoening mislukte.
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. Oostenrijk Oostenrijk begon de Vrijmij.°. onder Jozef II teo herleven, nadat ze vroeger onder Maria Theresia verboden was geweest. Intussen werd ze hier in deze periode bedreigd door de in Beieren door een zekere Weishaupt gestichte Illuminaten-bond (z.d ), daar vele Loges zich daardoor lieten meeslepen en daardoor in 1784 de Vrijmij.°. in Beieren verboden werd.

C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1780 De Frankforter Provinciaal-Loge had zich met de vertegenwoordigers van het systeem van Zinnendorf in betrekking gesteld, maar werd daarbij niet ondersteund door de Gr.°.L.°. van Engeland, waaronder ze ressorteerde, en had zich nu in 1782 onafhankelijk verklaard. - In 1788 verenigde ze zich met de Prov.°. Loge te Wetzlar tot oprichting van de nu nog bestaande Eklektischen Bond (z d.) en het moet erkend worden, dat dit de eerste werkelijke iets betekende poging tot hervorming was. Tot aan het einde van 1788 namen 24 LL.°. aan deze Bond deel die de drie SS.°. Grr.°. en de Engelse Ritt.°. aannamen, maar de Hogere Grr.°. geheel buitensloten. Als gevolg daarvan verklaarde de Nat.°.Moeder-L.°. " Zu den drei Weltkugeln" nog in hetzelfde jaar, dat ook zij alle betrekkingen met de Strikte Observante verbrak en geheel onafhankelijk wilde zijn. En spoedig na 1790 werden o.a. door von Bode, erngtige pogingen gedaan om tot een algehele hervorming van de Vrijmij.°. in D.- te geraken, al was het dat ze, mede tengevolge van de Franse revolutie, in ongunstiger omstandigheden verkeerde en zelfs in Oostenrijk opgeheven werd.
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. na 1780 Met deze pogingen tot hervorming begint een nieuwe periode in de gesch. van de Duitse Vrijmij.°. - In Berlijn werd het met deze hervorminþen ernst gemaakt DeNat.°.Moeder-L.°."Z d. dr. W " herzag haar grondwet; in 1798 werd de L.°. Royal York als Gr.°.L.°. geconstitueerd: In Hamburg werd in 1800 een grondige revisie van wet en Rit.°. tot stand gebracht die er toe leidde dat ook daar een Gr.°.L.°. werd opgericht en erkend. Maar toch men bleef in menig opzicht de banden van de overlevering bekneld en het feit b. v. dat men de Israëlieten uit de Bond bleef weren werpt een donkere schaduw over de Duitse Vrijmij.°. bij het begin van de 18e eeuw - Te Frankfort richte men een L.°. op, uit Israëlieten en Christenen bestaande en daarmede ontbrande de strijd over het al of niet toelaten van niet Christenen. Het gevolg was dat steeds meer en meer L.°. zich gingen afscheiden en 't gevolg was dat in het tweede decennium van deze eeuw de Vrijmij.°. in D:- eerder achteruit- dan vooruit ging, in 1824 te Keur-Hessen zelfs geheel verboden werd. -
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°.Na 't jaar 1830 kwam er verbetering. De onderscheidene Gr.°.L.°. traden nader met elkander in vergadering en door de L.°." Balduin zur Linde"te Leipzig werd een algemeen maç.°. correspondentiebureau opgericht, waardoor Loges telkens met elkaar en met de buitenlandse Vrijmij.°..in aanraking kwamen. Verschillende L.°. besloten nu tot een herziening van hun Statuten over te gaan. De vraag of ook Israëlieten in de O.°. mogen worden opgenomen was telkens een keerpunt en is (1880) nog niet beslist (!) In de jaren 1858 en '59 kwam er vooral nieuw leven in de Duitse Vrijmij.°. -Het zich telkens duidelijker openbarend verlangen naar politieke eenheid werkte ook gunstig op de verbroedering van de VV.°.MM.°.. Verschillende nieuwe Loges en Maç.°.Societeiten werden opgericht. In Keur-Hessen werd de Vrijmij.°. hersteld.
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. over de Elzas en Lotharingen De 15 Mei 1871 richtte de Keizer aan de Grootmeesters der drie Gr.°.L.°. te Berlijn het volgende schrijven : ik ontving bericht van 30 Juni vorig jaar betreffende de verhoudingen van de Gr.°.L.°. van de Eclectischen Bond te Frankfort a/M. betreffende de aldaar nog bestaande Loges die ressorteren onder Gr.°.L.°. buiten Pruissen. Tengevolge van de uitgebroken oorlog heb ik dienaangaande een besluit moeten nemen. Door de herstelling van het Duitse Keizerrijk en door de verovering van Elzas en Lotharingen, zijn toestanden in 't leven geroepen die maken dat ik mijn aandacht ernstig moet wijden aan de Vrijmij.°.. Ik nodig u daarom uit mij te berichten
a. welke Gr..°.L.°. er in Duitsland buiten de Pruissise staten bestaan en welke de betrekking is waarin naar uwe mening, de Duitse Keizer tot deze moet staan.
b. welke Loges er in Elzas en Lotharingen bestaan en hoe deze na losmaking van hun.betrekking tot het Franse Gr.°.0.°. in de Bond der Duitse VV.°.MM.°. kunnen worden opgenomen.
De 25 Mei 1871 had te Berlijn een conferentie der drie Gr.°.Mrr.°. plaats. Het resultaat was dat men het voortbestaan; der Gr.°. Moederl.°. van de Eklektischen Bond te Frankfort a/M. als Duitse Gr.°.L.°. ook voor 't vervolg wenselijk achtte. Verder berichtte men , dat verder in het Duitse Rijk nog drie Gr.°.LL.°.bestaan. Men achte het wenselyk de L.°. in Frankfort a/M., een dochter der Engelse Gr.°.L.°., de keuze tegeven, zich te ontbinden of zich bij een Duitse Gr.°.L.°. aantesluiten. (Dat laatste is nu geschied). Wat de Loges in Elzas en Lotharingen betreft, gaf men de raad deze uittenodigen, dadelijk te besluiten niet langer onder het grand Oriënt de France te blijven , maar zich ook aantesluiten bij een Duitse Gr.°.L.°.. Men ziet het, ook de Vrijmij.°. mocht bukken voor de annexatiewoede, alsof zij niet boven elk verschil van landaard verheven ware.
C.De gesch. v. d. Vrijmij.°. in 1884 De Duitse Vrijmij.°. vormt thans een organis geheel. De toestand is nu de volgende:
I. Grote Nat. Moederl.°. van Pruisen "Zu den drei Weltkugeln" te Berlijn, met 62 Schotse Loges , 117 St. Jans-Loges.
II. De Grote Landsloge der VV.°.MM.°. van Duitsland te Berlijn, met 8 Provinciaal-loges en Hoge Afdelingen, 26 Andreas-loges, 84 St. Jans Loges.
lll. De Gr.°.L.°. van Pruissen Royal-York zur Freundschaft" te Berlijn met . de Prov.°.Loge vanSilezië teBreslau, 85 St Jans-Loges.
IV. De Gr.°.L.°.van Hamburg te Hamburg, met een Prov.°.L.°.te Rostock en 55 St. Jans-Loges.
V. De Gr.°.L.°."Zur Sonne" te Bayreuth, met 24 St. Jans-LL.°.
Vl. De Grote Lands-Loge van Saksen, met 19 St. Jans-Loges
VII. De Grote Moederl.°. van de Eklektische Bond te Frankfort a/M. , met 18 St. Jans-Loges. VIII. De Grote Loge van Darmstad "Zur Eintracht", met 9 LL
IX. Onafhankelijke Loges in 4 O.°.

Duitsland heden 1999
Loge Zur Wahrheit
E-Mail uit Duisland: Lieber Br. Bob, Was is geschehen mit "die drei weltkucheln" usw? Vor dem Krieg gab es in Deutschland 11 GL, heute gibt es 5. Aus der alten Zeit gibt es die Altpreussischen Großlogen "Zu den 3 Weltkugeln und den Freimaurerorden (Schwedischer Ritus). Nach dem Krieg durften nur in Westdeutschland Logen arbeiten, die Altpreussischen GL in Berlin hatten keine Erlaubnis bekommen. Daher schlossen sich fast alle Logen im Westen zu einer GL zusammen. Daraus entstand die heutige GL AFuAM von Deutschland. Darum ist sie so groß. Aus den Provinziallogen der Engländer und Amerikaner entstanden später die ACGL (American-Cabadian Grand Lodge) und die GL BFG (Grand Lodge of British Freemasons in Germany). In den 50er Jahren durften dann auch die 3WK und der FO Logen in Berlin und im Westen gründen. Alle alten GL außer 3WK und FO sind also in AFAM aufgegangen. Wie ist die heutige organisation? Die 5 GLs in Deutschland haben einen Dachverband gegründet, die VGLvD (Vereinigten Großlogen von Deutschland). Die VGL hat einen eigenen Großmeister und die VGL ist international anerkannt. Sie gibt diese Anerkennung an die 5 Mitglieds-GL weiter. Daher sind alle 5 GL in Deutschland anerkannt. Trotzdem hat jede GL ihren eigenen Großmeister und ihre eigenen Rituale. >Sind da immer noch Humanitaire- und eklecktische Logen und GL? Es gibt noch eine Unterteilung in humanitäre Logen und christliche Logen (FO), aber ich finde diese Unterteilung nicht gut. Sind wir nicht alle Freimaurer? Sind die Logen des FO nicht auch humanitär? Die Logen des Eklektischen Bundes sind heute Mitglieder der GL AFAM. >Wie ist das mit die Loges mixtes? Ich glaube, es gibt gemischte Logen, die entweder dem GOdF oder dem GOdB nahestehen. Außerdem gibt es Frauenlogen der GL Humanität. >Sind allen da gegen ob ist es wie in Belgie dat ein teil gegn ist und ein teil besuchrecht hat gegeben? In Deutschland gibt es keine Besuche und keine Anerkennung von gemischten Logen oder Frauenlogen. Es gibt Brüder, die gemischte Logen besuchen, aber sie tun dies ganz privat und richten auch keine Grüße ihrer Loge aus. >Sind da gute leute gewesen die es verdienten um in ein encyclopedie aufgenommen zu werden? Das ist schwer zu beantworten, denn die FM hat zu allen Zeiten viele gute Männer angezogen und hervorgebracht. Wer ist es wert in einer Encyklopedie zu erscheinen? Zwei Namen fallen mir sofort ein, aber es gibt bestimmt noch mehr. Leo Müffelmann hat die Symbolische Großloge gegründet und sie als Exil-Großloge in Israel etabliert. Durch ihn blieb das freimaurerische Licht der deutschen Brüder auch während der Nazizeit hell. Er starb gegen Ende des Krieges. Der zweite ist Theodor Vogel, der es schaffte, die zerstrittenen Großlogen in Deutschland zu vereinen. Er ist der Vater der VGLvD. Wie gehts mit dem mitlieden? Es gibt ca. 20.000 Brüder in Deutschland. Vor dem Krieg waren es 80000! Die Zahlen gehen leicht zurück, das Alter der Brüder ist sehr hoch. Ich glaube aber, daß das Tief langsam erreicht ist. Es wird vielleicht noch einige Zeit niedrig bleiben, aber es könnte wieder aufwärts gehen.
Dunstan Aartsbisschop van Ganterbury, geb. 925, maakte zieh vooral verdienstelijk door de invoering van de Benediktijner orde in Engeland. Nadat hij onder Edwin uit het land had moeten vluchten, keerde hij in 957 onder Edgar terug, en werd in 959 Aartsbisschop. Overl. 19 Mei 988. - Anderson bericht van hem, in de tweede uitgave van het Constitutieboek, dat hij Grootmeester der bouwlieden was en dat onder zijn leiding 48 kerken en kloosters gesticht werden.
Du Puy Stichter van de Malthezer Ridders in Jeruzalem. z..Malthezer ridders
Dupanloup (Félix Antoine Philippe)Bisschop van Orleans, geb. 8 Jan. 1802 overl. 11 Oct. 1878 , Hoogleraar aan Sorbonne, bestreed in zijn geschriften op de heftigste wijze de Vrijmij.°.
Dweperij Dit zou iets zijn wat de V.°.M.°. niet te vrezen hebben wanneer zij alle vreemde leerstukken en beginselen zouden mijden en zo de fakkel van het fanatisme niet laten ontsteken.
Dat het vlees echter te vaak zwak was, blijkt uit de vele variaties van het rit.°. en de oorzaak , oorsprong en inhoud van de z.g. Hogere graden.