Fragment uit: 'Vrijmetselarij in de Lage Landen,
een mysterieuze broederschap zonder geheimen'
auteur: Dr. Anton van de Sande

"…Het is vermoedelijk maar al te waar, dat juist de geheimzinigheid de maçonnerie haar aantrekkingskracht geeft. Meestal zijn het jongeren, op zoek naar ‘iets anders’, die op deze wijze met een loge in kontakt komen. Dat was in de achttiende eeuw al zo, maar toen was om allerlei redenen het verloop zo groot dat de gemiddelde leeftijd van de maçons rond de dertig jaar lag. Tegenwoordig zijn de dertigers goed vertegenwoordigd in de maçonnerie, maar ze worden numeriek overspeeld door oudere broeders. In tegenstelling tot voorheen, blijft men nu kennelijk veel langer het schootsvel trouw. 

 

Een korte blik op de maandelijkse rubriek ‘In memoriam’, in het AMT (Algemeen Maçonniek Tijdschrift) is voldoende om te constateren dat maçons in het algemeen een respectabele ouderdom weten te bereiken…

De gemêleerde samenstelling van het ledenbestand – jong en oud zitten in de loge bij elkaar – moet ons echter voorzichtig maken bij het doen van algemene uitspraken over de motivatie van de betrokkenen. De ouderen staan wellicht meer in de ethisch-religieuze traditie, de jonge garde dringt daarentegen, als ik het goed zie, aan op terugkeer naar het oorspronkelijke, ludieke karakter van de maçonnerie. Wat allen bindt, is de emotionele betekenis van de symbolen. De vrijmetselarij is in de twintigste eeuw geen ‘leerschool van deugd en goede zeden’ meer, maar een eigentijdse aanvulling van het streven ‘heel de mens’ aan bod te laten komen. De wereld is thans meer dan ooit zakelijk en rationeel geworden. De ‘aloude broederschap’ lijkt echter soelaas te bieden aan wie méér wil dan dat. Omgaan met lieden die bereid zijn te luisteren naar wat een ander in de symbolen denkt te herkennen, moet inderdaad een weldadige uitwerking hebben.

 

 

 


 

 

 

 

 

 

Al jaren interesseer ik mij voor andere godsdiensten dan de westerse en voor de zogeheten "mysterie-scholen". Ik ben namelijk iemand die zichzelf wil ontwikkelen. Op de een of andere manier lijkt dat, voor mij althans, niet in de westerse godsdiensten te zitten. Die dreigen met hel en verdoemenis als je niet in god gelooft of naar de kerk gaat. In de tijdspanne van één leven schijn je al zo'n goed mens te moeten worden dat je na je dood naar de hemel mag. Hoe de hemel of hel er dan uit ziet zeggen ze niet. Ook blijf ik onkundig van wat er zich daar afspeelt. Daar moet ik maar mijn eigen fantasie over laten gaan, zeggen ze. Veel verder dan op wolkjes liggen of op een groot grasveld zitten in de buurt van de stoel waarop god pleegt te zitten kom ik niet. Ik vind dat erg onbevredigend.

Op jeugdige leeftijd wordt ik door mijn moeder in contact gebracht met de Rozenkruizers (Lectorium Rosecrucianum). Die hebben aardige jeugdgroepen waar ik veel speelkameraadjes vind. Er is elke week een bij­eenkomst waarin een jeugdleider een onderwerp behandelt. Dat zijn soms stukjes uit de bijbel of een ander boek zoals de Laotze. Na het citeren van een kort stukje tekst volgt er een lange uitleg en bespreking van de achtergronden. Ze geloven in reïncarnatie oftewel de terugkeer van de ziel op aarde. Aan één leven heb je veel te weinig. Wat je in het ene leven verkeerd doet moet je in een volgend leven weer goed maken. Van god hebben ze geen concrete voorstelling, maar ze vertellen me wel een aantal natuurwetten en -principes die weinig mensen kennen. Logisch, want als je niet in reïncarnatie gelooft, heb je daar niets aan. Met hel en verdoemenis dreigen doen ze niet. Ze maken me alleen duidelijk dat ik voor mijn eigen daden verantwoordelijk ben en erover na moet denken wat ik (een ander aan-) doe. Het is de bedoeling dat ik mij door hard te leren eigenschappen verwerf, die gewone mensen niet hebben. En als ik hard genoeg mijn best doe, kan ik de schier eindeloze cyclus van geboren worden, leven en sterven totdat je het goed doet, doorbreken.

Naarmate ik ouder wordt begin ik mij te ergeren aan de vele voorschriften die ze hebben: niet roken, niet drinken, geen vlees eten en geen televisie kijken. Kom daar maar eens mee bij een tiener van 17 jaar die niet liever doet dan met zijn vrienden een pilsje pakken en op zijn brommer scheuren. Wat dan de deur dicht doet is de sociale controle. Iedereen houdt elkaar in de gaten. Heeft ... TV gekeken? Oh ... wat een slechterik! Ik besluit daarmee te breken.

Wat nu? Hoewel ik daar veel geleerd heb staat dit gedrag me toch ook tegen. Ik besluit met mijn vrienden mee te gaan en me eens lekker uit te leven. Maar na een aantal jaren krijg ik toch weer de behoefte aan meer kennis over het leven. Zonder dwang van buiten besluit ik tot een vegetarische leefwijze. Ik ga zelf­standig literatuur uitzoeken en lezen. Daarnaast loop ik oosterse godsdiensten en mysteriescholen af die me iets leken. Hoewel er enkele mij wel aanspreken, knap ik toch af op het vaste stramien dat ze allemaal kennen. Je moet eerst volledig aangehaakt hebben bij hun denkwijze voordat je verde­re kennis verkrijgt. Ze zijn haast allemaal in mindere of meerdere mate dogmatisch. Officieel mag je dan wel een afwijkende mening hebben; maar het mag ook weer niet teveel worden. Ik besluit om door te zoeken naar een voor mij passende stro­ming. Een nieuwe baan houdt mij zeer bezig en een tijdlang gebeurt er niets.

Dan gebeurt het toch. Ik had wel eens wat gehoord van de vrijmetselarij en er wat informatiemateriaal over opgevraagd. Hoewel het er op het eerste gezicht goed uitzag, snapte ik niet wat het eigenlijk inhield. Werken met symbolen, mannen van diverse pluimage die elkaar op dit aspect konden vinden, oefenen van tolerantie, allerlei attributen, inwijdingen en tempels. Gooi maar in mijn pet! Wat doen die lui nou eigen­lijk? En wat heb ik daar nou aan? Ik wist inmiddels al heel wat van allerlei geestelijke stromingen, maar begreep niet hoe de vrijmetselarij mij vooruit zou kunnen helpen. Of misschien toch? Ze hebben toch geheimen!? Die hoor je natuurlijk pas als je er bij gaat. Op een cursus kom ik iemand van mijn werk tegen. Hij vertelt een collega dat hij lid is van een bij­zondere vereni­ging en ik zie het kleine speldje dat hij op zijn revers draagt: een passer en een winkelhaak.

Het contact is vlot gelegd. Na een lang verhaal en het beant­woorden van vele vragen volgt een gesprek met een andere ervarener vrijmetselaar. Hij is instaat om op al mijn vragen antwoord te geven en kan een beeld schetsen van de verschil­lende loges. Van hem begrijp ik dat de loges verschillen naar aard en omvang van haar leden. De 'werkzaamheden' variëren per loge van maçonnieke vakantiefoto's kijken tot en met het verrichten van serieuze studies.

Ik stel voor mijzelf een leerwens samen en besluit die te toetsen. Als de vrijmetselarij denkt mij daarin te kunnen helpen of steunen, zal ik voor de vrijmetselarij kiezen  en haar mijn eigen kennis en kunde ter beschikking stellen.

Mijn wens ziet er als volgt uit:

·         contact kunnen leggen met vrijmetselaren die mijn interresse in geestelijke stromingen delen en hierover kunnen praten in de loge;
·        
mijn denkbeelden over datgene wat mij bezighoudt, kunnen toetsen in open overleg met anderen (begrip krijgen en geven, niet afgerekend worden op je fouten);
·        
steun krijgen bij de eigen ontwikkeling;
·        
begrip krijgen voor mijn vegetarische leefwijze;
·        
kunnen leren van anderen en van de vrijmetselarij.

Mijn huidige gesprekspartners bevelen mij een gesprek met leden van loge Driehoek aan. Zij schatten in dat ik daar datgene zal vinden wat ik zoek.

Een eerste gesprek vindt plaats met iemand die naast vrijmetselaar ook rozenkruiser is, hoewel van een andere stroming dan de mij bekende. Het gesprek verloopt vlot en geanimeerd. Het toeval wil dat er binnen enige tijd een voorlichtingsavond plaatsvindt. Daar kan ik een uitgebreide indruk krijgen van de loge en haar leden. Die avond wordt druk bezocht. Het zijn mensen van wel heel verschillend pluimage. De verschillen zijn groter dan ik ooit verwachtte. Toch heerst er volkomen harmonie hetgeen mij zeer verbaast. Ik besluit mij dan ook op te geven als kandidaat en ongeveer een jaar na mijn eerste con­tact met een vrijmetselaar, wordt ik ingewijd in loge Driehoek.

De inwijding trekt als een storm over mij heen. Het is haast niet anders te beschrijven. De aldaar plaatsgrijpende gebeur­tenissen zijn zo talrijk en zo doorspekt met een symboliek dat je er eigenlijk per evenement lang zou moeten naden­ken over de betekenis ervan. Die tijd heb je niet tijdens je inwijding. Wel heb je de gelegenheid om na je eigen inwijding te gaan 'visiteren' (andere loges bezoeken) en eens naar de inwijding van anderen te kijken. Je kunt het dan eens van de andere kant bekijken en het verdiept je eerste ervaring enorm. Je bent immers nu niet zo gespannen als de kandidaat en hebt de vrij­heid om ook je ogen te richten op datgene wat zich niet direct in het centrum van de aandacht bevindt.

Tijdens de eerste bijeenkomst presenteert de loge zich aan mij als een hechte groep goede vrienden van elkaar. Mij wordt geleerd dat men elkaar altijd een hand geeft ter begroeting, ook al kent men elkander reeds 25 jaar. Er volgt op mijn inwijding een kennismakingsproces, een oriëntering op hoe je je als vrijmetselaar moet gedragen en moet handelen. Het gedrag is mij dermate vreemd dat hierin veel tijd en energie gaat zitten. De vrijmetselarij heeft een heel scala aan gebruiken. Als je niet uit de toon wilt vallen moet je je daaraan toch enigszins confirmeren.

Het leerling zijn in de vrij­metselarij staat in het teken van werken aan jezelf. Naast het wennen aan de vrijmetselarij, presenteert de loge zich aan mij als een instituut waar ik zelfstandig gebruik van kan maken om datgene te leren en te doen wat ik wil. Het komt wel op mijzelf aan om dat ook te doen. De loge heeft daartoe een jaarprogramma bestaande uit verschillende typen bijeenkomsten. De 'open loges' zijn bij­eenkomsten waar de leden in rokkostuum verschij­nen ten einde een rituele ceremonie te voltrekken zoals een inwijding, bevordering of meesterverheffing. Als deelnemer hieraan volgde ik voornamelijk de symboliek van het rituaal en probeerde ik mij in te leven in de posi­tie van de kandidaat. Hieruit kon ik de diepere beteke­nis van de handelingen en de symboliek als het ware invoelen. Dat gaat bij mij associatief. Een bepaalde gebeurtenis in een rituaal koppel ik door naar de betekenis die dat in mijn (het) leven heeft. Hierdoor ervaar ik de bijzondere betekenis van de symbolen. Ze zijn zo eenvoudig en treffend gekozen. Als je je ervoor kunt open stellen zie je de bijzondere betekenis en de verreikende strekking ervan. De struikel­blokken die je in het dagelijks leven ondervindt zijn daar voorbeelden van. Je kunt het niveau van die erva­ring koppelen aan je eigen niveau. Hetzelfde symbool kan bijvoor­beeld voor jou in eerste instan­tie verwijzen naar een concrete ervaring in je leven. Later zie je dat het symbool ook kan verwijzen naar veel complexere situaties. Dat is voor mij de kracht van het sym­bool. Als je daar niet voor open staat heb je niets aan de vrijmetselarij. Overigens blijkt mijn eigen ervaring te verschillen van die van anderen. Die lezen in een bepaald symbool weer iets wat ik dan weer niet thuis kan brengen. Dat maakt ook niet uit we genieten alleen van de bijzondere bijeenkomst. Dat is voor mij een bijzonder mooi voorbeeld van hoe je met verschillende opvattingen toch één harmonieus gezelschap kunt zijn.

Er zijn ook andere bijeenkomsten waarin men elkaar in meer alledaagse kledij treft. Bijvoorbeeld instructie-bijeenkomsten voor leer­lingen, gezellen en meesters. In deze bijeenkomsten ontvangen leden uit de zelfde graad 'lessen' van maçonniek ervarener personen. Ook vinden er lezingen plaats die door leden van de loge worden voorbereid, bouwstukken genaamd. De inleider behandelt een onderwerp en na de pauze is het vragen stellen en discussiëren over het onderwerp. Natuur­lijk heeft de loge als gewone vereniging tenslotte ook meer bekende bijeenkomsten zoals bestuursverga­de­ringen en ledenvergaderingen.

In mijn prille loge-ervaringen heeft de broederschap mij het meest getroffen. Loge driehoek hecht er veel waarde aan om ieder lid (broeder) in zijn waarde te laten. Je kunt je mede­broeders je diepste gevoelens meedelen en/of je meest onzekere opvattingen ter discussie stellen in de zekerheid dat je niet belachelijk gemaakt of gekleineerd wordt. Dat wil niet zeggen dat driehoekers elkaar in de watten leggen. Je kunt de spiegel soms ongezouten voorgehouden krijgen. Er is echter zelden een bewuste negatieve intentie. Ik zeg geen nooit want we zijn tenslotte ook maar mensen. Als het incidenteel gebeurt wordt het incident wel besproken met de intentie om hier in de toekomst van te leren.

In het begin keek ik aan tegen het feit dat je een jaar leer­ling bent. Dat leek me erg lang. Niets blijkt echter minder waar, want deze periode was zo voorbij. Het is dan goed ge­bruik in loge driehoek dat je je medebroeders in een bouwstuk vertelt wat je in het afgelopen jaar bezig heeft gehouden. De inhoud van dit "leerling bouwstuk" is naar keuze. De traditie wil dat je aandacht besteed aan je eigen opvattingen en/of beleving en hoe die onder invloed van het gebeuren in de loge is veranderd (of niet). De vragen die de logeleden je na afloop stellen gaan vaak over het verhelderen van je ervarin­gen. Dat lijkt misschien makkelijk, maar dat is het zeker niet. Probeer maar eens aan anderen uit te leggen waarom je over een bepaalde levens- kwestie of opvatting denkt zoals je denkt. Nog afgezien van het aangeven van een ontwikkeling daarin!

Ik vond het echt jammer dat mijn leerlingtijd voorbij was toen ik gezel werd. Het leek wel of mijn onbekommerde jeugd (waar je als volwassene zo jaloers op kinderen kunt zijn) voorbij was. Een gezel draagt niet alleen meer de verantwoordelijkheid voor alleen zichzelf. Zijn relatie tot de medemens krijgt meer aandacht. Ik heb genoten van het bevorderingsrituaal dat ik al veel bewuster meemaakte dan mijn inwijding. De, in vrijmetse­laarskringen zo vaak gebruikte bouwsymboliek, doet zich hier wel heel erg gelden. De symbolen zijn ook hier weer zo talrijk dat ik ze nauwelijks kon doorgronden in het jaar dat mij nog restte tot mijn meersterverheffing. Niet iedereen kon trouwens goed uit de voeten met de tweede graadssymboliek, maar dat schijnt een algemenere klacht te zijn.

Het bereiken van de derde graad gebeurt door een meesterverheffing. Dit rituaal ervoer ik als groots en uiterst complex. Met mijn eerder geschetste occulte achtergrond kon ik de symboliek echter redelijk goed 'vatten'. Je blikveld wordt met deze verheffing symbolisch nog groter en omvat meer dan intermenselijke verhoudingen. Het is moeilijk aan te geven wat dat is. Ik ga ervan uit dat er achter het menselijk bestaan een diepere grondslag schuil gaat die begrepen kan worden. Met de meesterverheffing krijg je daar een eerste blik op. De symboliek verwijst mijns inziens naar meer filosofische zaken zoals: leven en dood, de lessen die de mensheid heeft te leren, de reden achter het bestaan etc. etc. De meestergraad is eigenlijk de hoogste graad die je in de gewone vrijmetsela­rij kunt bereiken. Er zijn na de meestergraad nog meer gele­genheden om verdere inwijdingen te verkrijgen die daarop doorgaan. Zelf heb ik ervoor gekozen om hier (voorlopig al­thans) te stoppen. De aangereikte symboliek is meer dan vol­doende om mijzelf verder te kunnen ontplooien en om mijn medebroeder mee van dienst te zijn.

 

 



 

 

IN DE TEMPEL

Wij horen in het rituaal
mystieke en verborgen taal
waar het verstand geen weet van heeft
maar waarin diepe wijsheid leeft.

Symbolen openen de poort
voor wat in diepten wordt gehoord...
Zie, hoe het door de Tempel zweeft...
Het wonder wordt met het hart beleefd.

En wat op ‘s harten bodem ligt
wordt opgeroepen tot het Licht
door klank, gebaar en door het Woord
dat van den aanvang is gehoord


Uit: ‘Taal en Teken’ van Jan David Ietswaart