Maçonnieke encyclopedie-V.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
VAGEVUUR
VALK,
VARKEN.
VEER,
VENSTER,
VENUS,
VIER.
VIERKANT,
VIJF
VIJG,
VIOLET,
VIOOLTJE
VISSEN
VITRIOOL,
VLEERMUIS,
VLEUGELS,
VLIEG
VLINDER,
VOET
VOGEL.
VOS,
VRIJMETSELAARSSYMBOLEN.
VUUR,
vagevuur
(Lat, purgatorium), in de katholieke leer de toestand van loutering in het hiernamaals, waarbij de zielen van de afgestorvenen, die in Gods genade staan, maar de staat van reinheid op het ogenblik van de dood nog niet bereikt hebben,
voorbereid worden op de hemelse staat. De gedachte van een loutering komt al in de dialoog 'Gorgias' van Plato (427-357 v.C.) naar voren, wordt bij de kerkvaders Tertullianus, Ambrosius en Augustinus uit de canonieke geschriften afgeleid en is halverwege de tweede eeuw n.C. zo'n gemeengoed geworden, dat voorspraken voor de zielen van afgestorven gelovigen in grafinscripties dan heel gebruikelijk zijn. Symbool van deze loutering (een oud metallurgisch begrip1) is het vuur, dat als de hel wordt gezien, maar begrensd in de tijd, In de iconografie vindt men vaak afbeeldingen van de zielen van de doden, die in mensengedaante met smekende gebaren in de vlammen staan en zodra ze de straf voor hun kleine zonden hebben ondergaan, door engelen ten hemel worden gedragen.
Met deze 'arme zielen' voelt de katholieke kerk een bovennatuurlijke lotsverbondenheid. Talrijke legendarische verhalen over de 'arme zielen' in het vagevuur zijn opgenomen in de 'legenda aurea' van Jacobus de Voragine (ca, 1270), in het hoofdstuk over het Allerzielenfeest ('gedachtenis van alle overleden gelovige zielen'), dat inzicht geeft in de diverse, uit oogpunt van symboliek deels ook belangwekkende voorstellingen van het hiernamaals in de Middeleeuwen.
Zie ook: grot; hel; hiernamaals; licht; vuur
valk,
een roofvogel die een soortelij ke symbolische rol speelt als de adelaar in bergstreken. Hij wordt nog altijd (vooral in Arabische landen) bij de valkenjacht gebruikt, zij het vooral uit sportief oogpunt, sinds het kleinwild met geweren van grote afstand bejaagd kan worden. In het oude Egypte gold de valk (vooral de slechtvalk) als koninklijk symbool, daar zijn aanblik 'de vogels verlamt zoals het aangezicht van de farao diens vijanden'. In de eerste plaats was de valk de gedaante van Horus, de grote hemelgod, vermoedelijk wegens zijn hoge vlucht. Horus werd voorgesteld als valk of als mens met valkekop. In de gedaante van een valk werd ook de zonnegod Re (met de zonneschijf op zijn hoofd) afgebeeld, evenals Month (Menthoe) met de dubbele verenkroon, de dodengod Sokar (als gemummificeerde valk) en Hariëse, met de kroon van Opper- en Neder Egypte. De opvallende, gevlekte tekening onder de ogen van de vogel vergroot optisch nog de expressiviteit van zijn blik, en het 'alziende oedjat-oog' werd dan ook tot symbool van de wijde blik en de onkwetsbaarheid, en was in trek als amulet.
In het avondland is de jachtvalk het attribuut van menige heilige (zoals van St. Hubertus, de patroon van de jagers), soms ook als jager van de 'immer wellustige' haas het symbool van de overwinning van de zinnelijkheid. Bij de Noordgermanen vloog Odin wel in valkengedaante boven de aarde, maar ook de 'trickster' Loki veranderde zich herhaaldelijk in deze snelle vogel.
In middeleeuwse dierenboeken wordt de valk een negatieve symbolische betekenis toegekend. Langzaam vliegend, leest men daar, fladdert hij bij de vleesmarkt rond, om afval te rozen, als zinnebeeld van de mens die zich slechts om zijn buik bekommert.
De met de valk verwante havik staat tegenwoordig ook voor een voorstander van een harde (buitenlandse) politiek, in tegenstelling tot de duif, symbool
van de vreedzaamheid.
Zie ook: adelaar; oog; vogel
varken.
Dit dier, dat bij ons vooral als symbool van de onreinheid geldt, was in oude culturen dikwijls een zinnebeeld van vruchtbaarheid en welvaart. Op Malta is een neolithische afbeelding van een zogende zeug met dertien biggen gevonden; de Germaanse godin Freya had als bijnaam Syr (zeug); bij de Kelten had de 'oude wijze' godin Cerridwen de gedaante van een varken, en de heros Manannan had een varken als attribuut. In de Griekse mysteriën van Eleusis was het varken een gewijd offerdier van de godin Demeter.
Op het Canarische eiland Hierro diende bij de autochtonen (v¢¢r de Spaanse overheersing) een varken als bemiddelaar om de godheid regen af te smeken.
In het oude China was het varken het laatste van de twaalf tekens van de dierenriem en het symboliseerde 'mannelijke kracht'. In het oude Egypte symboliseerde de zeug die haar biggen opeet, de hemelgodin Noet, wier kinderen - de sterren - 's morgens verdwenen maar 's avonds herboren werden. Men kende dan ook amuletten met de vorm van een varken, hoewel het dier doorgaans tot het gevolg van de moordenaar van Osiris, Seth, gerekend werd. Hoewel men varkensvlees at en varkens als huisdier hield, werden ze als onrein beschouwd, zij het minder consequent dan bij de joden of de islamieten. Meestal wordt trichinose (wormziekte in varkensvlees) als reden opgegeven, maar waarschijnlijk gaat het ook om een bewust onderscheid met 'heidense' volken, waar het varken vruchtbaarheid en rijkdom symboliseerde en graag geofferd en gegeten werd.
In de christelijke iconografie wordt vaak afgebeeld hoe Jezus de boze geesten van twee bezetenen in een kudde zwijnen laat varen, die vervolgens de zee in stormen en verdrinken. Het varken is hier een symbool van vraatzucht en onwetendheid, en een spotbeeld van de joden (de 'synagoge' wordt vaak rijdend op een varken afgebeeld). In positieve zin was de zeug een attribuut van de heilige kluizenaar Antonius, terwijl haar spek als middel tegen netelroos l'antoniusvuur') gold.
Het varken als modern gelukssymbool (bijv. bij nieuwjaar) gaat vermoedelijk terug op het oude gebruik, bij wedstrijden - zoals schuttersfeesten - de als laatste geëindigde een varken als troost- of poedelprijs te geven.
De dieptepsycholoog E. Aeppli wijst erop dat een varken niet alleen door zijn anatomie meer op mensen lijkt dan de meeste andere zoogdieren en dat 'het
onbewuste van de mens duidelijk positief tegenover het varken staat' (zwijn = geluk, bofje). Als droomsymbool wordt het varken als gunstig teken beschouwd.
Zie ook: zwijn
veer,
met als treffende symbolische karakteristiek zijn lichtheid, die volgens oude voorstelling de vogels als vanzelf doet opstijgen (een verenkleed geeft in veel sagen het vermogen te vliegen). De veer stond vooral in het oude Egypte ( - struisvogel) als symbool van Maàt, de godin van de rechtvaardigheid en de scheppende wereldorde, in hoog aanzien. Maàt draagt één enkele struisveer op het hoofd, en deze wordt bij het dodengericht afgewogen tegen het hart van de afgestorvene. Deze is slechts gerechtvaardigd, als zijn hart door zijn schuld niet zwaarder is geworden dan de veer van Maét : het moet 'maati' (naar Maéts zin) zijn, wil de dode tot Osiris heengaan. Vier veren sierden de hoofdtooi van de god Anher, een krijgergestalte uit de Opperegyptische stad This of Thinis. Ook de demonen verdrijvende Beset ( - Bes)werd afgebeeld met een verenkroon.
Een grote rol speelden veren in de Oudmexicaanse culturen, waarin ze verwerkt werden tot op schilden geplakte mozaïeken, kronen, standaarden en een soort schoudermantels. De veelzijdige god en heros Quetzalc¢atl werd voorgesteld als een slang (Azteeks coatl) bedekt met de glanzend groene veren van de quetzal-vogel. Zulke veren vormden ook de pronkinsignes van Mexicaanse koningen.
In de hoofdtooi van de Noordamerikaanse prairie-Indianen had elke veer oorspronkelijk zijn eigen symbolische betekenis, als herinnering aan krijgsdaden van de drager ervan.
De zegswijze 'met andermans veren pronken' gaat terug op een dierenfabel uit de Oudheid, waarin een raaf zich met pauweveren opdofte. 'Iemand een veer op de muts steken' betekent 'hem een compliment maken'.
In het sprookje over Vrouw Holle symboliseren de uit het beddegoed geschudde veren de sneeuwvlokken die uit de hemel vallen.
Zie ook: pijl; vleugel
venster,
in de symboliek een opening om het bovennatuurlijke licht door te laten. Daartoe zijn de vensters van gewijde gebouwen, zoals de grote kathedralen uit de Middeleeuwen, na ruwweg het jaar lOEK met indrukwekkende gebrandschilderde ramen gesierd (bijv. in Reims, Chartres, Ste-Chapelle de Paris), om de komende
pracht van het 'hemelse Jeruzalem' weer te geven. Het van buiten respectievelijk van boven invallende licht wordt gedacht als de geest van God, terwijl het venster zelf ook als Mariasymbool geldt (het straalt niet uit zichzelf, maar door het goddelijke licht). De vattingen van zo'n 'vitrail' ontleenden hun vorm vaak aan de getallensymboliek, bijvoorbeeld in drie (drievuldigheid) of vier (evangelisten) segmenten of in de vorm van een rozet (ook wel zevenbladig).
Wat de kleurensymboliek betreft valt vooral het heldere blauw in het oog, dat overigens te lijden heeft van de milieuverontreiniging.
ln de vrijmetselaarssymboliek had de tempel van Salomo in Jeruzalem geen venster op het noorden, omdat de zon van daaruit niet straalt. Op oudere tapijten zijn de drie vensters op de overige hemelstreken afgebeeld, die de 'vaste lichten' in tegenstelling tot de 'beweeglijke') zouden aanduiden.
Zie ook: licht
Venus,
Grieks Aphrodite. Volgens de Griekse mythe werd ze aan de kust van Cyprus uit het schuim van de zee geboren (Aphrodite is van 'aphros', schuim, afgeleid); haar bijnaam luidde Anadyomene, '(uit de zee) oprijzende', en het metaal koper (Lat, cyprum, cyprium: metaal uit Cyprus) was aan haar gewijd. De erotisch getinte cultus van de liefdesgodin is van voorgriekse oosterse oorsprong, waarbij volgens Plato onderscheid werd gemaakt tussen Venus als volks (Aphrodite Pandemos) en als hemels (Aphrodite Urania) symbool van de liefde.
ln het oude Rome vertegenwoordigde Venus de bekoorlijkheid en de zinnelijke liefde; ze was godin van de vruchtbaarheid (Venus Genetrix), de liefde en de lente l'veneralia', lentefeest op 1 april; april was de Venusmaand). Als planeet in het avondland ook Phosphorus of Lucifer (lichtdrager) genoemd;
zichtbaar als 'morgenster' en 'avondster', maar niet midden in de nacht.
ln de astrologie geldt de planeet Venus als onmiskenbaar vroupwelijk, verbonden met de tekens Weegschaal (daghuis) en Stier (nachthuis), en als mild, zinnelijk, moederlijk, geneigd tot vreugde en muziek, harmonie en medegevoel. In de horoscoop is Venus een 'kleine weldoener' (benefactor) die de fantasie bevleugelt en ook 'tot lief de dwingt'. Bij Venus behoren de kleuren roze en lichtblauw
en de edelstenen aquamarijn, de heldere saffier, de helderrode koraal, de lapis lazuli en de hemelsblauwe turkoois.
ln het oude China werd de planeet Venus geassocieerd met de kleur wit (de kleur van de dood), het jaargetijde herfst (waarin hij als avondster goed zichtbaar is), het mannelijk geslacht en het 'element' metaal, hetgeen dus een geheel andere 'astrosymboliek' oplevert.
De Maya's in Yucatàn schonken veel aandacht aan de planeet, en aan de berekening van de baan ervan als morgen- en avondster wordt in het handschrift 'codex Dresdensis' veel ruimte gewijd. Vijf Venusjaren met in totaal 2920 dagen komen overeen met acht zonnejaren, zoals bekend was, en in die tijd verschijnt de planeet vijfmaal als morgenster, waaraan vijf verschillende goden verbonden zijn.
Daarbij gold de eerste keer dat Venus als morgenster verschijnt als ongeluksteken, omdat de 'ster' 'met speren op levende wezens schiet'. Ook in het hoogland van Mexico bestonden dergelijke voorstellingen; hier werd de planeet met de godheid Quetzalcoatl (gevederde slang) geassocieerd.
In het oude Peru heette de planeet 'chasca', wat volgens Garcilaso de la Vega 'langharig, krullend' betekent. De planeet werd vereerd omdat hij voor een page van de goddelijke zon werd gehouden, die nu eens voor hem uit loopt, dan weer achter hem aan.
ln de literatuur over prehistorische kunst wordt ook beeld werk (beeldjes en rotsreliëfs) uit het Paleolithicum als 'Venus'figuren aangeduid, waarbij de spot lijkt te worden gedreven met de 'schoonheidsidealen' van de toenmalige mens; het gaat hier echter veeleer om weelderige moederfiguren.
Zie ook: mossel; planeten; schelp
vier.
De vier is onder de symbolische getallen veel rijker aan associaties dan men op het eerste gezicht zou denken, omdat de drie veel hechter in het bewustzijn verankerd is. De vier houdt verband met het kruis en het vierkant (vier jaargetijden, paradijsrivieren, temperamenten, lichaamssappen, hemelstreken, evangelisten, grote profeten Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël - en kerkleraren - Augustinus, Ambrosius, Hiëronymus, Gregorius de Grote); vooral dienen echter de vier letters van de Godsnaam, het tetragrammaton, genoemd te worden: JHVH, Jahveh, ook gevocaliseerd tot 'Jehova', terwijl gelovige joden ze uit eerbied uitsluitend spellen.
ln het oude China kende men de vier poorten van de keizerlijke residentie, die men zich in 'het Midden' dacht, vier legendarische zeeën rondom zijn rijk, vier bergen (ook namen van leenheren), en de vier jaargetijden deelde men zo in, dat aan hun begin telkens vier vijftiendaagse perioden vielen. Vier mythische koningen beschermden de Jade-keizer, Ju Hwang, de belangrijkste taoïstische godheid; vier amuletten weren demonische invloeden af; de vier kunsten worden door het boek, het schilderij, de gitaar en het schaakbord gesymboliseerd.
De vier schatten van de geleerden zijn Oostindische inkt, wrijfste en daarvoor, penseel en papier. Als de 'vier koorden' van de moraal worden onomkoopbaarheid, schaamtegevoel, plichtsbewustzijn en ceremonialiteit genoemd. 'Vier edele waarheden' vormen de grondslag van het boeddhisme, terwijl het maoïsme de 'vier verouderde levenswijzen' kritiseerde: oude feodaliteit, gewoonte, oude gebruiken en het oude cultuurgoed.
Ook in de Nieuwe Wereld is het getal vier met de kardinale punten een van de belangrijkste kosmologische elementen. Bij de Maya's worden er kleuren en 'jaardragers' in de kalender mee geassocieerd. Vier wereldbomen dragen in het Azteekse wereldbeeld de hemel, vergelijkbaar met de kleurige ceiba's (kapokbomen) in de kosmologie van de Maya's. 'De vier voornaamste hemelstreken zouden de plaats van herkomst van de winden zijn, waar ook de vier grote waterkruiken staan, waar de regen uit komt' (Anders, 1963), zoals er ook de vier Bacabs waren, de goden van de hemelstreken, die ook de 'verwoesting van de wereld door overstromingen' (- zondvloed) overleefd hadden.
De oriëntatie door middel van het getal vier lijkt een symbolisch kenmerk van alle culturen te zijn, die hun plaats in de hun bekende kosmos wilden vastleggen.
Zie ook: getallen; kruis; vierkant
vierkant,
(Gr, tetragon), een geometrisch symbool dat de plaatsbepaling van de mens in de ruimte uitdrukt, de oriëntering van het leven op de hemelstreken en hun bovennatuurlijke beschermers. Zoals bij het kruis staat ook bij het vierkant het streven voorop, zich in een chaotisch schijnende wereld door het invoeren van richtingen en coordinaten te oriënteren. De kwadratuur levert een ordeningsprincipe op, dat de mens aangeboren lijkt en in een dualistische verhouding tegenover de cirkel staat, die hemelse machten vertegenwoordigt.
De legendarische 'kwadratuur van de cirkel' (het omzetten van een cirkeloppervlak in een vierkant van een zelfde oppervlak met geometrische middelen) symboliseert het streven, de beide elementen 'hemels' en 'aards' tot een ideale overeenstemming te brengen (Lat. coincidentia oppositorum).
Veel tempels zijn volgens een kwadratisch bouwplan geconstrueerd, en moeten met hun etagebouw overeenstemmen met de kosmische berg, zoals bijvoorbeeld het tempelcomplex van Angkor in Kampuchea (Cambodja). Gecombineerd met de cirkel vindt men het vierkant terug in het bouwplan van de Tempel van de Hemel in Beijing (Peking) en in de Javaanse Boroboedoer.
Ook denkbeeldige steden als het 'hemelse Jeruzalem' uit de Openbaring van Johannes of 'Christianopolis' van Andreae (17e eeuw) beantwoorden aan dit type van de ideale stad, waarnaar ook de Oudromeinse stedenbouw met soortgelijke stads-'kwartieren' was ingericht. De aardse kosmos is er in uitgebeeld, met in het centrum de hemelzuil (wereldas), In het oude China, Perzië en Mesopotamië werd de aarde vierkant voorgesteld, in het oude Indië werd ze 'chaturanta' (viereindig) genoemd.
Volgens oude Chinese overlevering kwam er ooit een in negen velden onderverdeeld vierkant uit de rivier de Huanghe: het 'plan van de rivier' (ho-t'u), een kosmologisch 'magisch vierkant'. Die werden in de Oude Wereld uit letters en cijfers samengesteld, met in alle richtingen dezelfde som of verschillende woorden, hetgeen een overeenkomst met de wetten van het bouwplan van de wereld symboliseerde.
Ook in spelen komt de kwadratische oriëntering van het wereldbeeld tot uiting, zoals in het Oudmexicaanse patolli, in het universele schaakspel en vooral in het oude molenspel. Dit laatste bestaat uit drie concentrisch getekende vierkanten met verbindingslijnen (deels aan de hoekpunten, verder alleen in het midden van de zijden) en komt ook voor als rotstekening in het Alpengebied (Oostenrijk, ltalië), Frankrijk, Engeland (het eiland Man), op de Balkan, in Afghanistan (Pamir-gebied), op prehistorisch aardewerk (Villanova- en Este-cultuur, ltalië) en op Boeotische afgodsbeelden. Als rotstekening is het niet alleen op horizontale vlakken, maar ook op steile wanden te vinden en dus niet altijd 'bespeelbaar'. Dit wijst onmiskenbaar op een symbolische betekenis naast die van speelbord, ongetwijfeld in de trant van de oude kosmogrammen (wereldschema's).
De Indoboeddhistische mandala's (hulpmiddelen bij de meditatie) combineren meestal de cirkel als zinnebeeld van de verlichting (bodhi), waarbij de blik op de gemeente (sangha) is gericht, met het vierkant tot een harmonisch beeld van heelheid.
Zie ook: aarde; cirkel; driehoek; kruis; kubus; mandala; molen; tempel; vier; yantra
vijf,
een van de getallen die ten grondslag liggen aan de wereldorde, hetgeen in het pentagram, de 'drudenvoet', tot uiting komt. Daarin kan de mens met hoofd, armen en benen rechtop ingeschreven worden, als één punt naar boven wijst (het omgekeerde gaat door voor een teken van de zwarte magie). De Pentateuch, de vijf boeken van Mozes, vormt de 'thora' in het Oude Testament. Jezus spijzigde met vijf broden 4000 mensen, en vijf kruisen in de altaarstenen herinneren aan zijn vijf wondtekens. De vijf zintuigen van de mens zag men in de Middeleeuwen gesymboliseerd in de vijf kroonblaadjes van veel bloemen.
In het oude China was vijf (woe) een heilig getal, dat overeenkwam met de vijf windstreken (met inbegrip van het Midden), alsook met de vij f grondkleuren, tonen, zeden, kruiden, dierenorden (behaarden, gevederden, gepantserden, geschubden en naakthuidigen), menselijke betrekkingen en de 'vijf klassieken': het Boek der Oorkonden, het Boek der Liederen, het Boek der Veranderingen (1 Tjing), het Boek der Riten en het Boek der Ceremoniën.
Voorts werden er vij f elementen aan de hemelstreken gerelateerd (hout, vuur, aarde, metaal, water), met bijbehorende kleuren.
De vijf gelukzaligheden zijn rijkdom, lange levensduur, vrede, deugd en gezondheid, de vijf morele eigenschappen mensenliefde, plichtsgevoel, wijsheid, betrouwbaarheid en ceremonieusheid; de vijf reine zaken zijn de maan, het water, de pijnboom (den), de bamboe en de pruim. Verder worden nog genoemd vijf adellijke rangen, graansoorten, straffen en mythische heersers uit de voortijd.
Deze vijfdeling zou in de vierde eeuw zijn opgesteld en tijdens de Han-dynastie (206 v.C.-220 n.C.) verbonden zijn met het klassieke confucianisme.
Zie ook: getallen; pentagram
vijg,
een mediterrane vrucht en vruchtboom. Hij wordt vaak in paradijsscénes afgebeeld, waarbij de oerouders Adam en Eva slechts met een vijgeblad bedekt zijn. Vijgen en wijndruiven worden in de Oudheid vaak als attribuut van Dionysus, de god van de roes, genoemd, alsook van de fallische god Priapus, hetgeen een erotische associatie suggereert. In de middeleeuwse woordafleidkunde werd 'peccare' (Lat, zondigen) met het Hebreeuwse woord pag (vijg) in verband gebracht (- fica-gebaar). Volgens gnostische en islamitische traditie zijn de twee taboe verklaarde bomen in de paradijshof de olij fboom en de vijgeboom. In de christelijke symboliek is sprake van de 'verdorde vijgeboom', die de synagoge (de israëlitische kerk), die de Messias Jezus Christus niet erkent, of de dwaalleer symboliseert. De vruchtdragende vijgeboom is daarentegen in de bijbel, bijvoorbeeld in de messiaanse profetieën, naast de olijfboom en de wijnstok een element van het zorgeloze leven (paradijs).
In het boeddhisme is de bodhiof vijgeboom een symbool van de verlichting, want onder deze boom kwam in het jaar 528 v.C. Siddharta Gautama, de Boeddha, tot innig inzicht in de natuur en de bevrijding van het aardse lijden.
Zie ook: boom; olijfboom; paradijs
violet,
de kleur van viooltjes, is een mengkleur van blauw en rood en symboliseert per traditie de spiritualiteit, verbonden met het offerbloed,
In de liturgische traditie wordt violet met boete geassocieerd, met zonde en inkeer. De in gelijke delen gemengde grondkleuren verenigen wijsheid en liefde; op oude passietaferelen draagt de Verlosser een violette mantel. Violet is ook de kleur van de bezinningstijd van de advent, voorafgaand aan de kersttijd.
Een verwante, meer naar rood neigende kleurschakering is het purper van de oude keizergewaden en van de pronkgewaden van de rijken. In de Oudheid werd deze zeer kostbare kleurstof door de purperslak geleverd; purperen stoffen waren dan ook een gewaardeerd statussymbool. In de Oudheid en de Middeleeuwen werd aan orseillemos (Rocella tinctoria) een soort korstmos die aan de Middellandse Zee en op de Canarische Eilanden voorkomt een purperrode kleurstof (namaakpurper) onttrokken.
Zie ook: amethist; kleurensymboliek; viooltje
viooltje
(Lat. Viola odorata; Gr, lonia), een kleine, sterk geurende bloem, zinnebeeld van de nederigheid en ook een geliefd voorjaarssymbool. Volgens de Griekse mythe groeiden er op de weide waar Hades, de god van de onderwereld, Persephone ontvoerde, krokussen, rozen, hyacinten en viooltjes.
Op een Romeinse dodenherdenkingsdag, Dies violaris (viooltjesdag), werden er viooltjes op de graven gelegd. Bij gastmalen droeg men graag kransen van viooltjes, omdat de bloemen 'bekoelend' zouden werken en ook de kater zouden verzach ten.
Volgens oud volksgeloof moest men de eerste drie aan de bosrand gevonden viooltjes doorslikken, om geen koude koorts of andere ziekten te krijgen. De eerste viooltjes gaven in de Middeleeuwen aanleiding tot uitbundige voorjaarsfeesten. De blauwe kleur van de bloemen, die met trouw en duurzaamheid geassocieerd werd, maakte ze ook tot symbool van de liefde.
Zie ook: bloemen; violet
vissen
bevolken de watervloed, die in de dieptepsychologie als symbool van het onbewuste wordt opgevat, en zijn dan ook de belichaming van 'levende' entiteiten uit de diepere laag van de persoonlijkheid, die samenhangen met vruchtbaarheid en de levenschenkende krachten van de innerlijke 'moederwerel den'. In veel oude religies worden vissen in verband gebracht met de godinnen van de liefde en de vruchtbare natuur. Maar de vis is ook 'koudbloedig', in symbolische zin 'niet beheerst door vurige hartstochten', en is daarom ook voorwerp van gewijde maaltijden en offers. In de nieuwere tijd wordt het vissensymbool, Grieks 'ichthus', als acrostichon opgevat, gevormd uit de beginletters van 'lesous Christos Theou Huios Soter', d,w,z. 'Jezus Christus, Gods Zoon, Redder', het geheime herkenningsteken van de eerste christenen.
Het is een feit dat het vissensymbool in de vroegchristelijke tijd tot het einde van de vierde eeuw vaak opduikt, maar de verklaring hierboven is niet de enige.
De onderdompeling (- bad) in het doopbekken (Lat, piscina, letterlijk visvijver) en de vergelijking van de apostelen met mensenvissers (- ring) zullen daar misschien veel aan bijgedragen hebben; in de mediterrane culturen was de vis ook een gelukssymbool, zoals ook nu nog in gebruiken rond de jaarwisseling (bijv. vis eten rond nieuwjaar verschaft geldelijke middelen voor het hele jaar).
Uit astrologisch oogpunt geeft voorts het 'tijdperk van de vissen' nadere aanwijzingen. De 'conjunctio aurea', de conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus, vond in het jaar 7 v.C. (vermoedelijk het ware geboortejaar van Christus) driemaal in het dierenriemteken van de Vissen plaats, en het lentepunt lag eveneens in dit teken. Jezus werd de eerste belichaming van het tijdperk van de Vissen genoemd. De nieuwbekeerden werden als pisciculi (visjes) aangesproken, aansluitend bij het ichthus-teken (bijv, bij Tertullianus, 150-230 n.C.), en de vis zelf werd, met het brood, als symbool van het godsmaal beschouwd,
In speculatieve christelijke opvattingen werd er ook op gewezen, dat in het oertijd bij de zondvloed de vissen niet door de vloek van God getroffen werden en dat het de christenen door de doop evenzo verging,
In de middeleeuwse kunst wordt een legendarische visser, 'Trinacria' genaamd, met drie lichamen en één hoofd als symbool van de drievuldigheid geïnterpreteerd.
Vissen komen regelmatig als attribuut van heiligen voor, zoals Brandaan en Maclovius, de zeevaarders, alsook bij Petrus, Andreas, Elisabeth van Thüringen en de Heilige Antonius van Padua, die voor de vissen gepredikt zou hebben, In de bijbelse typologie, die gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament in het Oude Testament geprefigureerd ziet, behoort de grote vis die de profeet Jona zou hebben opgeslokt en weer uitgespuwd, tot de symboliek van de uit het graf herrezen Christus.
In het oude Egypte werd door het volk wel vis gegeten, maar was vis voor gewijde personen (koningen, priesters) taboe. Als zwijgende bewoners van de diepte hadden ze ook iets griezeligs, en in mythen speelden ze vaak een negatieve rol (bijv, als eter van de fallus van de door Seth gedode Osiris).
Bepaalde vissen golden echter ook als goddelijk en gewijd, zoals bijv. de aal aan de god van Heliopolis en de baars aan de godin Neith. Hier blijkt de ambivalente houding van de mens tegen over zijn diepere psychische lagen; wat hij daarin aantreft, kan, zoals ook bij de slang, zowel positief als negatief geapprecieerd worden.
Fabelachtige vismonsters in oude dierenboeken illustreren duidelijk zowel fascinatie als ontzag voor de bewoners van de diepte, In Oudindische mythen wordt verhaald dat de god Visjnoe bij de grote vloed in vissengedaante de stamvader van de mensheid, Manoe, redde, In het oude China was de vis -u) symbool van geluk en overvloed; vissen en water samen golden als metafoor voor seksueel genot.
ln Japan behoort vis (sakama) tot de elementaire voedingsmiddelen van het volk en wordt rauw (sashimi), gekookt of in olie gebakken gegeten. Veel vissen gelden bovendien als traditionele symbolen, zoals de karper, die tegen de stroom in en tegen watervallen op kan zwemmen, als toonbeeld van moed, kracht en volharding.
Bij het 'jongensfeest' op 5 mei worden er voor het huis karpervlaggen (koinobori) aan stokken bevestigd, met bovendien voor elke jongen die daar woont een zijden karper erop.
In de alchemistische beeldenwereld stellen twee vissen in een rivier de oeressenties Sulphur en Mercurius in opgeloste vorm voor.
In de psychoanalyse is de vis als droomsymbool een verkapt beeld van de penis, die in de Turkse omgangstaal ook wel als 'eenogige vis' wordt aangeduid.
In de astrologische symboliek is 'Vissen' het laatste teken van de dierenriem, dat het huidige, volgens veel astrologen spoedig ten einde lopende 'wereldtijdperk' (- waterwezens) zou beheersen. Als eigenschappen van de 'vis' worden wel genoemd: neiging tot broederschap en vrede, harmonie, opmerkingsgave, geduld en speurzin en 'gezonde vruchtbaarheid'.
De dieptepsycholoog E. Aeppli wijst erop dat de vis als stom koudbloedig wezen bewonderd en benijd wordt om zijn vermogen, zich behendig in het natte element voort te bewegen. Zijn vlees geldt niet als echt dierenvlees en mag ook in de vastentijd genuttigd worden. Bij het wonder van de broodvermenigvuldiging (Lucas 9:16) wordt ook vis als voedsel genoemd. 'Zich vinden in zijn vissenatuur betekent, over het geheel genomen, de koudbloedige oervorm van de menselijke existentie, een zeer diepe laag van de ziel terugvinden ... Daarom wordt ook degene die een diepgaande verandering moet doormaken, zoals eens de legendarische profeet Jona, door zijn onbewuste, door de grote vis met de walvismuil enige tijd verzwolgen. Als een ander mens zal hij op de heldere kust van een nieuw bewustzijn uitgeworpen worden.'
Vermeldenswaard is nog het feit dat vissen, uit onwetendheid omtrent hun levenswijze, in de Oudheid, bijv, door Aristoteles, voor eenslachtig werden gehouden, wat de rol in de symboliek van deze 'koudbloedige' waterdieren zeker beïnvloed heeft. Op vroegchristelijke muurschilderingen in de Romeinse catacomben is de vis het symbool van de eucharistie, en in voorstellingen van het Laatste Avondmaal wordt hij tot in de Vroege Middeleeuwen naast brood en wijnkelk op de eettafel afgebeeld. De vissersring (annulus piscatoris) van de paus gaat terug op de rijke visvangst (Lucas 5 :4 e.v.) van de apostel Petrus.
Zie ook: anker; sterren; walvis; water; zondvloed
vitriool,
V.I.T.R.I.O.L.
in onze tijd een benaming voor zwavelzuur of sulfaat, in de alchemistische symboliek daarentegen het zinnebeeld van de verbinding van 'boven en beneden', gevormd uit de beginletters van de Latijnse zin 'Visita inferiora terrae, rectificando invenies occultum lapidem', d.w.z. 'zoek het onderste van de aarde op, en door het te vervolmaken zul je de verborgen steen (de "Steen der Wijzen") vinden.' Er bestaan ook varianten in de alchemistische literatuur, bijv. met als slot 'invenietis occultum lapidem, veram medicinam' (je zult de verborgen steen vinden, de ware medicijn), hetgeen 'vitriolum' oplevert. Dit klinkt als een normaal technisch procédé om ruwe erts te veredelen, maar de zin is allegorisch bedoeld en duidt op een louteringsproces van de mens, dat tot spirituele verheffing leidt.
vleermuis,
een dier met geschakeerde symbolische betekenis, waarvan de 'hybridische' natuur (gevleugeld zoogdier) in veel culturen de aandacht heeft getrokken. In het avondland geldt hij als een griezelig wezen, dat zich volgens volksgeloof in het haar van mensen vastgrijpt. Berichten over bloedzuigende vampiervleermuizen in ZuidAmerika hebben ertoe bij gedragen dat ook in Europa de onschuldige insekteneter wel als angstwekkend wezen wordt beschouwd. De duivel als gevallen engel wordt in de kunst van vleermuisvleugels voorzien, omdat hij eveneens het licht schuwt. Ook allerlei demonische wezens worden met dit attribuut afgebeeld, zoals de gepersonifieerde afgunst (Invidia), die zich niet vaak overdag laat zien. Op afbeeldingen van de heksensabbat ontbreken ook zelden vleermuizen.
In andere culturen heeft de vleermuis een betere reputatie.
Bij de Maya's van MiddenAmerika wordt hij onder de naam Z'otz met name door de Zotzil-stammen als beschermgod vereerd. In de mythen van de Quich‚-Maya's komt overigens een 'koppensnellende vleermuis' als onderwerelddier voor.
In het oude China gold de vleermuis als gelukssymbool, in de eerste plaats omdat zijn naam (foe) gelijkluidend is met 'geluk'. Vijf vleermuizen betekenden ook vijf aardse gelukzaligheden, nl, lang leven, rijkdom, gezondheid, deugdzaamheid en natuurlijke dood. Goedaardige magiërs werden vaak voorgesteld met een kruik waaruit ze vijf vleermuizen laten opfladderen. Als bijzonder zegenrijk golden rode vleermuizen, wier kleur demonische machten zou afschrikken. In Afrikaanse mythen geldt de vleermuis deels als bijzonder schrander, omdat hij zich in zijn vlucht nergens aan stoot.
In de Oudheid was de vleermuis (Lat. vespertilio; Gr. nukteris) het symbool van de waakzaamheid, en zijn oog zou de slaap verdrijven. Anderzijds werden ook toen al, zoals ook nu nog in landelij ke streken wel gebruikelijk is, vleermuizen op deuren gespijkerd als bescherming tegen nachtdemonen en zwarte magie. Druppels vleermuizenbloed onder het hoofdkussen van een vrouw zouden haar kinderzegen schenken. Ook tegen mierenplagen, rupsen, sprinkhaven en slangebeten gold de vleermuis als bron van sympathetische middelen. In Griekse sagen en fabels wordt hij als schrander maar schuw dier afgeschilderd.
Fladderend en piepend als vleermuizen worden in de Odyssee de zielen van de doden in de onderwereld beschreven.
In middeleeuwse bestiaria is ook een positief aspect van de vleermuis te vinden, wanneer men leest: 'als vleermuizen zich ergens langdurig ophouden, houden ze zich aan elkaar vast en vormen hele trossen - een soort wederzijdse liefdesdienst zoals die maar zelden bij mensen te vinden is.' Een dergelijke waardering voor dit geruisloos fladderende dier heeft echter, in tegenstelling tot andere opvattingen uit oude symbolischzo"logische boeken uit vroeger eeuwen, geen weerslag gevonden in het volksgeloof. Ook de Heilige Hildegard van Bingen (1098-1179) schreef dat de door haar tot de vogels gerekende vleermuis 'vooral vliegt in de tijd dat de mensen rusten en de geesten onderweg zijn', en ze geeft een niet erg diervriendelijk recept: 'Als iemand aan geelzucht lijdt, moet hij de vleermuis zo voorzichtig vastspietsen dat hij in leven blijft, en hem dan met de rug op de zijne binden. Meteen daarna moet hij hem op de maag binden, tot hij sterft.' Er werd klaarblijkelijk van uitgegaan dat het dier de ziekte uit het lichaam van de patiënt kon aantrekken.
Zie ook: vleugels
vleugels,
zijn niet alleen kenmerkend voor de engelen uit de christelijke geschriften, maar ook voor geniën en demonische wezens, feeën en luchtgeesten in de vroegste culturen van de Oude Wereld. Deze gedeeltelijke vogelgedaante drukt uit dat men zich zulke wezens in de hemelse sfeer voorstelt, verheven boven de mensenwereld door de lichtheid van hun veren. In symbolische zin worden ze niet als figuren opgevat die een fysiek vliegvermogen hebben, maar een lichamelijkheid die zich kan verheffen boven de aardse zwaarte. Vooral de cherubs, de engelen van de tweede rang, zijn in die voorstelling rijkelijk met vleugels toegerust.
Ze worden door Ezechiël afgeschilderd met vier gezichten en vier vleugels (tetrapteryx), staande op raderen die met ogen bedekt zijn, waardoor ze de levende troonwagen van God vormen. In de Openbaring van Johannes worden ze als wezens met zes vleugels beschreven; in verluchte middeleeuwse boeken wisselt het vleugeltal.
Ook in de Oudheid werden personificaties vaak met vleugels voorgesteld, zoals Chronos, Niké (Lat. Victoria), de godin van de zege, en Fortuna, de godin van de wisselende fortuin.
In de middeleeuwse kunst van de oosterse kerk wordt Johannes de Doper, de voorloper van Christus, met vleugels afgebeeld, in het avondland ook Thomas van Aquino, de 'doctor angelicus', soms ook Vincentius Ferrenius, wegens zijn engelachtige naastenliefde. Duivels krijgen niet de lichte vleugels van vogels toebedeeld, maar de leerachtige vlerken van vleermuizen. In de romantiek werden elfachtige wezens vaak met vleugels van libellen of vlinders afgebeeld.
In de dialoog 'Phaedrus' van Plato (427-347 v.C.) wordt over het gevederte dat de vleugels omkleedt gezegd dat dit het vermogen heeft 'het zware op te lichten en omhoog te voeren, (daarheen) waar het geslacht der goden woont. Het heeft ook veel bijgedragen aan de lichamelijkheid van het goddelijke.'
Ook sommige symbolische fabeldieren bezitten vleugels, waarmee lichtheid en nabijheid bij de hemel worden uitgedrukt.
In de wapenkunde betekenen vleugels 'dat men door loffelijke daden een hoge vlucht wil nemen, of daardoor reeds verheven is' (Bückler 1675).
Zie ook: Amor; lcarus; Pegasus; veer
vlieg
(Gr, muia; Lat, musca). Alle soorten vliegen hebben een negatieve symbolische betekenis, maar kunnen va'ak door riten onschadelijk worden gemaakt. De in het tweede boek der Koningen (1:2) genoemde Kanaànitische god van de stad Ekron, Beëlzebul of Baàl-Zebub ('heer der vliegen') zou heersen over vliegenzwermen, zoals in Griekenland 'Zeus Apomuios' of 'Muiodes', 'Muiaguros'. Men stelde zich ook een demonische macht voor, die in de onuitroeibare vliegen belichaamd werd. In cameeën uitgesneden vliegen zouden in de Oudheid beschermen tegen het 'boze oog'. De Griekse naam ervan betekende symbolisch een parasiet; de zegswijze 'van een mug een olifant maken' komt bij Lucianus (120l 80 n.C.) voor met een vlieg in plaats van een mug, In de Oudperzische mythologie kruipt de lichtschuwe boze geest Ahriman in de gedaante van een vlieg de wereld binnen. Vliegenzwermen kondigen in Jesaja 7: 18 onheil aan: het zal geschieden 'dat de Here de vliegen ...tot Zich fluiten zal ...'
Vliegen zijn voornamelijk het symbool van duivelse figuren en van demonenzwermen, die ook Makarios, de woestijnkluizenaar, pijnigden.
vlinder,
in veel culturen met symboliek omgeven, enerzijds symbool van gedaanteverandering en schoonheid, anderzijds van de vergankelijkheid van de vreugde. 'Het wonder van de in elkaar overgaande verschijningsvormen, dat wonder van de verandering van trage rups en muffe larve in de tere en schone vlinder, heeft de mens diep geroerd, is hem tot gelij kenis van zijn eigen psychische verandering gaan strekken, heeft hem de hoop geschonken, zich ooit van de aarde los te maken en tot het licht van eeuwige luchten op te stijgen' (E. Aeppli). Op grond hiervan vindt men de vlinder ook op oude grafstenen (- doodssymbolen). De vlinder was een van de attributen van Thanatos, de dood.
Zoals zijn Griekse naam 'psyche' aanduidt, is de vlinder - net als de vogel - een 'zieledier'. Zijn bevallig gefladder doet hem ook na tot elfen, genieën en eroten (liefdesgodjes) staan. Elfachtige wezens worden, evenals droom- en fantasiefiguren, vaak met vlindervleugels voorgesteld, zoals ook de droomgod Hypnos (Somnus). Ook de levensadem (ziel), die de Schepper Adam in zijn neus blies, wordt op afbeeldingen van het paradijs vaak met zulke vleugels voorgesteld.
ln Japan is de vlinder een symbool van de jonge vrouw, en twee om elkaar heen dansende vlinders duiden echtelijk geluk aan. In China is het gevleugelde dier een symbool van de verliefde jonge man, die aan de (vrouwelijke) bloemen zuigt, maar ook de dode geliefde kan als vlinder uit het graf komen. Samen met de pruim symboliseert hij lang leven en schoonheid;
het woord vlinder (hoe-tieh) sluit ook de wens in zich, zeventig jaar (tieh - zeventig) te leven (vaak afgebeeld samen met de kat - mao, wat tevens tachtig
betekent). In het oude Mexico behoort de vlinder tot de attributen van de vegetatiegod Xochipilli, maar is daarnaast een symbool van het flakkerende vuur en staat ook in relatie tot de zon. De godin ltspapalotl (itzli = steensnijmes, papalotl = vlinder) is een nachtgeest van het vlammend gesternte en symboliseert tevens de ziel van in het kraambed gestorven vrouwen.
Een Japans vers verwoordt de weemoed over vergaan geluk, met verwijzing naar het spreekwoord 'de afgevallen bloesem keert nooit tot de tak terug': 'ik dacht dat de bloesem tot de tak was teruggekeerd - maar ach, het was slechts een vlinder.'
Zie ook: Hypnos; pruim; Thanatos; vogel
voet
(voetspoor), al in prehistorische tijden symbool van de aanwezigheid van mensen en vooral van bovennatuurlijke wezens, dat zich manifesteerde in de vorm van rotstekeningen en plastische voorstellingen.
Spoorzoekers uit alle tijden en culturen hebben aandacht geschonken aan de voetafdruk. Omdat de voet rechtstreeks contact met de aarde heeft, geloofde men dikwijls dat hij persoonlij ke krachten en uitstralingen op de betreden grond overdroeg. Het innemen van land vond vaak eenvoudigweg plaats doordat de ontdekker voet op vreemde grond zette ('er vaste voet kreeg'); ook op een overwonnen vijand werd de voet gezet, als symbool van zijn onderwerping, en onderworpenen en slaven moesten als teken van onderdanigheid de voet van hun meester kussen. Wie 'met het linkerbeen uit bed is gestapt', kon ook in de Oudheid al weinig heil van de komende dag verwachten. Anderzijds gold het 'losmaken van de schoenriemen' en blootsvoets betreden van heilige plaatsen (Exodus 3: 5) als bewijs van eerbied. Het katholieke gebruik van de voetwassing op witte donderdag is een zinnebeeld van nederigheid, naar het voorbeeld van Jezus die zijn discipelen volgens oosters gebruik van gastvriendschap de voeten waste (Johannes 13:5-9), In sommige kloosterorden gaat men blootsvoets (ongeschoeide karmelieten) ten teken van zelfverkozen armoede.
Aan demonische wezens werden vaak onmenselijke of vergroeide voeten toegeschreven, bijv, ganze- of eendevoeten (zoals van bepaalde watergeesten en dwergen). Bekend zijn de bokke- of paardevoeten (hoeven) van de duivel, die als karikatuur van zijn vroegere schoonheid nog slechts mank kan gaan.
ln het volksgeloof van het oude China, in de boeddhistische wereJd, maar ook in isJamitische en christelijke kring worden vaak natuurlij k ontstane uitholJingen in gesteente aJs voetsporen van goden, heroën, profeten en heiligen vereerd, zoals men ook wel het voetspoor van God en van reuzen, duivels en heksen meende te kunnen aanwijzen. De moeder van de stichter van de Tsjo-dynastie zou op bovennatuurlijke wijze zwangerzijn geworden door in een goddelijk voetspoor te treden. De uitdrukking 'in iemands voetsporen treden' of 'iemands voetspoor drukken' betekent 'hem als voorbeeld navolgen'.
Een speelse moderne variant hiervan vindt men op de Sunset Strip in Los Angeles, waar men de voetsporen van beroemde acteurs en actrices kan drukken.
In de psychoanalyse is de vrouwenvoet een als zodanig ervaren surrogaat van de ontbrekende penis; hieruit zou ook de seksuele afwijking van het mannelijke 'voeten- en schoenenfetisjisme' te verklaren zijn.
In de christelijke symboliek wordt de hoofdzonde van de gramschap (Ira) wel voorgesteld door het beeld van de edelvrouw die een bediende met voeten treedt, wat ook in het algemeen uiterste verachting uitdrukt.
Zie ook: hand
vogel
De Heilige Hildegard van Bingen (1098-l179) schreef in haar natuurkundeboek 'Liber de subtilitatum' over vogels in het algemeen het volgende: 'Vogels zijn kouder dan dieren die op aarde leven, omdat ze niet door zo'n brandende begeerte verwekt worden. Hun vlees is reiner dan dat van landdieren, omdat ze naakt uit de moeder kruipen, maar bedekt door een schaal. Vele leven van de vurige lucht en reiken daarom als een vuur altijd naar boven. De vogels die graag hoog vliegen, krijgen meer vurige lucht binnen dan zij die dicht boven de aarde vliegen' (- paradijsvogel). 'Vogels symboliseren de kracht, die de mens met bedachtzame rede bedeelt en hem veel vooraf doet bedenken, voor het tot loffelijke daad wordt. Zoals vogels door hun veren in de lucht verheven worden en zich overal in de lucht ophouden, wordt de ziel in het lichaam door het denken verheven en verspreidt zich alom.'
Vogels staan in symboliek en mythologie doorgaans goed aangeschreven.
Uitzonderingen in de antieke sagenwereld zijn onder meer de vogels van Stymphalus, personificaties van koortsdemonen, die hun metalen veren als pijlen afschoten en die door Heracles werden neergeschoten, en de harpijen, stormdemonen in vogelgedaante, die misdadigers vingen en aan de Erinyen overleverden, maar ondanks die ethische taak als roofzuchtige vogels werden voorgesteld. Overigens zijn deze dieren, die met behulp van hun vleugels tot de hemel komen, dikwijls de belichaming van het verlangen van de mens, zich van de 'zware' aarde los te maken en als engelen in hoger sferen te geraken. De sage van Icarus, die met zijn vleugels te dicht bij de zon kwam en in zee stortte, symboliseert echter de waarschuwing voor hybris (overmoed) van de mens, die binnen de hem gestelde grenzen moet blijven. De aan het lichaam ontvloden menselijke ziel wordt vaak in vogelgedaante voorgesteld, ook wel als vogel met mensenhoofd (zoals de ba in het oude Egypte) of - dikwijls op prehistorische rotstekeningen - als mens met vogelkop (wat deels ook door de zinnebeeldige voorstelling van vlieghallucinaties bij veranderde bewustzijnstoestanden verklaard wordt). Vogels als middelaars van goddelijke wilsuitingen spelen een belangrijke rol in het oude Rome, waar priesters (auguren) daartoe de vlucht van de vogels raadpleegden. Een met een slang vechtende vogel (bijv. Garoeda in Indië) geldt als belichaming van de overwinning van lagere instincten door de spiritualiteit. In de Oudindische Oepanisjaden is sprake van twee vogels die in de wereldboom zitten; de een eet de vruchten (symbool van het actieve leven), de ander vertegenwoordigt het schouwende (contemplati‚ve) leven.
In sprookjes krijgt degene die de taal van de vogels verstaat, vaak belangrijke inlichtingen; mensen kunnen ook in vogels veranderd worden, en goede (heilige) mensen worden wel door vogels van eten voorzien.
In het spraakgebruik heeft de vogel in veel talen een denigrerende of seksuele bijbetekenis ('vogelen' = geslachtsgemeenschap hebben; Chinees niao ook: penis), wat niet overeenkomt met de doorgaans positieve symbolische betekenis, met name in de gedaante van de feniks en de adelaar.
Zie ook: adelaar; duif; eend; ekster; fazant; feniks; gans; gier; haan; hen; ibis; koekoek; kraai; kraanvogel; nachtegaal; ooievaar; papegaai; paradijsvogel; pauw; pelikaan; raaf; reiger; struisvogel; uil; valk; veer; vleugels; zwaan; zwaluw
vos,
in veel volksoverleveringen ('Reintje') het symbool van de boosaardige sluwheid.
Zijn bruinrode pels herinnert aan het vuur, wat hem (net als de lynx en zelfs de eekhoorn) in het gevolg van de duivel schaart. In het oude Rome gold hij als vuurdemon. Bij het feest van de godin Ceres werden vossen met brandende fakkels aan de staart gebonden door de akkers gejaagd, om korenbrand af te weren. Als bescherm middel tegen betovering werd een met vossebloed bestreken zeester op de deur gespijkerd. Vossen golden (net als in het oude China) als bijzonder wellustige dieren, en fijngewreven vossetestikels in wijn golden dan ook als onfeilbare liefdesdrank; een over de arm gedragen vossestaart zou een seksueel opwindende werking hebben. Bij de Germanen was de vos het symbool van de 'trickster'god Loki (bij de Noordamerikaanse Indianen vervult de coyote deze rol van 'trickster').
Een belangrijke rol spelen vossen in Oost-Azië als symbool van erotiek en verleidingskunst; in het oude China heerste de opvatting dat vossen (hoe-li) duizend jaar oud konden worden en dan, met negen staarten toegerust, bijzondere vaardigheden konden ontwikkelen in de zinnelijke verleidingskunst.
Vossen worden door spoken bereden; vossevrouwen verschonen zich nooit, maar hebben toch altijd schone kleren aan.
Ze zijn ongelooflijk verleidelijk en kunnen door hun ongebreidelde erotische veeleisendheid mannen die zich aan hen verslingerd hebben van hun levenskracht beroven.
ln het oude Japan heten de vossegeesten, die zich in mensen kunnen veranderen en dus eigenlijk 'weervossen'zijn, kokiteno. Ze kunnen de zinnen verblinden en mensen misleiden en verderven; in Japanse sagen spelen ze de rol van heksen (die zich overigens ook in andere gedaanten kunnen voordoen), en het is geboden ze te verbranden en hun as in rivieren te verstrooien. De vos vervult echter niet alleen een negatieve rol.
Een witte vos is het rijdier van de rijstgod Inari, en naast de torii van zijn heiligdommen staan vaak vossefiguren van hout of steen, met een heiligeschriftrol of de sleutel van het paradijs in de bek. Op het tipje van de vossestaart ziet men ook vaak het symbolische geluksjuweel.
De vos heeft doorgaans een negatieve symbolische betekenis, al is hij ook als attribuut van enkele heiligen bekend, bijv. van Bonifatius, In de bijbel staat de vos voor arglist en boosaardigheid, waaraan ook herinnerd wordt door spreekwoorden als 'de vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken' en 'als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen'.
In middeleeuwse bestiaria en in 'Van den vos Reinaerde' wordt de vos als duivels sluw dier afgeschilderd.
Zie ook: eekhoorn; rood; wolf
vrijmetselaarssymbolen.
Het hanteren van symbolen heeft in de vrijmetselarij vanaf de aanvang (1717) een belangrijke rol gespeeld als hulpmiddel om haar ethische idealen na te streven. De betekenis van die symboliek moet telkens opnieuw door individuele ontplooiing ontdekt worden, waarbij de graden van leerling, gezel en meester bereikt kunnen worden. Centraal daarbij staat de erkenning van een hogere orde (de Opperbouwmeester van het heelal), die de mens en de mensheid geestelijk en zedelijk voortstuwt. Een deel van de in dit boek behandelde symbolen heeft naast andere betekenissen ook een vrijmetselaarssymboliek. Naar artikelen die zeer specifiek te maken hebben met de vrijmetselarij wordt hieronder verwezen.
Zie ook: ark; cirkel; driehoek; donker; hamer; handschoen; hexagram; ketting; licht; passer; peillood; pentagram; steen; tempel; treden; troffel; winkelhaak; zuilen
vuur,
het schijnbaar levende element, dat verteert, verwarmt en verlicht, maar ook treurnis en dood kan brengen, heeft een ambivalente symboliek. Dikwijls is het een heilig symbool van huis en haard zoals bij de Vestaalse maagden in het oude Rome, die een eeuwig vuur onderhielden) en symboliseert het bezieling en de Heilige Geest, in de gedaante van vlammentongen bij het eerste Pinksterfeest over de apostelen uitgestort, en het ontsteken van het nieuwe vuur op nieuwjaar was een gewijde handeling (Oudmexico).
Anderzijds is er ook het negatieve effect van het hellevuur, van de verzengende brand en van het verwoestende hemelse (de bliksem) en aardse vuur (de vulkanische uitbarsting). Men dient te bedenken dat miljoenen jaren geleden het 'temmen' van het vuur het begin van de beschaving betekende en dat 'vuurloze wilde oermensen', waar voorwetenschappelijke afstammingsleren over speculeerden, nooit bestaan hebben.
Vuur is het enige van de 'elementen' dat de mens zelf kan verwekken, zodat het voor hem de signatuur van zijn gelijkenis met de goden draagt. Veel mythen (Oudgrieks, Polynesisch) beschrijven het ook als oorspronkelijk eigendom van de goden, dat pas na roof in het bezit van de mensheid kwam.
Zo kan het vuur de eigenschap van de 'reinigende vlam' hebben, die het kwaad vernietigt en ook de lijfelijkheid van heksen en andere gedemoniseerde wezens in rook moet doen opgaan, die in het vagevuur van de katholieke geloofsleer de smetten van de zonde uitwist en in het parsisme (de geloofsleer van Zoroaster of Zarathoestra) als heilig geldt. De Assyrische bezweringsteksten, bekend als 'maqlu'- en 'sjoerpoe'-reeksen, bestaan voor een belangrijk deel uit spreuken die schadelijke toverkrachten met vuur teniet moeten doen: 'Kook, kook, brand, brandl Kwaad en slechtheid, kom niet binnen, ga wegl ... Ik kluister jullie, ik bind jullie vast, ik geef jullie over aan Gila, die verzengt, verbrandt, kluistert, die tovenaressen pakt ... Zoals dit geitevel geplukt en in het vuur geworpen wordt en de gloeiende vlam het verteert ..., zo worde de vloek, de ban, de pijn, de kwelling, de ziekte, de smart, de zonde, de euveldaad, het vergrijp, het misdrijf, het lijden dat in mijn lichaam huist, als dit geitevel gepluktl Laat nu de gloeiende vlam ze verteren . . .' 'Maqlu' en 'sjoerpoe' worden beide vertaald als 'verbranden', en het geloof in de toverbestrijdende werking van het vuur treedt hier duidelijk aan het licht.
Het blootsvoets over gloeiende kolen lopen (Grieks: pyrobasia, vuurloop) is een wijdverbreid gebruik, oorspronkelijk vermoedelijk een reinigingsritueel in het voorjaar, zoals in de nieuwere tijd nog in Tibet (op de lse dag van de eerste
maand). Het vuur geldt meestal als 'mannelijk' element (i,t.t.het 'vrouwelijke' water) en als zinnebeeld van levensenergie, hart, voortplantingsvermogen, zon ( - feniks). De maagd Ocrisia zou door een vonk bevrucht zijn en moeder van koning Servius Tullius geworden zijn. Bezweringsformules behandelden het vuur als een bovennatuurlijk wezen. Het Oudromeinse herdersfeest Parilia op 21 april kende als hoogtepunt het springen door een reinigend strovuur; volgens de Oudgriekse mythe wilde de godin Demeter de heros Demophon onsterfelijk maken door hem iedere nacht in het haardvuur te leggen. Rond geesteszieken en boetvaardigen liep men met fakkels in de hand. Het in de steden van de Oudheid altijd loerende brandgevaar zou door het magisch-symbolische gebaar van het uitgieten van water onschadelijk worden gemaakt, zodra iemand het woord 'ignis' (vuur) uitsprak.
De vuurgoden of de met dit 'element' in verband gebrachte bovennatuurlijke wezens zijn wegens de tweeduidige aard van de brand van nature 'tricksters', die de mens niet echt kan vertrouwen - zoals de Germaanse Loki. Dat de 'levende vlam' niettemin gewaardeerd wordt, vooral sinds die door de verworvenheden van de civilisatie 'getemd' is, blijkt wel uit archaïsche gebruiken als fakkeloptochten, vreugdevuren (SintJansvuur) en het eten bij kaarslicht. Ook in kerkelijke gebruiken spelen kaarsen een belangrijke symbolische rol als dragers van het geestelijke licht, op het altaar, bij doop, communie etc. (- salamander).
In de psychologische symboliek wordt gewezen op de nauwe relatie tussen het vuur en de haard (centrum van het huis, van het familieleven), het bereiden van eten en het smelten van metalen, en beeldspraken als het 'ontvlammend hart'. 'Wie in een droom een groot vuur nadert en de vuurgloed ten hemel ziet oplaaien, is in de nabijheid van goddelijke machten' (Aeppli); maar: 'het vuur van de hartstocht en van de obsessie is ook een vlam waarin men verbranden kan.'
Zie ook: bliksem; elementen; fakkel; licht; oven; vagevuur; water