Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden

  

De grootste orde van vrijmetselaars in Nederland is die onder het Grootoosten der Nederlanden. Onder het Grootoosten der Nederlanden ressorteren in totaal 161 loges. Naast de 144 loges in Nederland zijn er ook loges in de Nederlandse Antillen (3) en Aruba (2), Suriname (3), Zuid-Afrika (1) en Zimbabwe (7). Het aantal leden van de Orde was op 1 januari 2000 6.448. Van deze leden zijn 5.790 lid van een Nederlandse loge.

Het Grootoosten der Nederlanden werd in 1756 gesticht door tien van de op dat moment bestaande Nederlandse loges, waarvan sommigen werkten onder de jurisdictie van de Engelse of Schotse Grootloge.

De term Grootoosten wordt ook gehanteerd voor de vergadering van afgevaardigden van de loges in Nederland en vertegenwoordigers van overzeese loges. Deze vergadering is het hoogste wetgevende college in de Orde. In principe is er elk jaar een Grootoosten, dat gehouden wordt op de zaterdag voor of na 21 juni, in de Jaarbeurs in Utrecht. Het eerstvolgende Grootoosten wordt gehouden op 24 juni 2000.
De agenda en stukken (waaronder de jaarverslagen en jaarrekeningen) voor dit Grootoosten zijn op deze site te vinden.
In sommige gevallen komt het Grootoosten in buitengewone zitting bijeen, met name als het gaat om het aanbrengen van wijzigingen in de statuten en de Ordegrondwet.

Onder de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden wordt de Vrijmetselarij beoefend in de Graden van Leerling, Gezel en Meester. Deze Graden worden ‘Symbolieke Graden’ genoemd, ook wel ‘Blauwe Graden’. Gedrieën vormen zij het fundament van de Vrijmetselarij, in beginsel zijn ze overal ter wereld gelijk al verschilt het rituaal van land tot land enigszins. Deze vorm van vrijmetselarij wordt beoefend in loges. Daarnaast is een aantal vrijmetselaarskringen actief. Dit zijn geen volwaardige loges, maar er wordt wel vrijmetselarij bedreven.

Hoewel de Graden van Leerling, Gezel en Meester een afgerond geheel vormen, werden in het verleden een aantal andere maçonnieke stelsels, die in het algemeen een uitwerking geven van elementen die in de fundamentele Vrijmetselarij worden gevonden, aan die Graden toegevoegd.

Deze zogenaamde ‘andere werkwijzen’, ook wel genaamd 'Hogere Graden', of vervolgpaden, worden in Grootmachten beoefend die los staan van het Grootoosten, al kunnen deze andere Grootmachten slechts als lid opnemen vrijmetselaren die lid zijn van een Loge die onder het Nederlandse Grootoosten ressorteert. Deze orden dienen dan ook erkend te worden door het Grootoosten.

Naast de Orde – opgericht in 1756 – kent men in Nederland nog de volgende erkende maçonnieke lichamen:

1. Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden in Nederland
2. Afdeling van de Meestergraad
3. Orde van Vrijmetselaren onder de Opperraad van de 33ste en laatste Graad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus voor het Koninkrijk der Nederlanden
4. Orde van Vrijmetselaren van het Heilig Koninklijk Gewelf onder het Groot-Kapittel der Nederlanden
5. Royal Order of Scotland
6. District Grootloge van Merkmeesters voor Nederland
7. Order of Royal and Select Masters
8. Verenigde Orde van de Tempel en van St. Jan van Jeruzalem
9. Knight Templar Priests
10. Order of the Red Cross of Constantine

Naast deze opsomming is nog een tweetal organisaties het vermelden waard. De eerste is de vestiging in Amsterdam van een 'Oase' van de Amerikaanse Ancient and Arabic Order of Nobles of the Mystic Shrine, de zogenaamde 'Shriners'. Dit is geen voortgezette maçonnieke werkwijze, maar een gezelligheidsvereniging annex charitatieve organisatie, die alleen toegankelijk is voor vrijmetselaren. Deze 'Oase werd in 1982 opgericht en is sinds 1998 niet meer werkzaam.

Daarnaast is er in Nederland sinds enige jaren de Societas Rosicruciana in Anglia actief.

De Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden (en zijn vervolggraden) staat alleen voor mannen open. Daar is binnen de Orde zo goed als geen discussie over geweest, zij zien dit als historisch gegroeid (de oude bouwgilden stonden ook alleen voor mannen open). Oud Ordebibliothecaris B. Croiset van Uchelen gaf daarbij nog als reden op: ‘De komst van de vrouw in de loge zou de onderlinge verhouding van de broeders, de eendracht niet ten goede komen en de openhartigheid zou plaats maken voor een gereserveerder optreden." Henri Knap omschreef het zo: "Vooral ook de jonge getrouwde man is buiten zijn werk gemeenlijk te veel in het gezelschap van zijn vrouw en daarmee ook vaak midden in de kleine en grote problematiek van zijn gezin, om zich nog verder als afzonderlijke persoonlijkheid te kunnen ontwikkelen. In de vrijmetselarij echter verkeert hij als eenling met andere eenlingen, los van zijn huiselijk milieu, nimmer geremd door enige gedachte ‘wat zijn vrouw daar nu wel van zou zeggen’, nog minder geremd door de gedachte aan de indruk, die hij al doende en sprekende maakt op andere vrouwen. In de vrijmetselarij is de man, kortom zeer zichzelf."

Met steun vanuit de orde is in 1947 een aparte orde voor vrouwen opgericht, de Orde Vita Feminea Textura (het leven van een vrouw is een weefsel). In deze orde wordt in drie graden gewerkt, spinster, weefster en ontwerpster. De meeste leden zijn partner van een lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten.
 

Een christelijke organisatie?

De Orde geeft aan dat zij open staat voor mannen van allerlei religieuze achtergronden. In principe ligt in de loge de Bijbel open en wordt de gelofte afgelegd op deze Bijbel, maar, volgens de Orde, als iemand de gelofte op de Koran of welk ander heilig boek dan ook wil afleggen, is dat ook mogelijk.

De Orde ontkent specifiek christelijk te zijn.
Bij deze ontkenning zijn echter wel wat vraagtekens te zetten. In de loge ligt de Bijbel open bij het eerste hoofdstuk van het Evangelie van Johannes, daar liggen de Passer en Winkelhaak op en deze specifieke combinatie wordt gezien als de Drie Grote Lichten van de Vrijmetselarij.
Twee maal per jaar viert men in de loge feest: op Sint Jan in de zomer ter herdenking van Johannes de Doper en op Sint Jan in de winter, ter nagedachtenis aan Johannes de Evangelist, beiden christelijke voormannen.
Alle ritualen van de verschillende graden zijn gebaseerd op Oudtestamentische en Nieuwtestamentische verhalen.
Al in de ritualen voor de Leerling-graad wordt, zonder dit overigens expliciet te vermelden, het Evangelie van Johannes geciteerd.
Pas in de hogere graden komt het christelijke karakter van de vrijmetselarij duidelijk naar voren. Verschillende graden in de Schotse Ritus, onder meer Ridder van het Rozenkruis; en de daarmee verwante graad van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel (ook Ridder van het Rozenkruis), de graden van de Tempelridders en de Ridders van Malta en de graden van de Red Cross of Constantine zijn expliciet christelijk. Deze graden zijn alleen toegankelijk voor vrijmetselaars die het christelijk geloof belijden en die bereid zijn een gelofte te doen op de christelijke Drie-eenheid.
In de hoogste graad van de Red Cross of Constantine, de Knight of St. Joh the Evangelist, wellicht de meest elitaire graad van de vrijmetselarij leert het rituaal:
"Volgens de legende hebben de Kruisridders, toen zij zagen dat het onmogelijk was de Saracenen uit het Heilige Land te verjagen, in opdracht van Godfried van Bouillon besloten de mysteriën van hun geloof te verhullen met symbolen, waardoor zij in staat werden gesteld hun godsdienstbeoefening in het geheim voort te zetten en waardoor zij zichzelf konden beschermen tegen de inbreuk door verraders en valse vrienden.
Het model dat zij uitkozen was de Tempel van Salomo, die feitelijk de Christelijke Kerk symboliseert. Hieruit volgt dat de geheimen van de Vrijmetselarij in werkelijkheid de geheimen van het geloof zijn.
De ridders waren behoedzaam om dit belangrijke geheim niet te delen met iemand wiens trouw en discretie niet ten volle was bewezen. Daarom bedachten zij verschillende graden om de kandidaten te testen en gaven zij hen alleen de symbolische geheimen, zonder de verklaring. Dit om verraad te voorkomen en om het mogelijk te maken zich tegenover Broeders bekend te maken. Hiervoor werden in elke graad diverse Tekens, Woorden en Aanrakingen gebruikt, waardoor zij een bescherming tegen de Saracenen en indringers konden bewerkstelligen.
Pas in de Meestergraad begonnen onze Ridderlijke Broeders het ware geheim te onthullen door de moord op Hiram Abiff door valse Broeders te vertellen. Het symbolische mysterie van de dood van Hiram Abiff stelt de dood van de Messias voor. Bijvoorbeeld: de drie aanvallen op de Bouwmeester bij de drie Tempelpoorten verwijzen naar de drie aanklachten tegen Christus door de tribunalen van Kajafas de Hogepriester, Koning Herodes en de Romeinse Gouverneur Pilatus. Het was dit derde tribunaal van waar de Here Jezus werd geleid naar een gewelddadige en beschamende dood.
De drie slagen die werden gegeven met de 24-delige maatstok, de winkelhaak en de hamer, zijn symbolisch voor de kinnebakslag, de geseling en de wrede doornenkroon. De Broeders verzameld rondom het graf van Hiram Abiff staan voor de discipelen die treuren om de door van Christus aan het Kruis.
Het Meesterwoord, waarvan wordt gezegd dat het met de dood van Hiram Abiff verloren is gegaan, is hetzelfde als wat de Messias uitsprak aan het Kruis en dat door de Joden niet werd begrepen: 'Eloi, Eloi, Lama Sabachthani'.
Onze oude Broeders vervingen deze woorden door het woord van onze Meestergraad, hetgeen betekent 'de zoon van de weduwe is neergeslagen'. Dit werd gedaan om de werkelijke geheimen te bewaren voor verraders, na het voorbeeld van Judas, die zijn Heer verraadde. De twijg acacia symboliseert het Kruis, dat werd gemaakt van het hout van de acaciaboom.
Het Heilig Koninklijk Gewelf, dat refereert aan de gevangenschap van de Joden, staat voor de vervolging van de Christenen door de Romeinse Keizers en hun vrijheid onder Constantijn de Grote. De Orde van het Red Cross is de eerste Graad in welke de werkelijke doelen van de vrijmetselarij werden onthuld. In de ceremonie voor Ridder van het Heilig Graf werd die allegorie verder uitgelegd. De Ridders van St. Johannes echter, kregen als enige de ware betekenis; en het was alleen na strijd tegen de vijanden van het Geloof dat dit privilege werd gegeven en dat zij volledig werden opgenomen in de Heilige Broederschap.
 

Besloten of geheim?

In de volksmond wordt de vrijmetselarij meestal omschreven als een geheim genootschap. Zelf beweren ze hardnekkig dat er van geheim genootschap geen sprake is, dat er alleen sprake is van een zekere beslotenheid. De namen van de leden worden geheim gehouden en de ritualen zijn geheim en dat zijn volgens de gangbare opvattingen van de Orde de enige geheimen die er zijn. Mensen die ritualen naar buiten brengen worden door de Orde en haar leden nog steeds bestempeld als 'verraders'. Het Grootoosten heeft ook geprobeerd een groot aantal teksten op deze site van het net af te krijgen. Dat hebben ze geprobeerd op grond van beweerde auteursrechten. Uiteindelijk hebben ze afgezien van gerechtelijke stappen nadat hen duidelijk is geworden geen enkele kans te maken.
De loges organiseren met enige regelmaat open dagen, maar vragen die iets dieper gaan dan de oppervlakte worden niet of zeer terughoudend beantwoord.

De geheimhoudingsplicht in de gelofte die de kandidaten moeten afleggen luidt op dit moment als volgt: "Ik beloof (…) gelet op het karakter van de Orde als besloten vereniging te zullen eerbiedigen hetgeen mij als lid van de Orde wordt toevertrouwd."
De leerling wordt bij zijn aanname het, geheime, herkenningsteken (het symbolisch de keel afsnijden) als volgt uitgelegd: "dit zou duiden op dat gedeelte van de aloude eed der Vrijmetselaren waarin zij verklaarden zich liever de keel te laten afsnijden, dan ontrouw te zijn aan het geheim der Vrijmetselarij".
De gezel krijgt bij zijn bevordering te horen dat zijn teken (het symbolisch het hart uitrukken) "zou duiden op dat gedeelte van de eed waarbij zij getuigden zich liever het hart uit van onder de linkerborst zouden zien gerukt, dan ontrouw te zijn aan het geheim der Vrijmetselarij".
Het Meesterteken, zo krijgt de meester bij zijn verheffing te horen, zou duiden op dat gedeelte van de eed, waarin vrijmetselaren getuigden zich liever het lichaam in tweeën gedeeld te zien, dan ontrouw te worden aan het geheim. Overigens wordt bij deze verheffing ook een andere verklaring voor deze drie tekens gegeven.
In enkele oudere ritualen van verschillende vervolggraden waren de straffen die in oudere ritualen stonden op het bekendmaken van de geheimen nog kleurrijker:
De 6e Graad van de Schotse Ritus, Geheimschrijver kende als sanctie: ‘dat mijn lichaam wordt opengesneden, mijn ingewanden eruit gerukt, mijn hart verscheurd en dat het geheel als prooi voor de wilde dieren wordt gesmeten’.
Bij de 10e Graad (Uitverkorene der Vijftien) werd de overtreder volgens de gelofte "van voren verticaal en horizontaal opengesneden om gedurende 8 dagen in de openlucht te worden blootgesteld, zodat zijn ingewanden ten prooi zouden vallen aan vliegen, muggen en andere insecten", gevolgd door onthoofding, waarop het hoofd op de hoogste plaats ter wereld werd tentoongesteld.
In de elfde Graad (Verheven en Uitverkoren Ridder) stond de overtreder vierendeling te wachten en de verafschuwing aan zijn herinnering als die van een bedrieger.
Bij het verkrijgen van de 18e Graad (Souverein Prins van het Rozenkruis) moest de Ridder geheimhouding beloven op straffe van "voor immer te worden uitgesloten van het Woord, van voortdurend in duisternis te moeten verblijven waar een golf van water en bloed onophoudelijk uit mijn lichaam stroomt, van te moeten lijden onder heftige zielesmart, van geen ander drinken te krijgen dan gal en azijn en van als hoofddeksel de scherpste doorns moeten dragen".
Maar ook tegenwoordig nog worden loslippige vrijmetselaars met niet mis te verstane straffen bedreigd. In een van de vervolggraden, de Royal Ark Marinergraad, die ook in Nederland wordt beoefend, luidt in de gelofte de strafbepaling op het onthullen van de geheimen van die graad: "dat mijn ribben zullen worden gebroken en dat ik zal ondergaan in het water en van het aangezicht van de aarde zal verdwijnen." De tekst van dit rituaal dateert uit 1994.

De aanmeldingsprocedure.

Aanmelden gebeurt meestal door een briefje naar het Grootoosten of naar een loge. Daarop vindt een aantal gesprekken plaats met de kandidaat en enkele leden van de loge om na te gaan wat de kandidaat van de vrijmetselarij verwacht en om na te gaan of de kandidaat geschikt is voor de vrijmetselarij en de betreffende loge.
Vervolgens moet de kandidaat zich schriftelijk aanmelden, door het invullen van een vragenformulier, met daarop een groot aantal vragen; hij moet zijn woon- en verblijfadressen van de laatste tien jaren opgeven, hij moet zijn levensgeschiedenis opschrijven en hij moet een aantal referenties opgeven. Dit wordt allemaal nageplozen en circa negen tot twaalf maanden na het eerste aanmeldingscontact wordt de kandidaat aangenomen of afgewezen. In het laatste geval krijgt hij vooraf de kans zijn aanvraag in te trekken.
Alle loges en vrijmetselaarskringen krijgen elke maand een overzicht van alle nieuwe aanmeldingen, die ze verplicht zijn in hun loges voor te lezen. "Iedere vrijmetselaar die ten aanzien van een kandidaat inlichtingen kan verstrekken, welke tot zijn beoordeling van nut kunnen zijn, is verplicht daarvan schriftelijk mededeling te doen" aan de loge waar de aanmelding heeft plaats gevonden.

 


Terug naar hoofdpagina
Wilt u reageren?