Maçonnieke encyclopedie-K.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


Karel -
Karel I
Karel II
Karel Eduard Stuart
Karel VI
Karel Xlll
Karel III
Karel Jan
Karlsbad
Karolina
KASTELEIN
Katharina II
KEITH
KEIZERS VAN HET OOSTEN EN WESTEN
KELLERMAN
KELLIE
KEREM
Kerk
Kerkelijk systeem
Kessler
Keten
KETEN VAN EENDRAGT
Keten
KEUZE
KIESENWETTER
Keulen
Killwinning
Kinderen van de weduwe
Kinker
Kortrijk, Or.°.B.F.
Kleding
Kleinodiën
KLEINOOD
KLEUR









Kapitularis .is iemand die zitting en stem heeft in een kapittel.
Karel
KARL AUGUST,
KARL EDWARD,
KARL, LANDGRAF VON HESEN-KASSEL
KARL X., PHILIPP,
KARL XIII.,
KARL XIV-, JOHANN,
Karel I
Karel II
Karel Eduard Stuart
Karel VI
Karel Xlll
Karel III
Karel Jan
Karel I, koning van Engeland, geboren 19 Nov. 1600 werd in 1625 koning en na een jaren langen strijd met het parlement op 9 Febr. 1649 onthoofd. Het constitutieboek van 1723, meldt van hem dat hij, evenals zijn vader Jakobus I (z.d.), Maçon was, dat wil zeggen aan 't hoofd van een bouwvereniging stond, maar door de burgeroorlogen verhinderd werd belangrijke bouwwerken uittevoeren. In de uitgave van 1738 wordt verder van hem bericht: "hij was een koninklijke Broeder en wegens zijn hoogheid ook grootmeester; en daar hij bekwaam was in alle beeldende kunsten, vonden alle buitenlandse kunstenaars in hem een machtigen beschermer. Voor de bouwkunst had hij echter geen buitenlanders nodig, omdat onder dezen niemand kon vergeleken worden met zijn eigen Inigo Jones en diens bekwaamste leerlingen." Ook gedurende de burgeroorlogen kwamen de Bouwlieden nu en dan bijeen, wat zeer waarschijnlijk is en bevestigd wordt door het bericht van de bekende geleerde Elias Ashmole die vermeldt, dat hij in Oktober 1646 lid van de bouwvereniging werd en daar tot vrijmetselaar gewijd werd. In oudere Maç.°. geschriften wordt geleerd dat met koning Hiram (z.d.) deze ongelukkige koning bedoeld wordt, en dat diens aanhangers zich in een bijzonderen graad verenigden om zijn zoon Karel II te ondersteunen. Deze bewering scheen bevestigd te worden door de omstandigheid dat in de XVII'e eeuw verschillende hooggeplaatste personen tot de broederschap toetraden; wat trouwens ook en eerder daaruit verklaarbaar is, dat velen zich geroepen voelden om nader onderwijs in de beeldende kunsten te ontvangen van de beroemde Inigo Jones. Anderen traden tot de broederschappen toe, omdat ze meenden daarin ook zekere alchimistische geheimen te zullen ontdekken. Dat de broederschappen zich werkelijk met de politiek bemoeiden is zeer onwaarschijnlijk, want dan zouden ze later niet steeds zo in aanzien zijn geweest.
Karel II, koning van Engeland, zoon van de voorafgaande, geb. 26 Mei 1630, overleden 16 Feb. 1685. Uit Engeland verdreven, vluchtte hij naar het vaste land totdat hij, na Cromwell's dood (1660), tot de troon geroepen werd. Hij was een goedhartig maar verkwistend en geenszins een streng zedelijk man . In het constitutieboek van 1723 worden een aantal gebouwen genoemd die hij liet oprichten, "zodat men op goede gronden mag aannemen dat Karel II een aangenomen vrijmetselaar(accepted Free-Mason) was, gelijk iedereen toestemt dat hij een beschermheer van de bouwlieden was." De Regering van deze vorst is voor de Orde alleen daardoor belangrijk, dat onder hem de bouwcorporatiën weer in vrede en vrijheid konden bijeenkomen en onder hun grootmeester, Graaf van St. Alban, die door de koning was benoemd, hun oude Statuten hebben herzien; d.w.z. dat de overoude bepalingen weer hernieuwd werden met zulke bijvoegingen als wenselijk werden geacht. De grote brand in Londen (1666) gaf aan de bouwlieden veel te doen. Van een werkelijke Groot Loge is echter in dezen tijd nog geen sprake.
Karel Eduard Stuart, bekend onder de naam "de Pretendent", zoon van Jakobus III, werd in 1720 te Rome geboren en overleed aldaar 31 Jan. 1788. Hij ging in 1742 naar Parijs om Lodewijk XV voor zijn restauratieplannen te winnen. In zijn belang schijnt Ramsay, omstreeks 1736, uit de Oud-Schotse graad het kapittel van Clermont vervaardigd te hebben, onder dekking waarvan de aanhangers van de pretendent schijnen vergaderd te hebben. Von Hund (z.d.) beweerde dat deze Karel de hem onbekende grootmeester was, en ook nog jaren lang verkeerden diens aanhangers in die waan. Het is later gebleken dat Karel geen V.°. M.°. is geweest.
Karel VI, Duits keizer verbood in 1738 in de Oostenrijkse Nederlanden de maç.°. bijeenkomsten en verbande iedere V.°.M.°. uit het land, wanneer hij ooit een vergadering bijwoonde.
Karel XIII, koning van Zweden, geb. 1748 overl. 1818. Hij was een zeer ijverig V.°. M.°. en werd reeds op jeugdige leeftijd in de O.°. opgenomen. In de Strikte Observantie droeg hij de naam Eques a Sale vivificante. In 1780 werd hij te Londen tot Gr.°. M.°. gekozen, welke waardigheid hij bekleedde tot 1811.


Karel III, (Orde van ) Een ridderorde in Zweden door Karel XIII op 27 Mei 1811 in 't leven geroepen, teneinde "die deugden te huldigen welke door geen wet zijn voorgeschreven." Volgens de statuten van deze Orde kan ze slechts aan Vrijmetselaren worden gegeven, en is uit dien hoofde te beschouwen als de hoogste Graad van de Zweedse Vrijmetselarij. De regerende Vorst is het hoofd van deze Orde, en buiten de prinsen van den bloedde kan ze slechts uit 30 leden bestaan (Vrgl. Thory "Acta Latomorum" II. pag. G I G7). Deze Orde wordt zelden aan iemand in het buitenland gegeven. Z. E. H. Prins Frederik bezat haar; de insigniën bestaan in een rood kruis.
Karel Jan, Koning van Zweden, geb. in 1765 te Pau, was de zoon van de advocaat Bernadotte. Door zijn wapenfeiten werd hij door Napoleon tot Maarschalk en Prins van Ponte Corvo verheven en in 1810 door de Rijksstenden tot Kroonprins gekozen. Karel XIII nam hem als zoon aan en benoemde hem in 1811 tot Gr.°. M.°. van de Zweedse Broedersch.°. welke waardigheid hij in 1818 aan zijn zoon Oscar 1, de vader van koning Oscar ll , overdroeg.
Karlsbad, Stad en badplaats in Bohemen (z.d.). In de maand Juni van 1871 riep de Z.°. A.°. Br.°. Jhr. J G. F. van Spenler, thans Voorz.°. Mr.°. van de A.°. "Frédérie Royal" te Rotterdam, bij annonce in de Karlsbader bladen en door aanplakbiljetten de daar wonende of vertoevende BBr.°. bijeen, om zomogelijk een maç.°. Soc.°. opterichten. Natuurlijk wekte dit groot opzien, velen juichten dit plan van de Nederlandse Br.°. toe, anderen veroordeelden het en vooral de geestelijkheid deed haar bedreigingen horen. Aan de oproeping werd gehoor gegeven en de bijeenkomst had op 3 Juli 1871 plaats in de "braunen Zimmer" van het Kurhaus waren 31 BBr.°. samengekomen. Br.°. v. Spengler opende de samenkomst met de volgende rede: "Z.°. G.°. BBr.°. ik roep u het welkom toe in deze geïmproviseerde Tempel. Ik dank u, dat ge gehoor hebt gegeven aan de stem van hen die u hier hebben samengeroepen zonder u te kennen. Maar wat zeg ik: zonder u te kennen. Neen mijne vrienden, wij zijn allen leden van een en dezelfde familie, we zijn allen K.°.K.°.. der W.°., allen leden van een eerwaardige 0.°., wier groot geheim daarin gelegen is elkander te beminnen elkander telkens meer te volmaken en overal de zaden uittestrooien van welwillendheid en humaniteit. Uit verschillende landen hier bijeengekomen, gehoorzamen wij allen aan de verschillende wetten die de verschillende regeringen gegeven hebben, maar overigens, W.°. BBr.°.!, erkennen wij voor ons allen slechts één verheven wet, gegeven door de natuur, door het Al, door het grote, onbegrijpelijke Wezen. En hoe zijn naam moge zijn, God, Jehovah, Allah, Alvather.. de godsdienst blijft de zaak van ieders geweten, in en buiten de natuur is er niets meer verheven dan deze. Maar de natuurwet zegt ons dagelijks dat wij allen broeders zijn, dat wij elkander nodig hebben en dat we het leven altijd al gelukkiger kunnen en moeten maken. "Het doel, mijn BBr.°..! waartoe wij u hier hebben samengeroepen is dit, elkander te leren kennen, daardoor het leven te Karlsbad aangenamer te maken, niet al te zeer de smart te voelen over de scheiding van onze geliefden die we thuis moesten achterlaten. "We zullen ons hier niet meer vreemd en verlaten voelen, zodra wij elkaar hebben leren kennen. Dit zal dan des te meer het geval zijn, wanneer we met deze eerste samenkomst, die naar we hopen door vele zal gevolgd worden, een werk van de barmhartigheid verbinden voor vele ongelukkige medemensen.

"Wij W.°. BBr.°. zijn allen bekend met de grote ellende die te Tachau heerst. Ik behoef u het vreselijke ongeluk niet te herinneren waardoor die arme stad enige dagen geleden getroffen werd. Acht huizen geheel verwoest; 71 ongeveer zijn zo getroffen dat men ze zal moeten afbreken en geheel op nieuw weer opbouwen; 37 runderen zijn verdronken en vele andere dieren omgekomen, 20 mensen zijn verdronken en . . . maar ik eindig, want ik ben niet in staat al het ongeluk nog minder alle ongelukkigen op te tellen. Laat ons hier. voor iets geven M.°..BBr.°., geven waartoe ons hart ons dringt; vergeten we niet dat deze mensen onze arme ongelukkige broeders zijn die wij daardoor helpen kunnen.

"Een van de BBr.°., Dr. Schnée, heeft mij mede gedeeld dat hij pogingen wil aanwenden om vergunning to krijgen tot het oprichten van een Loge te Karlsbad dat, om zo te zeggen het centraal punt is van de gehele beschaafde wereld. Daardoor zal ons de gelegenheid aangeboden worden ons voortaan hier weer te verenigen en samen te komen in de Tempel aan de humaniteit gewijd.

"Laten wij hopen, MBBr.°. ! dat binnen weinige jaren door geheel Oostenrijk Tempelen van onze eerwaardige Orde verrijzen; want we kunnen er van overtuigd zijn dat het ook in dit schone land niet aan mensen ontbreekt die naar verlichting en vooruitgang verlangen. Geschiedt dit, dan MBBr.°., kunnen wij het uitspreken dat onze samenkomst van heden niet een vruchteloze was, maar dat wij gearbeid hebben voor het algemeen welzijn.

"Ik open deze mac.°. bijeenkomst zonder ceremonieel, en verzoek u MBBr.°. hem te verkiezen wie gij de eer zult toekennen in deze samenkomsten het voorzitterschap te bekleden.

"Ik voor mij BBr.°. heb u alleen hier samengeroepen, omdat het ongeluk in Tachau mij daartoe aanleiding gaf; ik heb gedaan wat ik mijn plicht achtte; ik doe afstand van elke mac.°. onderscheiding behalve van die in uw midden te mogen arbeiden onder leiding van de Br.°. Schnée wie ik u voorstel het presidium van onze samenkomsten op te dragen."

Dr. Schnée werd tot voorzitter verkozen en bekleedt die betrekking tot heden. Voor de ongelukkigen te Tachau werd een aanzienlijke som bijeengebrachten, wat meer zegt, de maç.°. Soc.°. was gevestigd, althans officieus.


Karolina, dochter van keizer Frans I geb. 1752, overl. te Wenen 8 Sept. 1814, was de gemalin van Ferdinand Vl koning van de beide Siciliën. Door haar tussenkomst redde zij in 1775 de vervolgde VV.°. MM.°. en bewerkte dat in 1785 al de besluiten tegen de Broederschap uitgevaardigd, werden ingetrokken. (z. Napels).


KASTELEIN, Zo noemt men degene, bij wie de Loge gehouden wordt, indien de Broederschap, of liever een Loge, geen eigen gebouw heeft; en aan wiens zorg de bewaking van het gebouw met al zijn meubelen is toevertrouwd, wanneer een Loge een eigen huis heeft.


Katharina II ,
KATHARINA II.
Alexiewna, keizerin van Rusland, geb. te Stettin, 2 Mei 1729, dochter van Christian Augustus vorst van Anhalt-Zerbst en van de prinses Elisabeth van Holstein, huwde in 1745 met Grootvorst Peter, die later als Peter III regeerde. Ze liet op 14 Juli 1762, met behulp van haar vrienden, haar gemaal onttronen en zich tot keizerin uitroepen en regeerde tot aan haar dood, 9 Nov. 1796. Onder haar regering werd de Vrijmij.°. in Rusland overal geduld; maar de overlevering, dat ze zelfs het initiatief zou genomen hebben tot het stichten van Loges is gebleken op misverstand te berusten. De zwendelarijen van Cagliostro (z.d.), het opkomen van de Franse revolutie, maar bovenal het veldwinnen van het Zweedse systeem in Rusland, waardoor de Russische Loges onder Zweedse invloed kwamen, deed haar besluiten de Vrijmij.°. in haar rijk te beperken (1794). (Vergl. verder Rusland).


KEITH,
Lennhoff
(JOHN Lord) Zie KINTORE.


KEIZERS VAN HET OOSTEN EN WESTEN. Dit systeem schijnt te zijn opgericht in 1758, door de Groot Loge van het oud- en aangenomen systeem, te Londen. Ook deze Raad heeft levendig deel genomen in de Maconnieke bewegingen, die sedert 1771 in Frankrijk plaats hadden. Zie CLERMONTSE KAPITTEL


KELLERMAN (F. C.) geboren te Straatsburg, op 28 Mei 1735, uit een oude eerbiedwaardige familie, was niet minder in zijn profane betrekking als krijgsheld, dan als Vrijmetsdaar, een geacht mens. Hij overleed op 13 September 1820, aan een langzaam uitteerende ziekte, en is, zowel bij de prof.°. wereld als bij de Broeders Metselaren, in Br.°. aandenken gebleven.


KELLIE THOMAS Graaf van) was Gr.°. M.°. van de oud Eng.°. Gr.°. L.°. in Londen, (ancient Masons) van 1761 tot 1771.


KELLIE (JOHN Graaf van) was Gr.°. M.°. van de Gr.°. L.°. van Schotland,(ancient Maçons) van 1764 1765.


Ken Uzelven zie Utrecht O.ø. N.F.


KEREM. De naam van een van de negen Meesters, die van SALOMO tot opzoeking van de vermisten Meester HlRAM werden uitgezonden.


Kerk. Onze beperkte ruimte laat niet toe over de oorsprong van de kerk, met name van de christelijke, te spreken en zelfs maar de hoofdfeiten uit haar geschiedenis in herinnering te brengen. Voor ons doel is het genoeg de actuele toestand te beschouwen, en de verhouding waarin de Bond van VV.°. MM.°. tot de kerk staat, enigszins nader toe te lichten. In de buitenwereld wordt als algemeen erkend feit aangenomen, dat de Bond, als zodanig, en krachtens zijn wezen, vijandig staat tegenover de kerk omdat het zijn hoofddoel is haar aftebreken of althans onmogelijk te maken; terwijl ook van de andere kant vele VV.°.MM.°. stilzwijgend van de veronderstelling uitgaan dat zij, alleen omdat zij VV.°. MM.°. zijn, met de kerk en alles wat op haar gelijkt moeten breken. Ook hier geldt: wie nauwkeurig onderscheidt kan alleen de juisten weg vinden.

Onder de christelijke kerk verstaat men, òf het gebouw waarin men samenkomt om godsdienstoefeningen te houden, òf de eenheid van alle Christenen, de gezamenlijke christelijke gemeenten op aarde. Het spreekt van zelf dat de laatste bepaling hier alleen in aanmerking kan komen. Nu is die kerk, volgens de katholieke opvatting, het heilsinstituut, de bewaarster van de zuivere waarheid en zijn haar dienaren de bovennatuurlijk geïnspireerde tolken van het waarachtig en zuiver geloof, zodat buiten de kerk en de gehoorzaamheid aan haar priesters geen geluk te vinden is. Op confessioneel - protestants standpunt is de opvatting van het wezen van de kerk bijna dezelfde. In de plaats van de priester treedt hier de geloofsbelijdenis, geput uit en steunende op de bijbel als het bovennatuurlijke woord van God. Hier mag de geestelijkheid wel niet dezelfde macht hebben als de katholieke priester, toch heeft hij een speciale roeping te vervullen: hij is ook de man die de goddelijke waarheid moet handhaven. Volgens beide beschouwingen is de kerk een bovennatuurlijke instelling, in 't bezit van de objectieve waarheid. Het spreekt van zelf dat de Vrijmij.°. met de kerk, in die zin opgevat, niet alleen niet kan meegaan, maar zelfs tegenover haar moet staan. Wil die kerk een geloofsgemeenschap zijn, de Bond van VV.°.MM.°. is een gemeenschap der broederliefde en kan met enige uitsluiting van andersdenkenden geen vrede hebben. Geen wonder dan ook, dat er tussen de kerk, aldus opgevat, en de Vrijmij.°. een bijkans natuurlijke verwijdering bestaat. De bul van Clemens XII (28 April 1738) vindt het dan ook verschrikkelijk, dat de Bond van VV.°. MM.°. een vereniging is "in qua cujuscunqne religionis et sectae homines, affectata quadam contenti honestatis naturalis specie, arcto aeque ac impervio foedere secundum leges et statuta sibi condita invicem consociantur" d.w.z. waarin mensen van elke mogelijke godsdienst en van iedere sekte, tevreden met een zekeren schijn van natuurlijke eerbaarheid, zich met elkander willen verenigen door een engen en geheimen Bond en wel volgens wetten en gebruiken die ze onder elkander hebben vastgesteld. Ook de protestantse theoloog Bengel zegt in 1848 in zijn verklaring van de Openbaring: "men sticht genootschappen ter beoefening van de deugd en van de broederlijke liefde, gelijk bijvoorbeeld de vrijmetselaren beweren, en daarin wordt niet eens gevraagd of men zich houdt aan de Heer Jezus Christus en aan de verlossing door diens bloed, of er een God bestaat en een toekomend oordeel", en dit alles wordt door hem nader en in `t brede ontwikkeld en toegelicht. Later was het in Duitsland vooral de bekende hoogleraar Hengstenberg, de woordvoerder van de confessionele partij, die tegen de Vrijmij.°. te velde trok en beweerde dat een Christen onmogelijk tot de O.°. .kon of mocht behoren (vergl. ,,Evangel.Kirchenzeitung" 1854). In ons land was het vorige jaar de Synode van de Chr.Geref. kerk die meende tegen den Bond te moeten waarschuwen. (Vergl. de open brieven aan gen. Synode door Br.°. W. D. J. Brouwer Mr.°.V.°. M.°.) Is nu de katholieke en de confessionele opvatting van de kerk de ware en wel de enig ware, dan moest er tussen haar en de Vrijmij.°. een onverzoenlijke tweespalt zijn. De Vrijmij.°. weet wel van een rusteloos zoeken naar waarheid, maar niet van 't bezit van een bovennatuurlijk geopenbaarde waarheid; wel van een broederliefde die allen omvat, niet van de uitsluiting van enkele of velen die een andere overtuiging koesteren; wel van het vervuld zijn met de heiligen geest van de mensheid, niet van een priesterkaste of van geestelijken als tolken van de goddelijke waarheid.

Maar het kan, met het oog op de geschiedenis, niet geloochend worden dat het katholiek en confessioneel kerkbegrip geenszins het enige is en ook geenszins overeenkomt met het historisch wezen van de kerk. Werd de kerk geboren toen een nauwere aaneensluiting van de verschillende gemeenten noodzakelijk en ook onvermijdelijk werd, het lag in de geest van de tijden dat ze ook naar een juiste uitdrukking zocht van de godsdienstige waarheid zoals die, op ieder standpunt van ontwikkeling, wordt gekend. Zoo werden de dogmata geboren. Een bepaalde dogmatiek, een bepaald stelsel ontstond weldra, maar hangt niet noodwendig met het wezen van de kerk tezamen. In de loop van de tijden werd dit meer en meer gevoeld; in beginsel was dit reeds door de hervormers van de XVIe eeuw uitgesproken en werd telkens weer meer volledig erkend. De kerk moest haar deuren openen voor de nieuwen geest die over de mensenwereld vaardig werd; en kon nu het katholicisme dit niet toestaan, het protestantisme moest dit, krachtens zijn wezen, doen. Zoo werd langzamer hand die opvatting geboren, volgens welke de Christelijke kerk is: De vereniging van allen die één zijn in de overtuiging dat de godsdienst van Jezus van Nazareth voldoet aan de hoogste behoeften van de mensheid en die zich voorgenomen hebben die godsdienst zoveel mogelijk uit te breiden, of ook: de vereniging van hen die in de geest van Jezus willen leven; of ook eindelijk, een vereniging die zich ten doel stelt handhaving en beoefening van datgene wat de hoofdinhoud is van Jezus godsdienst, namelijk: liefde voor God en alle mensen als een groot gebod beschouwd. Bij deze laatste opvatting kan van een voor alle verbindende, geloofsbelijdenis, geen sprake zijn. In de kerk, zo opgevat, is plaats voor elke mogelijke overtuiging, voor iedere belijdenis; dan wordt van haar leden gezindheid, geenszins belijdenis gevraagd; dan hoeft de kerk de roeping de mensen zedelijk-godsdienstig te vormen en optevoeden, terwijl aan iedereen wordt vrijgelaten, op godsdienstig gebied, die overtuiging te koesteren, die met zijn hart en verstand overeenkomt en beantwoordt aan de eis van ieders individueel geweten.

Volgens deze opvatting, die o. i. gegrond is op het wezen van het christendom zelf, is de kerk een vereniging die zich ten doel stelt de mensen zedelijk-godsdienstig te vormen, en dan kan er van strijd tussen haar en de Vrijmij.°. geen sprake zijn. Integendeel, dan moet de V.°..M.°. haar begroeten als een medehelpster ter bereiking van haar groot doel: het mensdom beter te doen worden. We kunnen zelfs verder gaan en beweren: dan mag geen V.°.M.°. zich aan haar onttrekken. De kerk is en blijft een grote, onweerstaanbare macht in het volksleven, en het is Metselaarsplicht haar daarom te bezielen met de geest van de waarachtige humaniteit.
Dat de V.°..M.°. dus vijandig tegenover de kerk zou staan, is een waan. Hij bekampt elk exclusivisme, is een vijand van elke geloofsdwang, maar gevoelt sympathie voor een vereniging die de beoefening van liefde voor God en de broeders tot haar levensleuze heeft gemaakt.

Toch staat de Bond van VV.°.MM.°. boven iedere kerk, omdat hij reeds is wat de kerken worden moeten. Maar bij de erkenning hiervan, moet iedere V.°. M.°. die kerk, waarmede hij sympathiseert, ook leiden in het spoor dat hem door de waarachtig maç.°. geest is afgebakend. Dan zullen de noodlottige machten van het klerikalisme onder welken vorm ze zich ook openbaren, gebreideld worden, en wat nu vaak de bron is van veel ellende wordt dan in zegen herschapen.


Kerkelijk systeem z. Klerikalen. (klerikaal systeem). Een onder de Vrijmetselaren, door de overleden opper-Hofprediker VON STARCK in Darmstadt, opgericht systeem, van welk bestaan men in 1767 de eerste sporen aantreft, en wat in het tijvak ontstond, toen de Strikte Observantie tot haar hoogste bloei geraakte. Toenmaals gaven haar verbreiders voor: " Er beslaat een geheim Hoog-Kapittel van kerkelijke (geestelijke), met wie alleen hij (VON STARCK) en nog eenige paar, in betrekking stonden. De opperhoofden hadden de hoofdleiding van de Vrijmetselarij, en waren in het bezit van de hoogste wetenschappen van deze. Ook is de Orde der Vrijmetselaren uit de Tempelieren voortgekomen; de geestelijken waren de bewaarders en onderhouders van de geheimen." Dit systeem was in zeven graden verdeeld, namelijk:

I.) Leerling;

2.) Medgezel;

3.) Meester; (deze drie waren Johannes-graden, evenwel met veranderingen en bijvoegsels, die de stempel van het Jezuitisme droegen.)

4.) Jong-Schot;

5.) de Schotse oud-Meester, of St. Andreas-Ridder;

6.) de Provinciaal Kapittelhouder van het roode Kruis,

7.) de Magus, of de Ridder der Helderheid en des Lichts, welke graad weer in 5 afdelingen verdeeld werd, namelijk:

a.) de Novice van het 3e. jaar;

b.) de Ridder Novice van het 5e. jaar;

c.) de Ridder Novice van het 7e. jaar;

d.) deLeviet

e.) de Priester.


Kessler
KEßLER,
(Cristian Friedrich von genaamd Sprengeisen) geb. te Saalfeld in l731 commandant van Sonneburg, was een van de vertrouwde vrienden v. Hund (z.d.)


Keten.
KETEN VAN EENDRAGT
Keten
Keten. De band van de broederliefde die de VV.°. MM.°. verbindt, wordt vergeleken met een keten van welke iedere V.°.M.°. een schakel vormt. Het beeld is schoon en juist, daar iedere schakel weer aan twee zijden verbonden is; als één schakel breekt, is 't geheel verbroken en vernietigd. Krause (z.d.) zegt in zijn "Kunstoorkonden" "de maç.°. Keten is een schoon, natuurlijk en sprekend zinnebeeld van eendracht en broederliefde dus van 't geen in iedere Loge behouden moet worden. Dit oude gebruik is echt menselijk en kan gemakkelijk overal en altijd in toepassing worden gebracht; het kan met alle gebruiken, hoeveel ze ook mogen verschillen, verbonden worden.

KETEN VAN EENDRAGT (De) heet ook Broederband. Laat ons de Broederband vormen (het Broederlijk snoer). Zit is in vele landen, bij het begin en einde van de werkzaamheden, als ook bij de Tafelloges, in gebruik. Alle aanwezigen, zelfs de dienende Broeders, geven elkaar kruiselings de handen, zodat ieder met zijn rechterhand de linker hand van degene vat, die naast hem staat of zit. Dus vormen zij een ketting zonder einde, waarvan elke Vrijmetselaar een schakel uitmaakt, als zinspeling op de eendracht, welke de Broederschap tot een ketting verbinden moet.

Deze keten wordt in enkele landen alleen bij het sluiten van de Tafelloge gemaakt, wanneer de achtbare Meester de toast in stelt op het welzijn van al de Broeders over de gansen aardbol verspreid, en waarbij de nieuw aangenomene de volgende verklaring gegeven werd.

Alles in de natuur is in beweging; alles hangt als een keten aan elkander, en het is niet mogelijk, iets uit te zonderen, zonder tegelijk in het geheel wanorde te veroorzaken.

Dat wij dus een keten maken, is, om de band van eenigheid, of eendracht bij de Broeders, op hun gemoed te drukken.

De Magonnieke keten verbindt, wat de buitenwereld scheidt, en is een schoon sprekend zinnebeeld van de eendracht en broederliefde, en verdient in elke Loge onderhouden te worden


Keten (Genootschap van de ) ook wel Orde van de Keten van de pelgrims genoemd. Dit genootschap bestond te Hamburg in 1758 en had ook vertakkingen te Jena en te Helmstad en in deze eeuw nog te Kopenhagen. Volgens Latomia (III 220) heeft het blindeninstituut aldaar zijn ontstaan en ook voortbestaan alleen aan deze humanitaire vereniging te danken. De vereniging bestond meestal uit personen van de hoogsten stand. De letters W. B. S. werden in brieven als herkenningsteken gebruikt en wijzen op de drie hoofddeugden: welwillendheid, bestendigheid en stilzwijgen. Het Onderteken bestaat in deze drie letters, door elkander geslingerd, waaraan een keten van drie schakels; dit teken werd aan een wit lint in het knoopsgat gedragen. De legende van de Orde is de volgende: "Drie voorname reizigers hadden het ongeluk hun rijtuig te breken en namen hun toevlucht naar een nabij gelegen adellijk slot, waar ze van de eigenaar een ketting kregen om hun wagen weer te herstellen. Deze stichtten toen, ter herinnering aan dit voorval, de pelgrimsorde van de Keten." De leden noemden zich ridders van de Keten en hunne samenkomsten Unies. Ze gaven elkander de naam van favorieten en konden uit mannen en vrouwen bestaan. Iemand in de Orde op te nemen heette: "een schakel aan de keten hangen" Ieder lid kon zo een schakel aanhangen, mits met toestemming van anderen en wanneer hij bewijzen kon hem minstens een halfjaarlang te hebben gekend. Het rituaal was ontleend aan het zinnebeeld van een reis die gemaakt moest worden.


KEUZE (De Ridder van de) is de 33 e, en de Groot-Ridder van de Keuze de 34e graad van het Mitzraïmitisch systeem.


KIESENWETTER (ERNST GOTLIEB van) was een van de Prioren van de Orde van de Strikte Observantie, onder de naam van Eques ab Adamante; een man van een achtingswaardig karakter, die, misleid door hetgeen hem van dat stelsel voorgespiegeld was, zich ter dienste daarvan vele geldelijke opofferingen getrooste.


Keulen z. Charter van


Killwinning
MACKEY
Lennhoff,
KILWINNING-frans
KILWINNING MANUSCRIPT.
KILWINNING, MOTHER LODGE.
KILWINNING SYSTEM.
Dorp in het graafschap Ayr in Schotland met de Loge "Mother- Lodge Killwinning." Dit dorp bekleedt in de maç.°. sagen van Schotland dezelfde plaats als York in die van Engeland. (z Heredom). Men verhaalt namelijk het volgende. In 1140 kwam hier, op bevel van koning Alexander III of juister van David 1, Hugo de Morville, een bouwmeester van Keulen die de abdij te Kelso gebouwd had, om een abdij te bouwen van waaruit de gilde van bouwlieden "mannen die een vreemde taal spraken" zich over Schotland verbreidde. In dit dorp hielden de Sinclairs (z.d) de jaarlijkse algemene vergadering, "terwijl de Loge van dit dorp (in that village) aan die broeders constitutie verleende die op zich namen in andere oorden van het Koninkrijk regelmatige Loges te stichten."
Dit alles behoort tot het gebied van de overlevering, want de Sinclairs hadden in dit deel van Schotland geen grondbezit- in een oude oorkonde van 1598 wordt Kilwinnig aangeduid als "heid and secund lodge of Scotland" en haar was het oppertoezicht op de werkelijke Loges van Schotland opgedragen. Deze Loge heeft oude notulenboeken uit de XVIIe eeuw, die verloren waren geraakt maar nu weer zijn teruggevonden. Bij de constituering van de Gr.°. L.°. van Schotland (1736) word die te K. als No. 2 op de ranglijst geplaatst. Toen deze daartegen protesteerde en meende dat haar de eerste plaats toekwam, werd daarop geantwoord dat men wel "geloofde dat te K. de eerste Loge gesticht was, maar dat geen officiële bescheiden voorhanden waren waaruit kon blijken dat de toen daar bestaande werkpl.°. met de oude moederloge in verband stond." De L.°. te Kilwinning trad toen uit het Schotse logeverbond, constitueerde zich zelfstandig als Gr.°. L.°. en gaf aan de door haar geconstitueerde Loges nog altijd de bijnaam "van Kilwinning."
In 1807 kwam men, na lange debatten, toch tot een vergelijk en werd aan de Loge te K. de eerste plaats op de ranglijst verleend die ze ook nu nog inneemt.


Kinderen van de weduwe
KINDER DER WITWE,
(enfants de la Veuve) een allegorische uitdrukking die vaak gebruikt wordt (z. Henriette).


Kinker
Lennhoff
(Johannes ) werd op 1 Januari 1764 te Amsterdam geboren en in 1787 aan de Utrechtse Hogeschool tot doctor in de rechten bevorderd, waarna hij zich te Amsterdam als praktizerend advocaat vestigde, waar hij weldra "voor 't orakel gold" (z. gedichten van Mr. M.C. van Hall bl. 56). Van 1817 tot 1830 woonde hij te Luik, waar hij de betrekking (Jonckbloet zegt "de sinecure") van hoogleraar der Nederlandse taal en letteren bekleedde. In dit jaar moest hij echter, tengevolge de politieke gebeurtenissen, die betrekking vaarwel zeggen. Bij zijn vertrek had er een voorval met hem plaats, dat zeker enig is in de geschiedenis van de latere tijden. Daar door de Nederlandse regering zekere Jacques Behr, te Luik woonachtig, was gearresteerd, werd Kinker door de Luikse regering, gemakshalve, als gijzelaar voor genoemden Behr gevangen genomen, tegen wie hij later te Tongeren werd uitgewisseld . Met werkelijk bewonderenswaardigen moed keerde hij toch naar Luik terug, om orde op zijn zaken te stellen, en vertrok vandaar in allen vrede naar Amsterdam.

Kinker werd in 1806 in de Loge "La Charité" te Amsterdam in de O.°. van de VV.°. MM.°. aangenomen en bekleedde in die Werkpl.°. de betrekking van Ged.°. Mr.°. en Reden.°.; ook in het kap.°. der H.°. Grr.°. bekleedde hij verschillende ambten. Daar men zijn letterkundige verdienste naar waarde schatte, werd hij spoedig tot Gr.°. Reden.°. gekozen, welke post hij enige jaren bekleedde. Zijn naam wordt ook met het Charter van Keulen (z.d.) in betrekking gebracht. Onder zijn werken verdienen nog genoemd to worden "Prosodie van de Hollandse taal", door het Bataafs genootschap met de gouden medaille bekroond; zijn "brieven over het natuurrecht aan Bilderdijk enz."


Kortrijk, Or.°. .B.F -A.°.L.°.1278 Klimop, Plein 53a-056/222362


Kleding. De maç.°. kleding is aan het handwerk van de bouwlieden ontleend, en wordt bij de officiële samenkomsten gebruikt. Ze bestaat hoofdzakelijk in een voorschoot; handschoenen en de banden die de verschillende ambten aanwijzen. Het constitutieboek van de Engelse Gr.°. L.°. bepaalt dienaangaande het volgende: "geen Broeder mag, onder welk voorwendsel ook, zonder de voorgeschreven kleding toe gelaten worden; geen onderscheidingsteken mag gebruikt worden, dat niet overeen komt met de graad die die Br.°. in de Bond bezit." In sommige landen en werkplaatsen heeft men nog andere onderscheidingstekenen die echter niet algemeen geldende zijn.
Kleinodiën
Lennhoff
(bijous, jewels, regalia) heetten zekere, aan de geometrie en bouwkunst ontleende, werktuigen die tot symbolisch gebruik in de Loge dienen. Ook noemt men ook de daarmee overeenkomende onderscheidingstekenen van de officieren in de Loge.

KLEINOOD (Ereteken). Zulke kleinodiën heeft men er in elke Loge zes, namelijk, drie bewegelijke en drie onbewegelijke

De bewegelijke zijn: de winkelhaak, het waterpas en het schietlood. Het eerste is het kenmerk van de achtbare Meester, het tweede dat van de eersten en het derde dat van de tweede opziener. De winkelhaak dient, om de bouwstoffen effen te maken, en hun oppervlakten in rechte hoeken tot elkaar te brengen. Het waterpas dient, om de stenen alle even hoog te plaatsen, dat is waterpas naast elkaar te leggen, en het schietlood, en de gebouwen behoorlijk op hun fundamenten op te trekken. De zedelijke zin hiervan is deze: de winkelhaak brengt ons te binnen, dat al onze daden naar de regels van recht en. gerechtigheid moeten gericht zijn. Het waterpas leert ons, dat er een volkomen gelijkheid tussen alle Broeders Vrijmetselaaren moet plaats hebben, en het schietlood leert ons rechtschapen en oprecht te zijn. De onbewegelijke kleinodiën zijn: de tekenplank, de kubieksteen en de ruwe steen. De eerste is voor de Meesters, om er- hun plannen en tekeningen op te schetsen; de tweede voor de Medgezellen, om er de MM.°. gereedschappen op te slijpen en de kleinodiën te beproeven, de ruwe steen dient voor de leerlingen, om er op te leren werken. De zedelijke zin is deze, de tekenplank is het zinnebeeld van het goede voorbeeld, dat-wij verplicht zijn aan onze Broeders en aan alle mensen te geven. De Kubiekesteen is het zinnebeeld van de zorgen, welke de deugdzaame mens aanwendt, om de sporen, door de ondeugd in het hart nagelaten, uittewissen, en de driften te beteugelen, voor welke woede wij alle bloot staan. De ruwe steen is het zinnebeeld van de onbeschaafde natuurmens, die door zijn eigen weldoordachte kundigheden en vlijt- alleen beschaafd kan worden, en tot de volmaaktheid geraken.


KLEUR (De) De hoofdkleur van de Vrijmetselarij is van oudsher de blaauwe. De Orde geest van de hogere graden vond nodig, deze naar de verschillende systemen en graden met andere te verwisselen, zodat men in de op de Meestergraad volgende graden decoratiën en banden aantreft, van de kleuren van de regenboog.