Maçonnieke encyclopedie-M.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !



Moederloge
MOHABIM
Mohabone
MOlRA
MOKER
Molart
Molay
Mons, Or.°.B.F.
MONTACUTE
Montague
MONTALEAU
MONTAUBAN
MONTGOMERY
MONTMORENCY
MONTPELLIER
MOORDENAARS
MOPSE.
Mopsorde
MORAL LAW AND MASONRY
Proverbial Definitlon.
A Rule of Life.
Morals and Mysteries.
Apprentices and Masters.
Morality and Religion.
MORAVISCHE BROEDERS
Morgan
Moriah
Moria
MORIN
Moritz
Morlanwelz de/Mariemont, Or.°.B.F.
Mormonen
MORPHY
MORTON
GEORGE,
Jakob
JAKOB DOUGLAS
Moses
Mossdorf
MOST EXCELLENT MASTER
The Cap-Stone.








Moederloge noemt men die L.°. die eenige andere (dochter-Loges) gesticht heeft, of tot de stichting daarvan heeft aanleiding gegeven. Heden geschiedt de offiviële erkenning van een L.°. alleen door de Gr.°.L.°. of het Gr.°.O.°. , maar in de vroegere dagen kwam het meermalen voor, dat een Loge, doordat enkele van haar leden zich afscheiden, weer een nieuwe L.°. in ‘t leven riepen.
—Verder noemt de V.°. M.°. gewoonlijk de Loge waarin hij werd aangenomen zijn Moederloge.

MOHABIM. Een in de hoge graden voorkomend woord. (Zie Mac Benac.)

Mohabone
MOHABONE, MOABONE.
(Mahabone) is een woord dat in de Franse Loges van de Rit écossais voorkomt, en wel in afwisseling met Makbenak (z.d.). Over de beteekenis van dit woord loopen de gevoelens ook zeer uiteen en de ware is moeilijk vast te stellen. Sommigen leiden het af van Moäb in verband met de legende Genes. XIX: 36; terwijl anderen het in verband brengen met het woord bana/bouwen; dit geschiedt vooral in eenige Franse Oppergraden, waar de nieuw-aangenomene Mohabon wordt genoemd. In een Engelse catechismus wordt dit woord ook Mahabone uitgesproken, afgeleid uit het Iersch: Macha_ slagveld en bone = het einde, aldus: einde van de strijd.

MOlRA
MOIRA, FRANCIS,
MOIRA, FRANCIS RAWDON, BARON.
(FRANS Baron RAWDON, Graaf van) een uitstekend veldheer en staatsman, geboren 1754, was steeds ijverig verkleefd aan koning George lV, vroeger prins-regent (zie het Art. PrinS Van Walis), en werd door deze, op 24 November 1790, tot gedepuleerd Grootmeester benoemd. Door zijn bemiddeling werd er in 1806, een naauw verbond gesloten tussen de beide Groot Loges van Schotland en Engeland.

MOKER Zie Hamer

Molart
MOLART, WILLIAM.
(William—), Prior van Canterbury in de eerste helft van de XVde eeuw, was de schrijver van een Latijns handschrift dat nog in de bibliotheek te Oxford is, en mededeelingen doet aangaande een grote vergadering van bouwlieden die in 1429 gehouden werd. De titel van dit handschrift luidt: ,,Liberatio Generalis Domini Guilielmi Prioris ecclesiae Christi Cantuariensis, erga festum natalis Domini 1429"

Molay
Lennhoff,
Mackey
Jakob van , laatste Grootmeester van de Tempelheeren, werd op 18 Maart 1313 op een klein eilandje in de Seine, de tegenwoordige place Dauphiné, levend verbrand. (Z;. Tempelheren of Tempeliers.)

Mons, Or.°.B.F.
-R.°.L.°.1092 Persiverance, Rue Chisaire 16, werkt op Ma.

MONTACUTE (ANTON BROWN, Lord Viscount van) Groot-meester van de Groot Loge van Engeland (van de Modern Masons) in 1732.

Montague
Lennhoff,
MONTAGU,
MONTAGUE, DUKE OF.
(John Hertog van—) werd op 24 Juni 1721 geinstalleerd als Gr.°. Mr.°. N.°. van de Engelse Gr.°. Mr.°.—Hij heeft grote invloed uitgeoefend op de tegenwoordigen vorm van de Vrijmij.°.
In de vergadering van de Groot Loge, van 27 December van dat jaar, gaf die Grootmeester aan 54 geleerde Broeders de last, het handschrift van het door Anderson opgestelde Konstitutieboek te onderzoeken, en deze gaven, in de vergadering van 25 Maart 1729, verslag, dat zij dit werk, na eenige daarin gebrachte verbeteringen, goedkeurden, waarop de Grootmeester last gaf, het te drukken. Toen het voleindigd was, stelde Anderson het nieuwe Konstitutieboek, door Desaguliers voorzien van een opdragt aan de Hertog van Montague, op de 17e Januari 1725, in handen van de Groot Loge, die haar goedkeuring, te voren daarvan gegeven, bevestigde.
Thans overtuigden zich verstandige (ingenious) mannen uit alle vakken en standen (faculties and, stations), dat liefde en vriendschap het cement van de Loge was, en verzochten dringend aangenomen te worden, daar zij deze vreedzame Broederschap stelden boven andere verenigingen, in welke de goede verstandhouding vaak werd gestoord door hartstochtelijke woordentwist.
De uitmuntende wijze van beheer van de Grootmeester Montague, deed de uitstekendste omder de Broeders verlangen, hem die waardigheid nog een jaar op te dragen, en zij verschoven daarom de toebereidselen voor het Groote Loge feest.
De Hertog van Wharington( zie dat Art.), sedert kort tot Broeder aangenomen, reikhalsde nochthans, naar het bekleeden van de stoel, en trok een aantal Broeders tot zich, die op 24e Juli; 1722. met hem in Stationers-Hall bijeenkwamen. Deze Broeders deden in die vergadering, bij afwezigheid van een Groot-officier, de stoel bezetten door de oudste Meester V.°. M.°., die wat evenzeer onregelmatig was- niet eens de waardigheid van reg.°. M.°. van een Loge had; en deze riep, zonder het in acht nemen van de herkomstige plechtigheden, met luider stem, genoemde Hertog tot Grootmeester van de VV.°. MM.°., en Josua Timson, een hoefsmid, en Willem Hawkins, een metselaar tot Groot-opziener uit; maar de Loge was niet in behoorlijke vorm geopend of gesloten, en ook benoemde de Hertog geen gedeputeerd Meester. Onder die omstandigheden erkende die BB.°., welke geen onregelmatigheden wilden dulden, de Hertog van Wharton niet in zijn waardigheid, tot eindelijk Br.°. Montague de breuk van de eendragt heelde, door het bijeenroepen van de Groot Loge (17 Jan. 1723), in welke de Hertog van Wharton, na gedane belofte, gemoedelijk en trouwgezind (true and faithfull) te zijn, door de Gedeputeerde Groot M.°. BEAL, Med. Dr., tot Gr.°. M.°., uitgeroepen, en door de fungeerende Groot-Officieren en Officieren van 23 Loges plechtig werd geinstalleerd, waarna hij Dr. Desaguliers tot Gedeputeerd Gr.°.. M.°., en Jozua Timson en Jakob Anderson' tot Groot-Opzieners benoemde

MONTALEAU Zie ROETTIERS.

MONTAUBAN. Te Montauban, in Frankrijk, bewoog de zendeling Guyon, in 1828 een drietal leden van de Loge des Arts Réunis, hun Vrijmetselaars diploma's in het midden van de kerk, in tegenwoordigheid van de vergadering van de gelovigen te verbranden,

MONTGOMERY (Rogier van) Graaf van Shrewsbury en Arundel. Zie Gundulph.

MONTMORENCY (ANNE KAREL SIGISMUND VAN MONTMORENCY, Hertog van) Zie LUXEMBURG.
Lennhoff
MONTMORENCY - LUXEMBOURG

MONTPELLIER
MONTPELLIER, HERMETIC RITE OF.
(AKADEMIE DER WARE METSELAARS VAN) was een vereniging, in 1778 opgericht door de Groot Loge van het Graafschap Venaissin (zie VENAISSIN en Pernetti).
De graden bestonden uit zes, als:
1. Waar Metselaar.
2. Waar Metselaar op de rechte Weg.
3, Ridder van de goude Sleutel,
4. Ridder van de Regenboog.
5. Ridder der Argonauten.
6. Ridder van het gulden Vlies.
Zij beoefenden de hermetiesche Ritus, die ten doel had een zinnebeeldig verklarend onderricht te geven, in de scheikundige gedaanteverandering van de metalen, en het daar stellen van een algemeen geneesmiddel en levens elixer.

MOORDENAARS (ORDE DER) of beter, ORDE DER ISMAELIETEN VAN HET OOSTEN, of ORDE DER ASSASSYNEN. Deze vereniging heeft haar naam van moordenaars ontvangen, door verkeerde uitlegging van het woord assassynen, tot welke verkeerde uitlegging men is geleid door de bloeddorstige aard van de leden. De naam assassynen, is een verbastering van het Arabiesche woord haschischin, en betekent: kruideneters; omdat zij de nieuwelingen een bedwelmende drank gaven, vervaardigd uit kruiden , haschische genaamd. Deze Orde werd, op het einde van de elfde eeuw, gesticht door een zendeling van de Karmathieten (zie het Art. Rawendi), die Hassan-ben-sabah-Homaïre genaamd werd. HASSAN, te Khorasson geboren, had in zijn jeugd een vriendschapsverbond gesloten met een makker, Nisal Molmoulk, waarbij zij wederkerig beloofden, elkaar voort te helpen en te ondersteunen. De laatst genoemde Groot-Viezier geworden zijnde, herinnerde HASSAN hem het bezworen verdrag, deze verklaarde zich bereid, er aan te voldoen, stelde hem aan de sultan voor, die HASSAN, op zijn voorspraak, eerbewijzen en schatten schonk. Groot geworden zijnde, wilde Hassan op alle wijzen de val van zijn weldoener bewerken. Nisal ontdekte zijn plannen, en deed Hassan met schande verjagen. Woedend om het mislukken van zijn pogingen en zijn welverdiende, te zachte, straf, stichtte Hassan de Orde van de assassynen, die de sultan en zijn viezier weldra ombrachten. - In 1090 veroverde hij de bergvesting Alamout, nabij Jasbin, in de Provincie Irak (Perzië), welk kasteel hij versterkte, van water en andere benodigdheden voorzag, zodat het een lang beleg kon doorstaan. Het leerstelsel van de Ismaëlieten (zie het Art. Rawendie) was vroeger in twee klassen verdeeld, die van de Refik (Gezellen) en van de Dai (Meesters). Hassan voegde er nog een bij, en wel die der Fedavi (de Gewijden, die zich opofferen). Deze naam was echter niet gelijkluidend met ingewijden; want voor die klasse werden de geheimen juist met zorg geheim gehouden. Zij vormden de lijfwacht van het algemeen Opperhoofd, waren de blinde werktuigen van hun hoofden, en steeds gewapend, om de hun gelaste moord te volbrengen. Vond men een jongeling, die men geschikt achtte een van de fedavi te worden -dit was de eerste of minste klasse - dan nodigde het algemeen Opperhoofd, of een van de mindere hoofden, hem te eten, of tot een bezoek. Hier werd hij door drank bedwelmd, en in die toestand naar een van hun lusttuinen gebracht Deze tuinen, gelegen te Alamout, in Perzië, en Masziat, in Syriëf leverden alles op, wat de zinnen kon strelen, bloembedden, vruchtbomen, grasperken, bosjes, priëelen, murmelende beekjes van helder water, enz. Alles was zo schilderachtig aangelegd, en met weelderig gemeubelde kiosken versierd, dat rnen daardoor getroffen moest worden. Keurige spijzen en dranken werden er, in prachtig vaatwerk, toegediend door schone meisjes. De mengeling van het gezang van de vogels, van harptonen, zoetluidend‚ mensenstemmen en het murmelen der beken, maakte de betovering volkomen, zodat de jongeling, die er heen gehracht werd, na het wijken van zijn eerste bedwelming, door de zwijmel van de zinnen in een nieuwe roes kwam, waarbij hij waande in het paradijs te zijn, door Mohamet aan de vrome Muzelmannen toegezegd. Achtte men dat hij zich genoeg in zingenot en wellust had gebaad, dan zorgde men, dat hij weer bedwelmd, en buiten de tuinen gebracht werd. Bij zijn ontwaken bevond hij zich in tegenwoordigheid van een van de hoofden, die het voorgevallene ten nutte maakte, om hem te belezen, dat hij een hemels gezigt, en een voorsmaak had gehad van het genot, tot loon beschoren aan hen, die het geloof verbreidden, en blinde gehoorzaamheid aan hun Opper- hoofd betoonden. Was de weelderige opvoeding van de jongeling, die toegetreden was, voltooid, dan wapende men hem om al degenen te moorden, die de Orde, of hare vrienden beledigd hadden, en op welke moorden zij, geholpen door vermomming, met zo veel list te werk gingen, dat hun dolk niet te ontgaan was. Zij die in het uitvoeren van hun last vielen, werden beschouwd als martelaars, wie de hoogste zaligheid was beschoren. : Door de inrichting van de Orde had het Opperhoofil grenzeloze macht over de geest van de fedavi. De Sultan Melek Schah, ongerust door het aantal bergvestingen, in korte tijd door Hassan gebouwd, deed hem door een Officier aanzeggen, die te ontruimen. Hassan, die de Officier goed ontvangen had. liet zich niet uit, maar beval een fedavi, zich te doorsteken, en een ander, zich van een toren te werpen. Dit werd dadelijk zonder aarzelen of morren ten uitvoer gebragt. Nu zei Hassan tot de Officier, die door het gezicht van de beide lijke verplet stond: "Zeg uw meester, wat gij hebt gezien, en dat ik het bevel voer over zeventigduizend evenzeer aan mij verknochte mannen." Nu en dan gebruikte men andere middelen , om machtige vijanden in bedwang te houden en af te schrikken, zonder nodeloos bloed te storten. Zo kocht Hassan eens een slaaf van een sultan om, de, terwijl de vorst sliep, naast zijn leger een dolk in de grond moest steken. De sullan liet echter de schrik, bij het ontwaken daarover gevoeld, niet merken. Kort daarop schreef hem het opperhoofd: " waren wij de sultan niet genegen, de dolk was in zijn borst, niet in de grond gestoken. Waarop de sultan zijn uitgezonden troepen terug trok, vrede maakte en Hassan een jaargeld toekende.
Behalve de fedavz, was er een klasse van lassik, of Kandidaten tot de Orde, die mede een deel van de wacht van het Opperhoofd vormden. De Orde werd bestuurd door het Opperhoofd, of de Grootmeester, door de schrijvers ook wel de Oude van de berg genoemd. Op deze volgde de Daïlkebir, of Hoofd wervers, die de drie Provinciës Dschebal, Kouhistan en Syrië bestuurden (welke aan het gczag van de Orde waren onderworpen). en die een groot aantal burgerlijke en militaire ambtenaren onder zich hadden. Tegen de helft van de twaalfde eeuw had de Orde haar gezag uitgebreid over de streek, bepaald door de grenzen van Khorassan, het Syriesche gebergte, Musdoramus, de Libanon, de Kaspiesche en Middellandse Zeeën. Alles onderwierp zich sidderend, of werd cynsbaar. Hassan stierf in 1124, en had Kia-Buzurgomid tot zijn opvolger gekozen, als de Daï, die hem daartoe het geschikst voorkwam; doch werd die waardigheid spoedig erfelijk. De Orde bloeide tot 1254. Toen viel DJENGIS-Kahn’s kleinzoon, Mangou-khan, met zijne Mongoliërs in het oosten, onderwierp Perzië, vernietigde het khalifaat van Bagdad, en ook tevens de Orde van de assassynen. Alamout en bijna al de verdere sterkten vielen in zijn macht, en de leden werden grotendeels gedood , gevangen genomen, of verstrooid. Zij hield zich echter langer staande in Syrië, waar ze nog in 1326 bestond.

MOPSE.
MOPSORDE
MOPSES.
MOPSORDEN.
Een deelgenoote van een Vrouwen Loge, Mops-Loge genaamd. In het koningrijk der Nederlanden bestaan zulke Loges niet; ook zijn zij daar verboden door de Groot Loge. Te Wenen ontstond in 1758 en 1740 een zodanigeVrouwen-Orde, en werd ook in Frankrijk erkend. Zie verder de Artikels MAC0NNERIE D ADOPTION en VROUWEN-ORDE.

Mopsorde (Mopsloges, Ordre des Mopses, Lodge of the Mopse, Mopselanget). Het ontstaan en het wezen van deze z.g. Orde, uit mannen en vrouwen bestaande, die trouwens met de werkelijke Vrijmij.°. niets gemeens heeft, liggen nog in het duister; zelfs is niet met zekerheid aan te wijzen waar ze geboren is. Men neemt algemeen aan, dat de oorsprong in ‘t volgende gezocht moet worden. Na de banbul van Clemens XII (z.d.) zagen vele Katholieken zich genoodzaakt de Bond van VV.°. MM.°. te verlaten on om nu toch iets dergelijks te hebben, stichte zij de Mopsorde. Onder die stichters behoorde nu ook de geestelijke keurvorst van Keulen, Clemens Augustus, Hertog van Beieren die voor het verschijnen van bedoelde bul Maçon was en de oprichting van de Mopsorde zeer begunstigde, omdat hij gaarne de omgang van de dames genoot en hem daar de gelegenheid daartoe werd aangeboden. Men zegt dat alleen Katholieken in deze Orde werden opgenomen. In Nederland heeft deze dwaasheid nooit ingang gevonden. Er is nog een medaille voorhanden waarop de letters L. C. D. M. F. A. N. 10 Jan. 1745, die aldus verklaard worden: ,,Loge centrale des Mopses fondée a Nancy"; dit exemplaar is uit Neurenberg afkomstig zodat anderen ook lezen: ,,Le chapitre des Mopses fondé a Nurenbourg." Deze z.g. Orde verdween toen de Adoptie-Vrijmetselarij opkwam

MORAL LAW AND MASONRY
MORAL LAW.
Proverbial Definitlon.
A Rule of Life.
Morals and Mysteries.
Apprentices and Masters.
Morality and Religion.
MORAL LAW AND MASONRY The ethical value of Masonic law and counsel in those matters which belong to the conduct of life is the value of moral law-written or unwritten-as recognised- mutatis mutandis-by civilised conscience at all times and everywhere. Masonry, by its proper hypothesis, is " a system of morality, viled in allegory and illustrated by symbols.'' As this apothegm has been quoted many thousands of times by persons who regard it as a hall-mark of perfection, a doctrinal statement which must carry conviction of necessity, it would appear to have escaped every one that it is more strictly a title of futility and the consecrating charter of a particularly crass convention. Under what pretence is it needful or even tolerable to veil ethical teaching under figurative vestures, whether of allegory or types ? The matter at issue concerns a code which is already in the hands of every one and is written-thank God-in the minds and hearts of myriads out of every tribe and tongue and people and nation. It is withal so simple that there is no difficulty in teaching it directly, while an allegorical and symbolical system of some complexity is about the last instrument which is required to explain or enforce it. The inherent and natural force of moral law has no need of devised fables. There is above all no warrant for secrecy and mystery over the plain basis of individual and social conduct. The sentiment which governs such procedure is therefore false and its pretence fictitious.
Proverbial Definitlon.-Fortunately the proverbial definition does not happen to be adequate-by which I mean that it does not comprehend its subject, for the essence, the spirit and the truth of Masonry escape therein. Were this otherwise, it would be actually, as it was branded by De Quincey, the great imposture of the modern world. Moreover, on the evidence of Masonic history, it has not succeeded in constructing a more perfect type than other systerns of ethical discipline which have operated in the past or are now at work upon humanity. The Churches are said to have failed, and according to divine measures there may be no question that they are found wanting, but the last body of men to prefer a charge against them would be, I think, the Masonic Brotherhood. It is about the last that can be regarded in any special or predominant sense as a conservatorium of forces for the successful improvement of society. When it is said that a Mason who abides scrupulously by the counsels of his Order cannot fail to be an estimable rnan, this statement may be accepted without reserve; but the laws of Masonry are only the lowest expression of an universal standard and as much may be affirmed of any person, outside the Fraternity, who elects to guide his life by the common code of good conduct; while no more can be claimed for the best Mason qua Mason, than for any good and law-abiding person outside that pale, because they are both self-regulated by the dictates of the same ideals.
A Rule of Life.-The defence of Masonry within the limits of the ethical hypothesis which it has chosen to assume is of course that no moral code forms an abiding rule of life, or in other words that the best of us fall lamentably short of any and every standard, induding our own; and in face of this fact the serious attempt of any guild or society to propose and demand a certain rule of conduct must comrnand respect and does, successful or otherwise, give it some claim on existence. However simple and for the most part undisputed, however painfully expressed in terms of convention and platitude, the moral counsels of Freemasonry make up a code which most of us have failed to observe in any plenary or vital sense and are therefore a rule of life which we are still called to attain. So far as the code is unpractised it stands for the hopes of humanity, since we all look to do better. The " sublime principles " of " relief " and brotherly love cannot be heard of too often so long as there is hate in the world and so long as there is want therein. So long also as that other sublime principle which is vaguely called " truth " is a notion without a criterion above all in Masonry- we cannot hear of it too often, nor seek too long for its unerring standard, looking for that day when the age-long question of Pilate shall at last be answered in our hearts.
Morals and Mysteries.-When this has been granted freely and a free field left for the moral counsels, qua unadorned counsels, it remains that the institutes of ordinary good citizenship are an improper subject of symbolism, that a sacramental institution, a dramatic mystery, or a mode of ceremonial initiation which exists simply to inculcate such institutes, or to lay special stress on altruism, the higher immunities and the admitted bonds of our humanity, or even the abstract notion of truth and the doctrines of imprescriptible right, by recourse to veils of allegory and illustrations of symbolism, mobilises too great a force to accomplish too simple a purpose, as from early childhood we have been taught the same things more naturally and hence better by the catechisms of all the churches. And further, it does not appear that the more cumbrous method conduces to the end more surdy. To teach duties which are transparent by the help of complex machinery does not, however, as yet do outrage to the good sense of many and perhaps the majority of persons, because the general mind of the world is only just emerging from the ethical period, both in literature and art. But the plain story with an obvious moral, the picture which reads a homily and has all its merit therein, the poem which has no other title than to offer a good example are monstrosities in the eyes of ut, and yet are not so ridiculous as the three, seven or ninety and seven Grades of a system which boasts for its solid foundation the practice of those conventions which make political association possible. I am in no wise minimising these conventions-as made clear indeed already-but I affirm that having been entered, passed, raised, advanced, exalted, installed, perfected,tand having attained the other titles of Masonic nobility, there must be a sense of disparity in learning that the last secrets are like the first secrets, that the man in the street knows them, Sat they are preached from all the housetops and are indeed recurring thames of every Sunday school.
Apprentices and Masters.-Within even the limits of the Craft, we have seen, however, that Masonry is not comprehended by what I have called its proverbial definition and that its central legend takes us back through all the Christian centuries to the Instituted Mysteries of the past. Unfortunately those who confer its Grades and those who receive them know nothing at all on this side of the subject in the vast majority of cases. It comes about in this manner that the real secret of Masonry is not taught openly in the Masonic Lodges but is discovered-if it is discovered-by the initiate for himself: the Apprentices are therefore innumerable and the Masters few.
Morality and Religion.-It remains to be said that morality is the gate of religion, but is not religion itself, and it is therefore in virtue of a true though blind instinct that those who regard ethics as the total sum of Masonry are those also who deny is religious aspects. So also morality is the gate of perfection-a sine qua non thereof-but it is not the perfect way. It is the presupposed mode of entrance on the path which leads to God-I mean, to our end of being. The Lost Word of Masonry-the escaped secret-which should give it life and meaning is not an ethical value or a moral principle. It belongs to another region, being that of reality, into which no consideration of conduct can ever enter-true as it is that willing evil conduct shuts the gate of attainment.

MORAVISCHE BROEDERS
MORAVIAN BRETHREN.
Moravische Broeders,
(ORDE DER) Zie Mostaardkorrel.

Morgan
MORGAN, WILLIAM .
MORGAN-AFFÄRE,
(William —) z. Anti-Maçonnerie. Met deze naam is een zeer donkere bladzijde in de geschiedenis van de Vrijmij.°. verbonden, en nog altijd is daarover geen voldoend licht opgegaan. Morgan werd op 7 Aug. 1774 in Culpepper (Virginië) geboren. Na allerlei lotwisselingen, en na aan de oorlog een werkzaam aandeel genomen te hebben, hervatte hij weer zijn vroegeren arbeid, en werd hij weer gewoon metselaar. Maar een oogziekte, waaraan hij geruime tijd leed, noodzaakte hem zijn werk te staken, zodat hij met vrouwen kinderen bepaald armoede leed. Hij was V.°.M.°. en besloot toen een werk over de Vrijmij.°. uittegeven, om daardoor iets te verdienen. Intussen was hij naar Batavia (in de Staat New-York) verhuisd.
— Daar verbreidde zich, in de zomer van 1826, het gerucht, dat Morgan bezig was een werk te schrijven over de geheimen, tekens, woorden en ceremoniën van de Vrijmetselaren, en dat hij reeds een overeenkomst had aangegaan met zekeren schilder, David C. Miller, die zijn werk zou illustreeren. Dat gerucht baarde grote ongerustheid onder de Vrijmetselaars van de naburige plaatsen (in Batavia zelf was geen Loge), en allerlei conferentiën werden gehouden om te overleggen, op welke wijze men Morgan’s plan zou kunnen verijdelen. Als gevolg daarvan vormde zich een complot tegen hem, dat besloot hem te ontvoeren. Een der zamenzweerders wist te bewerken, dat er een bevel tot inhechtenisneming tegen M. werd uitgevaardigd wegens een private schuld die hij niet kon betalen; en voordat zijn vriend Miller voor hem betalen kon, werd Morgan naar Canondagua gebracht. Een ander van de zamenzweerders betaalde nu zijn schuld, maar maakte zich, toen hij uit de gevangenis werd gelaten, van hem meester en leverde hem over aan eenige anderen van het complot die in een gereedstaand rijtuig op hem wachtten, en hem naar 't afgelegen graafschap Niagara voerden. Hier had de cherif Eli Bruce reeds vooraf gezorgd dat een goed verzekerde gevangenis voor hem in gereedheid was gebracht, en wel in het fort Niagara, waarvan de commandant ook V.°. M.°. was. Men wilde hem goed behandelen, maar alleen maar zorgen dat hij zijn plan om dat werk uittegeven niet kon volvoeren. Natuurlijk werd de ontvoering ontdekt, en de leden van het complot werden tot kortere en langere gevangenisstraf veroordeeld. Maar 't gelukte de justitie niet de ongelukkige Morgan optesporen; bovendien, het fort stond aan de oever van de zijde van Canada, en de Amerikaanse beambten hadden 't recht niet, daar huiszoeking te doen.
—Tot dusver is 't bericht aan geen twijfel onderhevig. Maar ‘t is nu nog onzeker wat verder 't lot van Morgan is geweest. Volgens sommige berichten, zou de vrouw van de bewaker van de gevangene achterdocht hebben gekregen, en haar man gedreigd hebben aan de zaak ruchtbaarheid te geven. De zamenzweerders meenden toen dat er maar een middel was om Morgan verder onschadelijk te maken, n.l. hem te vermoorden, en verdronken hem in de Niagara. Volgens anderen zou hij vermoord zijn geworden door een medegevangene, zekere Howard, die om een misdrijf uit Amerika gevlucht was.
— Het verdwijnen van Morgan baarde natuurlijk groot opzien en maakte dat er tegen de Maçonnerie een beweging op touw werd gezet, die haar oneindig veel kwaad berokkende.
— Intussen is in latere tijden een ander verhaal in de wereld gekomen, dat niet geheel onmogelijk is. In het te N. York uitgegeven tijdschrift "Triangel" komt een mededeeling voor van zekeren Br.°. Bloom van 19 Nov. 1859, waarin deze het volgende verklaart: hij was in 1831 te Smyrna, waar hij geruime tijd woonde, in kennis gekomen met een Amerikaan die tot de Mohammedaanse godsdienst was overgegaan, de naam Mupstapha had aangenomen en daar les in 't Engels gaf; deze had hem medegedeeld eigenlijk William Morgan te heten, en het portret dat hij nu in Amerika van deze had gezien, had hem tot de overtuiging gebracht dat Morgan en Mustapha een en dezelfde persoon was. Een ander Br.°., zekere Goodal, een zeer geacht persoon, verklaarde later in hetzelfde tijdschrift, dat hij te Constantinopel met twee daar toen nog levende personen gesproken had, die beiden te Smyrna zekeren William Morgan gekend hadden en die aan een hunner onderwijs in 't Engels en Frans gegeven had; dat deze daar de Turkse kleding had aangenomen en zich Mustapha noemde. Het bedoelde werk van Morgan is intussen reeds in 1826 in 't licht gegeven, onder de titel: lllustrations of masonry by one of the fraternity who has devoted thirty years to this subject.

Moriah
Lennhoff
MORIAH, MOUNT.
De berg (Genes. XXII 2,4) waarop Abraham zijn zoon zou hebben willen opofferen en waarop later de Salomonische tempel zou zijn opgebouwd. Dit woord komt in verschillende Hoge Graden voor.

Moria Moria zie Leeuwarden O.°.

MORIN
MORIN, J. P. H. VON.
MORIN, STEPHEN.
MORIN, ETIENNE
MORIN
(STEPHAN,) Deze Br.°., geboortig van Parijs ) beroofde het eerst het oud-Engelse stelsel in Amerika van zijn oorspronkelijke eenvoud, door het toevoegen van de bontkleurige Franse hoge graden. Toen hij in 1761 daarheen reisde, verkreeg hij van de Conseil des Empereurs d'orient et d'occident, te Parijs, een patent (lettress patentes pour consitutions), gedagtekend 27 Aug. 1761, waarbij hem de waardigheid van Deputé Grand Inspecteur van alle delen van de nieuwe wereld, en de macht werd gegeven, aan gene zijde van de oceaan, de V.°. M.°., door de mededeling van alle door de Conseil erkende 25 hoge graden, te verbreiden, waaronder ook begrepen was, dat hij de Officieren naar zijn welbehagen kon kiezen. Hij stond toen ingeschreven als Grand Élu parfait et ancien Maitre sublime Prince Macon, Chevalier et Prince sublime de tous les Ordres de la Maçonnerie de Perfection.

Moritz
en LAZARUS-ORDE
Mackey
MORITZ, KARL PHILIPP,
Deze Orde werd in 1434 door Amadeus Vll, hertog van Savoye, gesticht om een nauwere vereniging te bewerken tusschen godsdienst en politiek. Deze Orde geraakte spoedig op de achtergrond, totdat Paus Paulus XIII haar met de Lazarus-Orde verenigde onder de naam van: Orde van de Heilige Moritz en Lazarus. De bezittingen van de Orde kwamen later aan de kroon van Savoye die de inkomsten gebruikte om aan de leden ervan later een pensioen te verzekeren; de Orde was intussen een gewone ridderorde voor burgerlijke en militaire verdiensten geworden.

Morlanwelz de/Mariemont, Or.°.B.F. -R.°.L.°.1251 Le Flambeau - Raoul Warocque, Av.Churchill 2 .

Mormonen
Lennhoff
MORMONEN
Mormonen,
De VV.°.MM.°. in Utah hebben besloten geen Mormonen in de 0.°. optenemen, en zij die reeds Vrijmetselaar zijn, worden buiten de Loge gesloten. In 1844 werden de drie Loges die te Nauvoo, een Mormonenstad, bestonden voor clandestien verklaard; aan alle Gr.°. LL.°. in de Ver. Staten werd daarvan kennis gegeven, terwijl alle maç..°.. bladen in Amerika werden uitgenoodigd, dit besluit te publiceeren. De dood van Joseph Smith, de verdrijving der M. uit Nauvoo en hun vertrek naar Utah maakten weldra een einde aan de Vrijmij.°. onder hen. Toen ze in Utah waren aangekomen, ontwikkelde zich de veelwijverij onbelemmerd, en Brighan Young, de profeet, bedacht iets dat een mengsel was van veelwijverij met hetgeen hij vroeger van de Vrijmij.°. had gehoord, namelijk de inwijdings-ceremonie (Endowment) die iedere goede Mormoon moet ondergaan, voordat hij aanspraak kan maken op de zegeningen van de ware kerk. Deze ceremonie bestaat uit drie Graden, waarvan elke zijn eigen paswoord en aanraking heeft, daarbij wordt dan een eed afgelegd waarin ook voorkomt, dat men een eeuwige haat koesteren zal tegen de Regering van de Verenigde Staten. John Hyde, een afvallige Mormoon, deelt dienaangaande enige nadere bijzonderheden mee en zegt dat die tekens, woorden enz. een nabootsing zijn van de maç.°. gebruiken, maar dat die dagelijks veranderd en verbeterd worden." 't Is daarom geen zeldzaamheid, wanneer men in Utah iemand een maç.°. teken ziet maken hoewel hij geen Maçon is; maar uit de wijze waarop hij dit doet blijkt toch, dat hij het teken niet begrijpt en dus niet tot de Brsch.°. behoort. Een in de Salt Lake City gevestigde Loge deed in 1868 aanzoek bij de Gr.°. L.°. van Colorado om vergunning te krijgen ook Mormonen te recipieeren, maar dit werd toen—en zeer terecht— geweigerd.

MORPHY.
Mackey
De naam van een van de negen Uitverkoren Meesters, welke uitgezonden werden om de verslagen Meester Hiram op te zoeken. De namen van de overigen zijn: Johaben, Alkebar, Bertemer, Dorson, Kerem, Stolkin, Tercy en Zerbal.

MORTON.
GEORGE,
Jakob
JAKOB DOUGLAS
MORTON, JAMES DOUGLAS
MORTON, JACOB,
MORTON, SAMUEL G. (1799-1851) .
GEORGE, Graaf van) was Grootmeester van de Groot Loge van Schotland, in 1791 en 1790.
Jakob was Grootmeester van de Groot Loge van Schotland, in 1740.
JAKOB DOUGLAS was Grootmeester van de Groot Loge van Engeland (der Modern Masons), in 1741.

Moses
Mackey
Aangaande deze hervormer en wetgever der Israelitische stammen worden vele legenden verhaald; natuurlijk ook, dat hij was ingewijd in alle Egyptische mysterien, waarbij men zich beroept op Philo's ,,Leven van Mozes". In eenige oppergraden komt de naam Moses dan ook voor, als een woord van symbolische beteekenis.

Mossdorf (Friedrich—), Koninkl. Saksisch Hof- en Kanselarij-secretaris, werd op 24 Maart 1757 te Eckartsberge in Thuringen geboren. Hij studeerde aan de universiteiten te Jena en te Leipzig in de rechtsgeleerdheid, en werd weldra tot het straks genoemde ambt bevorderd. Hij overleed te Dresden op 16 Maart 1848.
—Op 15 Oct. 1777 werd hij in de Loge ,,Minerva zu den drei Palmen" te Leipzig als V.°.M.°.. aangenomen en in het volgend jaar tot Metgezel en Meester bevorderd. Weldra wijdde hij zich met zijn vele gaven aan de beoefening van de maç.°. wetenschap. Met Fessler (z.d.) was hij zeer bevriend en hij werd lid van diens wetenschappelijke "Engbund". Verder hielp hij Krause (z.d.) bij de bewerking van diens hoofdwerk over de drie oudste oorkonden van de Vrijmij.°.. Dit werk baarde zoveel opzien, dat beide auteurs, voor onbepaalden tijd, buiten de L.°. werden gesloten. M. werd daardoor geen afvallige, integendeel, hij wijdde zich voortdurend aan de K.°. K.°. hoewel hij ernstig onderscheid maakte tussen Vrijmij.°. en Logewezen, dat hij vooral uitsprak in zijn beroemd werk: "Mittheilungen an denkende Freimaurer" (1818) welk werk weer tal van tegenschriften in 't leven riep.
—Hij had zich, sedert hij V.°. M.°. was geworden, toegelegd op het verzamelen van allerlei maç.°. werken, brieven, handschriften, enz. enz., welke verzameling hem in staat stelde de "Encyclopedie der Freimaurei"van C. lenning uit te geven.

MOST EXCELLENT MASTER
Lennhoff
The Cap-Stone.
There are two distinct recensions of this Degree, and they have no relation to each other. One of them appears to trespass somewhat perilously upon the mode of Installing the Master of a Craft Lodge of Freemasons, so I can say only concerning it:
(I) That the fact of its existence in the AMERICAN RITE accounts for an important practical difference which obtains between the Installation in question under that obedience and the rule of the English Rite;
(2) that according to this recension the Grade of MOST EXCELLENT MASTER was hypothetically established after the dedication of the Temple as a distinguishing mark of King Solomon's approval bestowed upon one of his most skilful workmen. It was that which followed immediately on the manifestation of the Holy Shekinah betwreen the Cherubim on the Mercy-Seat. The Keystone and Ark of the Covenant belong hereto.
The Cap-Stone.-According to the alternative version, being that of the EARLY GRAND RITE, it was instituted to commemorate " the laying of the Cap-Stone of the Temple," signifying its full and perfect completion. The motives which governed the codices of both offered a signal opportunity to any maker of Ritual who was also a Master in the Mystical Israel, but it has been missed as usual, so that we have elementary procedure apart from significance in symbolism and pseudo-historical expatiation apart from real point. The dosing words indicate that the MOST EXCELLENT MASTER-under the Scottish Jurisdiction-" ends all connection between the Grades of the EARLY GRAND RITE and the first Temple at Jerusalem."